1. Het college van de Onafhankelijke Post en Telecommunicatie Autoriteit (hierna:
het college) publiceert hierbij het besluit waarbij beleidsregels worden vastgesteld
die aangeven op welke wijze het college voornemens is invulling te geven aan artikel 13 van het Besluit ONP huurlijnen en telefonie (hierna: Boht) en aan zijn bevoegdheid krachtens artikel 15.1, derde lid, van de Telecommunicatiewet (hierna: Tw) om toe te zien op de naleving van het in artikel 13 Boht gestelde. Voor
wat betreft de interpretatie van artikel 13 Boht gaat het meer in het bijzonder om
de uitleg van de ‘plicht tot levering’.
2. De onderhavige beleidsregels moeten worden gekwalificeerd als beleidsregels in
de zin van artikel 1:3, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) en zijn overeenkomstig titel 4.3 Awb opgesteld.
3. Het college heeft bij brieven van 30 maart 2001 een concept van deze beleidsregels
aan marktpartijen voorgelegd en deze partijen in de gelegenheid gesteld commentaar
te geven op een concept van de beleidsregels. De door partijen weergegeven zienswijzen
heeft het college betrokken bij het opstellen van de onderhavige beleidsregels.
4. Sinds eind 1998 is in Nederland sprake van zeer lange leveringstermijnen voor huurlijnen.
Uit de publicatie van de Europese Commissie over de prestatieparameters van huurlijnen blijkt dat Nederland ten aanzien van de levertijden van huurlijnen slecht presteert.
Daarnaast volgt uit een recente studie dat in Nederland de situatie voor huurlijnen slecht is, vooral door de lange levertijden
en de beperkte concurrentie op dit terrein. In het Zesde Implementatie Rapport heeft de Europese Commissie zijn bezorgdheid uitgesproken over de lange levertijden
van huurlijnen: ‘…concerns have begun to arise regarding the difficulty in a number
of countries in obtaining delivery within a reasonable timescale…’.
5. Tijdens een in november 2000 gehouden informele bijeenkomst hebben marktpartijen
ten aanzien van de levertijden van huurlijnen met name aangegeven dat de leveringstermijnen
te lang zijn en dat de datum van daadwerkelijke levering onvoorspelbaar is.
6. Het belang van huurlijnen in de telecommunicatiemarkt is groot, omdat zij een noodzakelijke
bouwsteen van telecommunicatienetwerken zijn. Deze netwerken zijn van groot belang
voor de Nederlandse economie.
7. Huurlijnen worden afgenomen door eindgebruikers, vrijwel uitsluitend zakelijke
gebruikers, en aanbieders van telecommunicatiediensten en -netwerken. Laatstgenoemde
afnemers van huurlijnen zijn veelal ook de concurrenten van de aanbieder van die huurlijnen.
8. Door de nog beperkte concurrentie op de markt voor huurlijnen, zijn de afnemers
voornamelijk aangewezen op levering van huurlijnen door de aanbieder die bezit over
een aanmerkelijke marktmacht op die markt en als zodanig door het college is aangewezen
(hierna: de aangewezen aanbieder).
9. De concurrentie op de telecommunicatiemarkt wordt belemmerd indien de, met de aangewezen
aanbieder van huurlijnen, concurrerende afnemers de door hen bestelde huurlijnen niet
dan wel niet tijdig geleverd krijgen. Door bestelde huurlijnen niet dan wel niet tijdig
ter beschikking te stellen, is de aangewezen aanbieder in staat de mate van concurrentie
op de telecommunicatiemarkt te beïnvloeden.
10. Het binnen een redelijke termijn ter beschikking stellen van bestelde huurlijnen,
beschouwt het college als een essentiële voorwaarde voor het bevorderen van daadwerkelijke
concurrentie op de telecommunicatiemarkt.
11. Gelet op de voortdurende lange leveringstermijnen van huurlijnen en de nadelige
effecten daarvan op de Nederlandse economie en de concurrentie op de telecommunicatiemarkt,
acht het college het noodzakelijk een publiekrechtelijke invulling te geven aan de
leverplicht welke ingevolge artikel 13 Boht rust op de aangewezen aanbieder.