III. Verhouding Telecommunicatiewet en algemeen mededingingsrecht
[Regeling vervallen per 02-12-2012]
6. Toepassing van mededingingsbevorderende bepalingen in de Telecommunicatiewet moet worden onderscheiden van de toepassing van het algemene mededingingsrecht. De
regelgeving ter zake van mededinging in de telecommunicatiesector wordt primair beheerst
door de betreffende bepalingen uit de Telecommunicatiewet. Het algemene mededingingsrecht
speelt een aanvullende rol. Achter die systematiek gaat de gedachte schuil dat als
gevolg van het zeer beperkt toestaan van concurrentie in het verleden door de overheid,
de marktverhoudingen in delen van de telecommunicatiemarkt dermate imperfect zijn
dat toepassing van het algemene mededingingsrecht niet snel genoeg leidt tot het ontstaan
van daadwerkelijke mededinging.
7. In dat kader moet op bepaalde punten een onderscheid worden gemaakt tussen het
begrip aanmerkelijke macht op de markt als bedoeld in artikel 6.4, Telecommunicatiewet en het begrip economische machtspositie in de zin van artikel 82 EG-verdrag en artikel 24, Mededingingswet. In de eerste plaats komt dat onderscheid tot uitdrukking in de afbakening van de
relevante markt. In artikel 6.4 van de Telecommunicatiewet is de relevante markt,
anders dan in het algemene mededingingsrecht, reeds gegeven (zie daarover meer in
het bijzonder hoofdstuk IV, paragraaf a en paragraaf b van deze richtsnoeren). Daarnaast volgt dat onderscheid
uit het feit dat de Telecommunicatiewet de hoogte van het marktaandeel (25%) vaststelt waaraan een marktpartij in beginsel
moet voldoen om aangewezen te worden als aanbieder met aanmerkelijke marktmacht. In
beide gevallen spelen derhalve de artikelen 82, EG-verdrag, en 24, Mededingingswet,
noch de jurisprudentie dienaangaande een rol.
8. In artikel 7.2 Telecommunicatiewet is de afbakening van de relevante huurlijnenmarkt niet gegeven. Artikel 7.2 Telecommunicatiewet
is de implementatie van artikel 2 van de Huurlijnenrichtlijn. In dit artikel is bepaald
dat een aanbieder geacht wordt over aanmerkelijke marktmacht te beschikken wanneer
zij 25% of meer van een bepaalde markt voor huurlijnen bezit. Verder volgt uit deze
bepaling dat een bepaalde markt voor huurlijnen wordt beoordeeld op basis van het
type/de typen in een bepaald geografisch gebied aangeboden huurlijnen.
9. Met inachtneming van het bovenstaande kan alleen in gevallen waarin de Telecommunicatiewet ruimte laat voor invulling van mededingingsrechtelijke begrippen, aansluiting worden
gezocht bij het algemene mededingingsrecht. Dit doet zich bijvoorbeeld voor bij de
toepassing van de criteria genoemd in artikel 6.4, vierde lid Telecommunicatiewet en bij de wijze van afbakening van de huurlijnenmarkt in productenmarkten en/of geografische
markten krachtens artikel 7.2 Telecommunicatiewet. Deze criteria vinden hun oorsprong in het algemene mededingingsrecht en worden noch
in de ONP-regelgeving, noch in de Telecommunicatiewet ingevuld.
10. Indien en voor zover algemene mededingingsrechtelijke begrippen worden toegepast,
zal het college over de invulling die daaraan door het college moet worden gegeven
overeenkomstig artikel 18.3, derde en vierde lid, Telecommunicatiewet advies aan de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit vragen.