7. In het kader van deze richtsnoeren brengen het college en de d-g NMa een onderscheid
aan in drie functies die een aanbieder van een omroepnetwerk kan vervullen, te weten
(1-) de functie van aanbieder van de netwerkinfrastructuur, (2-) de functie van aanbieder
van het standaardpakket, en (3-) de functie van aanbieder van andere diensten, zoals bijvoorbeeld programma’s
en telecommunicatiediensten. Onderhavige richtsnoeren hebben in beginsel alleen betrekking
op de twee eerstgenoemde functies van de aanbieder van omroepnetwerken.
8. De door een programma-aanbieder voorgelegde geschillen kunnen betrekking hebben
op één of meer van de volgende typen conflicten: (a-) conflicten over de hoogte van
de gevraagde doorgiftevergoedingen, (b-) conflicten over andere toegangsvoorwaarden,
en (c-) conflicten als gevolg van toegangsweigering.
9. Bij de beoordeling van geschillen over de hoogte van de door een aanbieder van
een omroepnetwerk gevraagde doorgiftevergoedingen, zullen de volgende uitgangspunten
gehanteerd worden. Daar waar in deze richtsnoeren sprake is van een prijs van een
dienst of een activiteit, wordt daaronder verstaan de kosten van die dienst of die
activiteit, bepaald op grond van de principes van de integrale kostencalculatie op
basis van historische kosten (fully allocated costs), inclusief afschrijvingen en
exclusief betaalde rente, doch inclusief een redelijke rendementsvergoeding op het
geïnvesteerde vermogen, voor zover relevant voor de betreffende dienst of activiteit.
Toerekening netwerkkosten
10. In de functie van aanbieder van infrastructuur dient de aanbieder van een omroepnetwerk
aan alle van zijn infrastructuur gebruik makende aanbieders van programma’s en diensten
transparante en non-discriminatoire voorwaarden te hanteren en, per kanaal, een kostengeoriënteerde
prijs te berekenen. Deze verplichtingen gelden ook ten aanzien van de aanbieder van
het omroepnetwerk zelf indien hij gebruik maakt van zijn infrastructuur voor het aanbieden
van programmapakketten of andere diensten.
11. Onder een kostengeoriënteerde kanaalprijs wordt door het college en de d-g NMa
het volgende verstaan: a) bij de berekening van deze prijs wordt het boven beschreven
principe van integrale kostencalculatie op basis van historische kosten gehanteerd,
waarbij de kosten bepaald worden van de verschillende elementen waaruit het omroepnetwerk
is opgebouwd; b) slechts de kosten voor die elementen van de netwerkinfrastructuur
die daadwerkelijk bij het transport van een bepaalde dienst worden gebruikt, mogen,
naar rato van het gebruik dat van dat element wordt gemaakt, worden doorberekend in
de kostengeoriënteerde kanaalprijs voor die dienst; kosten die niet specifiek toegerekend
kunnen worden, dienen omgeslagen te worden over de verschillende programma- en dienstenaanbieders
op grond van het effectieve capaciteitsbeslag2; c) de omvang van de door de aanbieder van een omroepnetwerk aan te houden capaciteit dient op rationele en transparante wijze te worden bepaald. De aanbieder van een
omroepnetwerk mag, binnen redelijke grenzen, de kosten die samenhangen met onbenutte
capaciteit, in rekening brengen. Alle programmaen dienstenaanbieders, die gebruik
maken van de infrastructuur of voor wie de aanbieder van het omroepnetwerk capaciteit
gereserveerd heeft, dragen in beginsel, proportioneel naar rato van hun effectieve
capaciteitsbeslag, bij aan de kosten van deze onbenutte capaciteit; d) door digitalisering
van het omroepnetwerk mogen programma- en dienstenaanbieders in beginsel niet gedwongen
worden de bandbreedte van een analoog kanaal in zijn geheel af te nemen, wanneer zij
slechts een deel van die capaciteit nodig hebben om hun programma’s of diensten door
te geven. Indien dit niet het geval zou zijn, zouden zij, totdat een deel van de leegstand
is opgeheven, volgens de hierboven onder c) geschetste systematiek worden geconfronteerd
met een groter aandeel in de netwerkkosten dan redelijk is. Teneinde dit ongewenste
effect te voorkomen, achten het college en de d-g NMa het in beginsel wenselijk dat
deze aanbieders niet méér transmissiecapaciteit behoeven af te nemen dan benodigd
is voor doorgifte van één digitaal programma. Het college van OPTA en de d-g NMa wijzen
erop dat bij zeer beperkte digitalisering van het omroepnetwerk op grond van redelijkheid
kan worden afgeweken van dit principe. e) binnen redelijke grenzen is het de aanbieder
van het omroepnetwerk toegestaan de aanbieder van een programma of een dienst gedurende
een aanloopfase van maximaal twee jaren een korting te verlenen op de kostengeoriënteerde
kanaalprijs, met dien verstande dat deze korting uit de algemene middelen van de aanbieder
van het omroepnetwerk gefinancierd wordt. De verleende korting dient in ieder geval binnen vijf aansluitende jaren door
de desbetreffende programma- en dienstenaanbieder te worden terugbetaald middels een
opslag op de kostengeoriënteerde kanaalprijs. Deze korting dient gebaseerd te zijn
op een transparante, objectieve en non-discriminatoire kortingsregeling, die door
de aanbieder van het omroepnetwerk vooraf gepubliceerd dient te worden.