De Uitvoeringsovereenkomst bij het Akkoord van Schengen (respectievelijk d.d. 19 juni
1990 en 14 juni 1985) is op 1 februari 1994 in werking getreden en per 26 maart 1995
in werking gesteld. Krachtens de Uitvoeringsovereenkomst zijn de binnengrenscontroles
tussen de Beneluxlanden, Duitsland, Frankrijk, Spanje Italië, Portugal, Griekenland,
Denemarken, Zweden, Finland, Oostenrijk, IJsland, Noorwegen, Estland, Letland, Litouwen,
Hongarije, Malta, Polen, Slovenië, Slowakije, Tsjechië en Zwitserland afgeschaft en
is een vrij circulatierecht ontstaan voor degenen die rechtmatig toegang hebben tot
het gemeenschappelijke rechtsgebied. Aan de buitengrenzen – voor Nederland zijn dat
de doorlaatposten aan de lucht- en zeehavens – wordt de personencontrole gehandhaafd.
Ter uitvoering van de artikelen 26 en 27 van de Uitvoeringsovereenkomst is in artikel 108 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) een bepaling opgenomen die de aansprakelijkheid van de vervoerder met betrekking
tot de aanvoer van niet of onjuist gedocumenteerde vreemdelingen aanscherpt. Veronachtzaming
van de in dit verband aan de vervoerder opgelegde zorgplicht is ingevolge artikel 108 Vw strafbaar als overtreding. Artikel 4, tweede lid, Vw werkt de aansprakelijkheid van
de vervoerder op risicodragende vluchten verder uit. De vervoerder op risicodragende
lijnen wordt verplicht een afschrift te nemen van de reisdocumenten van zijn passagiers.
In hoofdstuk 1 van deze richtlijn voor strafvordering wordt artikel 4 Vw besproken. Aan de orde komen de terminologie, de inhoud van de voor de vervoerders
nieuwe verplichtingen, daderschap en strafuitsluitingsgronden en de bepaling van de
jurisdictie.
Het transactie- en vervolgingsbeleid ten aanzien van de artikelen 4 en 108 Vw komt aan de orde in hoofdstuk 2.