Regeling gebruik van frequentieruimte met meldingsplicht 2015

Geraadpleegd op 30-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 05-03-2015.
Geldend van 05-03-2015 t/m 02-12-2015

Regeling van de Minister van Economische Zaken van 26 februari 2015, nr. WJZ/15030714, houdende regels inzake het gebruik van frequentieruimte zonder vergunning met meldingsplicht en wijziging van de Examenregeling frequentiegebruik 2008 (Regeling gebruik van frequentieruimte met meldingsplicht 2015)

De Minister van Economische Zaken,

Gelet op artikel 3.9 van de Telecommunicatiewet, alsmede de artikelen 3 tot en met 5, van het Frequentiebesluit 2013;

Besluit:

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • a. AIS (Automatic Identification System): automatisch identificatiesysteem gebaseerd op transponder technologie;

  • b. ATIS (Automatic Transmitter Identification System): systeem dat automatisch de door Onze Minister toegewezen combinatie van letters of cijfers voor de identificatie van een schip of radiozendapparaat, als bedoeld in de Regionale Regeling, uitzendt;

  • c. besluit: Frequentiebesluit 2013;

  • d. binnenvaart: scheepvaart op de binnenwateren;

  • e. combi-marifoon: radiozendapparaat bestemd voor communicatie op de binnenwateren en op zee;

  • f. EPIRB (Emergency Position Indicating Radio Beacon): radiozendapparaat bestemd voor noodalarmering in de 406 MHz frequentieband en voor het lokaliseren van het baken op de frequentie 121,5 MHz;

  • h. frequentiegebruik met een primaire status: gebruik van frequentieruimte voor de uitoefening van een radiodienst die ingevolge het frequentieplan een primaire status heeft;

  • i. frequentiegebruik met een secundaire status: gebruik van frequentieruimte voor de uitoefening van een radiodienst die ingevolge het frequentieplan een secundaire status heeft;

  • j. frequentieplan: plan als bedoeld in artikel 3.1 van de wet;

  • k. klasse van uitzending: klasse van uitzending als bedoeld in bijlage 1 van deel 2 van het Radioreglement;

  • l. marifoon binnenvaart: radiozendapparaat bestemd voor communicatie op de binnenwateren in de maritieme VHF frequentieband met automatische vermogensreductie op de specifieke VHF kanalen;

  • m. marifoon zeevaart: radiozendapparaat bestemd voor communicatie op zee in de maritieme VHF frequentieband;

  • n. maritiem mobiele communicatie: radiocommunicatie tussen radiostations op schepen onderling, tussen radiostations op een schip en op het vaste land en tussen een radiostation op een schip en een satelliet;

  • o. maritieme portofoon: draagbaar radiozendapparaat bestemd voor gebruik in de maritieme VHF en UHF frequentieband;

  • p. MMSI (Maritime Mobile Service Identity): unieke combinatie van negen cijfers dat een radiostation of een groep van radiostations identificeert, zoals omschreven in paragraaf 6 van artikel 19 van het Radioreglement;

  • q. pleziervaart: scheepvaart voor sportbeoefening of vrijetijdsbesteding;

  • r. Radioreglement: Radioreglement 1979 met bijlagen, behorende bij de op 22 december 1989 te Nice tot stand gekomen Internationale Constitutie en Conventie van de Internationale Telecommunicatie Unie (Trb. 2013, 1);

  • s. radiostation: een of meer radiozendapparaten met de daartoe behorende antenne-inrichtingen, noodzakelijk voor het op een locatie uitvoeren van een radiocommunicatiedienst als bedoeld in artikel 1.19 van het Radioreglement;

  • t. radiozendamateur: degene die vanuit een persoonlijke belangstelling en zonder financieel oogmerk gebruik maakt van frequentieruimte ten behoeve van het opdoen van vaardigheden, het communiceren via de radio en het doen van technische onderzoekingen;

  • u. Regionale Regeling: Regionale Regeling betreffende de radiocommunicatiedienst op de binnenwateren, tot stand gekomen in Boekarest op 18 april 2012;

  • v. SAR (Search and Rescue) communicatie: radiocommunicatie ten behoeve van opsporings- en reddingoperaties.

Artikel 2

De artikelen 3 tot en met 10 zijn van toepassing op gebruik van frequentieruimte zonder vergunning als bedoeld in de artikelen 3 tot en met 5 van het besluit, met uitzondering van maritiem mobiele communicatie vanaf het land.

