Hoofdstuk 4 van het Besluit bodemkwaliteit bevat de regels voor het toepassen van grond en baggerspecie op de landbodem en in
oppervlaktewaterlichamen. De nuttige toepassingen waarop het besluit van toepassing
is, zijn opgenomen in artikel 35 Bbk. Twee van die toepassingen hebben mede betrekking op de zee. De eerste is ‘verspreiding
van baggerspecie in een oppervlaktewaterlichaam, met het oog op de duurzame vervulling
van de ecologische en morfologische functies van het sediment, behoudens op of in
uiterwaarden, gorzen, slikken, stranden en platen, met uitzondering van de daarbinnen
gelegen aangrenzende percelen van watergangen met het oog op het herstellen of verbeteren
van die percelen’ (artikel 35 onder g Bbk). De tweede toepassing van baggerspecie
die regelmatig plaatsvindt op de Noordzee is ‘toepassing van grond of baggerspecie
in ophogingen in waterbouwkundige constructies en voor het verondiepen en dempen van
een oppervlaktewaterlichaam met het oog op de hoogwaterbescherming, de doelstellingen
van artikel 4 van de Kaderrichtlijn water, de bevordering van de natuurwaarden en
de vlotte en veilige afwikkeling van de scheepvaart’ (artikel 35 onder d Bbk).
Het Besluit bodemkwaliteit biedt weinig concrete aanknopingspunten voor het kiezen van een locatie voor het
verspreiden van baggerspecie op zee. De Noordzee heeft verschillende functies, waaronder
scheepvaart, zandwinning en natuur. Het verspreiden van baggerspecie binnen gebieden
met deze functies kan in strijd zijn met de zorgplicht van het Besluit bodemkwaliteit.
Op grond van deze zorgplicht moet degene die baggerspecie toepast en die weet of redelijkerwijs
had kunnen weten dat door zijn handelen nadelige gevolgen voor een oppervlaktewaterlichaam
kunnen ontstaan, die niet of onvoldoende worden voorkomen of beperkt door naleving
van de regels van het Bbk, die gevolgen zo veel mogelijk voorkomen of beperken. Het
schaden van de functievervulling van de Noordzee is een nadelig gevolg dat onder de
zorgplicht valt. In deze beleidsregel wordt een beslisschema geboden waarmee kan worden
bepaald of het verspreiden van baggerspecie in strijd is met de zorgplicht.
Op grond van het Besluit bodemkwaliteit worden alleen eisen gesteld aan de chemische kwaliteit van toe te passen of te verspreiden
baggerspecie. In bepaalde gevallen is echter ook de fysische samenstelling (de korrelgrootteverdeling)
van belang. Baggerspecie met een hoog slibgehalte komt bijvoorbeeld niet in aanmerking
voor toepassing in het kustfundament, omdat voor bescherming van het kustfundament
een hoge zandfractie is vereist. Deze beleidsregel maakt ook duidelijk welke locaties
op de Noordzee niet geschikt zijn voor de toepassing of verspreiding van baggerspecie
met een hoog slibgehalte.
Een nadere onderbouwing van deze beleidsregel is te vinden in het rapport ‘Afwegingskader
voor zoute baggerspecie – Nuttig toepassen op de Noordzee’ (Rijkswaterstaat Noordzee/DHV,
april 2012) dat te vinden is op www.Noordzeeloket.nl.
In artikel 43 Bbk is de bevoegdheid opgenomen om verspreidingsvakken aan te wijzen en vast te stellen
hoeveel baggerspecie binnen die vakken maximaal mag worden verspreid. Indien verspreidingsvakken
zijn aangewezen, is het verboden om baggerspecie buiten deze vakken te verspreiden.
Vanwege dit absolute verbod is het aanwijzen van verspreidingsvakken geen geschikt
middel voor de locatiekeuze voor het verspreiden van baggerspecie. Er wordt op de
Noordzee op heel veel plaatsen onderhoudsbaggerwerk uitgevoerd. De vrijkomende baggerspecie
kan veelal vrij dicht in de omgeving van het baggerwerk worden verspreid, in overeenstemming
met de eisen van het besluit. Dit leidt ertoe dat vrijwel de hele Noordzee als verspreidingsvak
zou moeten worden aangewezen, met uitzondering van die gebieden waar verspreiden in
strijd is met de zorgplicht of andere bepalingen van het Bbk. Het benoemen van voorkeurslocaties voor verspreiden, onder meer op basis van de
wens om het totale areaal waar verspreid wordt te beperken, laat zich echter niet
vertalen in de aanwijzing van verspreidingsvakken. Om deze reden is van het aanwijzen
van verspreidingsvakken afgezien.