Artikel 3

Een rechtspersoon kan slechts gebruik maken van frequentieruimte die ingevolge het frequentieplan de bestemming ‘amateur´ of ‘amateursatelliet´ heeft, indien het betreft:

  • a. een rechtspersoonlijkheid bezittende vereniging van radiozendamateurs waarvan het ledental en de samenstelling voldoende representatief zijn voor de door de vereniging te behartigen belangen;

  • b. een rechtspersoon waarvan een onderwijsinstelling uitgaat die van rijkswege wordt gefinancierd of een onderwijsinstelling die door de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap is erkend, voor zover het doen van onderzoekingen met radiozendapparaten essentieel is voor het geven van onderwijs door deze instelling;

  • c. een stichting die zich blijkens de statutaire doelstelling richt op het doen van onderzoekingen met radiozendapparaten en die de belangen van radiozendamateurs behartigt.

Artikel 4

  • 1 Degene die een radiozendapparaat bedient ten behoeve van maritiem mobiele communicatie beschikt over een certificaat van bediening als bedoeld in artikel 12 van de Examenregeling frequentiegebruik 2008, dat geldig is voor het desbetreffende frequentiegebruik overeenkomstig het bepaalde in bijlage 2, en heeft een leeftijd van ten minste zestien jaren.

  • 2 De radiozendamateur die een radiozendapparaat bedient, heeft met goed gevolg een examen als bedoeld in artikel 7 van de Examenregeling frequentiegebruik 2008 afgelegd, dat geldig is voor het desbetreffende frequentiegebruik overeenkomstig het bepaalde in bijlage 1, en heeft een leeftijd van ten minste veertien jaren voor het geval van volledige toegang tot de frequentieruimte, in bijlage 1 aangeduid als registratie F, en een leeftijd van ten minste twaalf jaren voor het geval van beperkte toegang tot de frequentieruimte, in bijlage 1 aangeduid als registratie N.

  • 3 In afwijking van het eerste en het tweede lid kan een persoon die niet voldoet aan de desbetreffende voorwaarde een radiozendapparaat bedienen indien de bediening plaatsvindt in directe aanwezigheid en onder verantwoordelijkheid van een persoon die wel aan deze voorwaarde voldoet.

Artikel 5

  • 2 Bij de melding worden in elk geval de volgende gegevens en bescheiden verstrekt:

    • a. persoonsgegevens omtrent de gebruiker;

    • b. de aard van het voorgenomen frequentiegebruik;

    • c. in geval van maritiem mobiele communicatie: de te gebruiken radiozendapparaten en de naam en indien aanwezig het identificatienummer of kenmerk van het schip waarop deze apparaten gebruikt worden;

    • d. indien de gebruiker een natuurlijke persoon is, een afschrift van het certificaat, genoemd in artikel 4, eerste lid, onderscheidenlijk informatie over het voldoen aan het in artikel 4, tweede lid, bedoelde examenvereiste. Een afschrift van het certificaat behoeft niet te worden verstrekt als het is verleend door de Minister.

  • 3 De melding kan langs elektronische weg worden gedaan met gebruikmaking van een daartoe strekkend elektronisch formulier en de in het vierde lid bedoelde persoonlijke code of DigiD-code.

  • 4 Degene die voor de eerste maal een melding langs elektronische weg doet en die niet eerder een melding voor het gebruik van frequentieruimte langs elektronische weg heeft gedaan, geeft daarbij een DigiD-code of persoonlijke code op. De persoonlijke code wordt na aanvraag door middel van een daartoe strekkend formulier verstrekt aan de aanvrager.

  • 5 Indien als gevolg van gewijzigde omstandigheden de gegevens die bij de melding zijn verstrekt niet langer overeenkomen met de feitelijke situatie, doet degene die de melding heeft gedaan bij de Minister een nieuwe melding van de actuele gegevens. Het derde en vierde lid zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel 6

  • 1 De Minister registreert het voorgenomen frequentiegebruik overeenkomstig de melding tenzij niet wordt voldaan aan de artikelen 2 tot en met 5 en 7, en bericht hierover degene die de melding heeft gedaan, onder verstrekking van een bewijs van registratie aan degene wiens melding is geregistreerd.

  • 2 Voor zover vereist op grond van het Radioreglement wordt bij de registratie een combinatie van letters of cijfers toegekend met het oog op de identificatie van het radiostation.

  • 3 Degene die op grond van de melding als frequentiegebruiker geregistreerd is, draagt er voor zorg dat indien het geregistreerde radiozendapparaat door een ander wordt bediend, daarbij de in deze regeling bepaalde voorschriften worden nageleefd.

  • 4 De Minister haalt de registratie door op verzoek van de betrokkene of indien is vastgesteld dat de betrokkene niet langer gebruik maakt van de frequentieruimte en bericht hem hierover.

Artikel 7

Bij het gebruik van frequentieruimte wordt voldaan aan de beperkingen en voorschriften ten aanzien van de beschikbare frequentieruimte, de toepassingen, het zendvermogen en de bekwaamheid die:

  • a. ten aanzien van frequentieruimte met de bestemming ‘amateur´ of ‘amateursatelliet´ zijn opgenomen in bijlage 1;

  • b. ten aanzien van frequentieruimte met de bestemming ‘maritiem mobiele communicatie´ zijn opgenomen in bijlage 2.

Artikel 8

  • 1 Bij gebruik van frequentieruimte als bedoeld in artikel 7 wordt voorts voldaan aan de volgende voorschriften:

    • a. het bewijs van registratie en, in geval van maritiem mobiele communicatie, het certificaat van bediening zijn aanwezig bij het radiozendapparaat;

    • b. bij frequentiegebruik met een secundaire status wordt te allen tijde voorrang verleend aan frequentiegebruik met een primaire status;

    • c. er worden geen ontoelaatbare storingen of belemmeringen veroorzaakt in andere uitrusting en in het frequentiegebruik door anderen;

    • d. er worden geen valse of bedrieglijke alarmeringen, noodseinen, noodoproepen of noodberichten uitgezonden.

Artikel 9

  • 1 Bij gebruik van frequentieruimte met de bestemming ‘maritiem mobiele communicatie’ aan boord van een schip is het radiozendapparaat dat aan boord van het schip gebruikt wordt, geregistreerd voor gebruik aan boord van dat schip en wordt, onverlet artikel 8, voldaan aan de volgende voorschriften:

    • a. een maritiem mobiel radiozendapparaat gebruikt geen onjuiste of misleidende identificatie;

    • b. het berichtenverkeer wordt kort en zakelijk gehouden en het zendgedeelte van het radiozendapparaat wordt niet onnodig ingeschakeld;

    • c. bij een radiozendapparaat met een alarmeringsfunctie dat abusievelijk in werking is getreden, herroept de geregistreerde de melding voor zover daartoe communicatiemiddelen beschikbaar zijn;

    • d. een EPIRB wordt uitsluitend gebruikt voor alarmering indien sprake is van onmiddellijk dreigend gevaar voor bemanning en het schip en indien alarmering met andere middelen niet of niet meer mogelijk is;

    • e. radiozendapparaten die een alarmerings- of noodfunctie hebben, worden zodanig geprogrammeerd dat zij bij gebruik automatisch het MMSI-nummer of de toegewezen letters of cijfers ter identificatie van het radiostation gebruiken;

    • f. versleutelde radiocommunicatie door middel van een MF- of MF/HF-radiozendapparaat vindt uitsluitend plaats op frequenties bestemd voor radiotelefonieverkeer tussen schepen;

    • g. bij versleutelde radiocommunicatie als bedoeld in onderdeel f wordt tijdens de uitzending en ten minste eenmaal per periode van vijf minuten de in artikel 6, tweede lid, bedoelde combinatie van letters of cijfers onversleuteld uitgezonden;

    • h. bij gebruik van een marifoon of portofoon is de antenne hiervan verticaal polariserend en rondstralend;

    • i. in het werkingsgebied van de Regionale Regeling zijn de marifoon binnenvaart, de combi-marifoon en de maritieme portofoon voorzien van een systeem voor automatische zenderidentificatie en wordt de door de Minister verstrekte zenderidentificatie gebruikt;

    • j. een portofoon in de VHF-band wordt alleen gebruikt in combinatie met een marifoon, met dien verstande dat de pleziervaart in het werkingsgebied van de Regionale Regeling kan volstaan met het gebruik van alleen een portofoon.

Artikel 10

  • 1 Bij gebruik van frequentieruimte met de bestemming ‘amateur´ of ‘amateursatelliet´ wordt, onverlet artikel 8, voldaan aan de volgende voorschriften:

    • a. de radiozendamateur die het radiozendapparaat bedient, is bij het radiozendapparaat aanwezig of draagt er zorg voor dat alleen hij zijn radiozendapparaat op afstand kan bedienen;

    • b. het uitzenden van omroepprogramma´s, muziek, reclame of berichten van of voor derden is niet toegestaan;

    • c. de in artikel 6, tweede lid, bedoelde combinatie van letters of cijfers wordt ten minste bij het begin en bij het einde van elke uitzending en ten minste eenmaal per periode van vijf minuten uitgezonden, waarbij een reeks kortdurende uitzendingen wordt aangemerkt als één uitzending;

    • d. de combinatie van letters of cijfers is bij data- en beeldoverdracht aan de ontvangstzijde na demodulatie in leesbaar schrift zichtbaar;

    • e. bij automatische telegrafie en bij data- of beeldoverdracht waarbij toepassing van onderdeel c stuit op technische belemmeringen wordt de combinatie van letters of cijfers kenbaar gemaakt door middel van spraak of morsetelegrafie;

    • f. informatie wordt niet versleuteld verzonden;

    • g. radioverbindingen worden alleen tot stand gebracht met andere gebruikers van frequentieruimte met de bestemming ‘amateur´ of ‘amateursatelliet´;

    • h. bij het spellen van de combinatie van letters of cijfers wordt gebruik gemaakt van het in bijlage 3 opgenomen spellingsalfabet;

    • i. de combinatie van letters of cijfers wordt uitgezonden overeenkomstig de volgende klasse van uitzending:

      • 1°. spraak: A3E, H3E, J3E, R3E, F3E en G3E;

      • 2°. morse telegrafie (maximale snelheid van 30 woorden per minuut): A1A, A2A, F1A, F2A, J2A, G1A en G2A;

      • 3°. automatische telegrafie: A1B, A2B, F1B, F2B en J2B;

      • 4°. data- of beeldoverdracht: F1D, F2D en P2D;

      • 5°. facsimilé en slow-scan televisie; (SSTV): A1C, A2C, A3C, J2C, J3C, F1C, F2C, F3C, G1C, G2C en G3C;

      • 6°. amateurtelevisie: A3F, C3F en F3F.

  • 2 Voor gezamenlijk gebruik van frequentieruimte ten dienste van radiozendamateurs tijdens groepsevenementen gelden de volgende voorschriften:

    • a. tijdens een radiowedstrijd die door meer dan een geregistreerde wordt georganiseerd met de vorming van een groepsradiostation, kunnen de deelnemers de in artikel 6, tweede lid, bedoelde combinatie van letters of cijfers van één van de geregistreerden gebruiken;

    • b. bij radioamateurpeilevenementen die georganiseerd zijn door een geregistreerde vereniging of stichting van radiozendamateurs, is het eerste lid, onderdeel a, niet van toepassing;

    • c. bij gebruik van een radiostation door leden van Scouting Nederland tijdens evenementen die georganiseerd worden door de werkgroep Radio Scouting Nederland wordt aan de in artikel 6, tweede lid, bedoelde combinatie van letters of cijfers toegevoegd: J.

  • 3 Voor een onderwijsinstelling geldt dat:

    • a. het radiostation uitsluitend wordt gebruikt tijdens lesuren;

    • b. het houden van en deelnemen aan radiowedstrijden niet is toegestaan;

    • c. de onderwijsinstelling een radiozendamateur die voldoet aan het in artikel 4, tweede lid, bedoelde vereiste, aanwijst die namens de geregistreerde onderwijsinstelling het radiostation beheert.

  • 4 Voor een vereniging of stichting van radiozendamateurs geldt dat de geregistreerde een radiozendamateur die voldoet aan het in artikel 4, tweede lid, bedoelde vereiste, aanwijst die namens de geregistreerde vereniging of stichting het radiostation beheert.

Artikel 12

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Artikel 13

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling gebruik van frequentieruimte met meldingsplicht 2015.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 26 februari 2015

De

Minister

van Economische Zaken,

H.G.J. Kamp

Bijlagen

Bijlage 1. Radiozendamateurs

Beperkingen en voorschriften als bedoeld in artikel 7, onder a, en examenvereiste als bedoeld in artikel 4, tweede lid

Categorie registratie1

Toegestane zendvermogen in watt (PEP)2

Frequentiebanden in MHz

Bijzondere bepalingen3

F

400

0,1357

0,1378

Alleen de klasse A1A

100

0,472

0,479

Vanaf 1 januari 2013. Alleen A1A, F1A, G1A, J2A; contesten zijn niet toegestaan.

100

0,501

0,505

Tot 1 januari 2013. Alleen A1A, F1A, G1A, J2A; contesten zijn niet toegestaan.

400

1,81

1,85

 

400

1,85

1,88

 

400

3,5

3,8

 

400

7,0

7,1

 

400

7,1

7,2

 

400

10,1

10,15

Alleen A1A, F1A, G1A, J2A; contesten zijn niet toegestaan

400

10,14

10,15

Data, bandbreedte max, 500 Hz

400

14,0

14,35

 

400

18,068

18,168

 

400

21,0

21,45

 

400

24,89

24,99

 

400

28,0

29,7

 

120

50,0

50,45

Alleen A1A en J3E

30

50,0

50,45

 

30

50,45

52,0

Crossband- en duplexverbindingen zijn niet toegestaan

50

70,0

70,5

Crossband- en duplexverbindingen zijn niet toegestaan.

400

144,0

146,0

 

400

430,0

436,0

 

400

436,0

440,0

 

120

1240,0

1300,0

 

120

2320,0

2400,0

 

120

2400,0

2450,0

Uitsluitend satellietverkeer (aarde naar ruimte)

120

3400,0

3410,0

 

120

5650,0

5850,0

 

120

10000,0

10500,0

 
 

120

24000,0

24050,0

 

120

24050,0

24250,0

 

120

47000,0

47200,0

 

120

75500,0

76000,0

 

120

76000,0

77500,0

 

120

77500,0

78000,0

 

120

78000,0

81500,0

 

120

122250,0

123000,0

 

120

134000,0

136000,0

 

120

136000,0

141000,0

 

120

241000,0

248000,0

 

120

248000,0

250000,0

 

N

25

7,050

7,1

 

25

14,0

14,25

 

25

28,0

29,7

 

25

144,0

146,0

 

25

430,0

436,0

 

25

436,0

440,0

 

1 Ingevolge artikel 14, eerste lid, van de Examenregeling frequentiegebruik worden de examens voor radiozendamateurs onderscheiden in twee categorieën, radiotechniek en voorschriften I, en radiotechniek en voorschriften II. Het met een goed gevolg afgelegd hebben van examen I is vereist voor volledige toegang van de voor radiozendamateurs beschikbare frequentieruimte.

Radiozendamateurs die examen II met goed gevolg hebben afgelegd kunnen slechts frequentieruimte gebruiken onder de in de tabel vermelde beperkingen. Een registratie met volledige toegang wordt aangemerkt als F (full), terwijl een registratie met beperkte toegang wordt aangemerkt als N (novice). Degene aan wie in het verleden een zogenaamde A- of C-vergunning was verleend, had dezelfde rechten als vergunninghouders van de categorie F en zal derhalve thans, bij de omzetting van vergunningen in registraties, een F-registratie verkrijgen.

2 zendvermogen: het door de direct met de antenne-inrichting te koppelen trap van het radiozendapparaat afgegeven gemiddeld vermogen, gerekend over één periode van de hoogfrequente uitgangswissel-spanning tijdens het maximum van de omhullende (Peak Envelope Power);

3 De gebruiker van een zelfgebouwd radiozendapparaat voorkomt dat een vermogen wordt geproduceerd dat de onderstaande limieten overschrijdt voor de onderdrukking van ongewenste hoogfrequente uitstralingen.

Limieten zelfgebouwde amateurapparatuur

Tabel 1: Antenne-uitgangslimieten in zendmode

Frequentieband

Limieten (de hoogste waarde is van toepassing)

Opmerkingen

0,15 MHz tot 1,7 MHz

–36 dBm of -60 dBc

 

1,7 MHz tot 35 MHz

–36 dBm of -40 dBc

 

35 MHz tot 50 MHz

–40 tot -60 dBc of -36dBm De hoogste waarde is van toepassing

(opmerking 1)

50 MHz tot 1 000 MHz

–36 dBm of -60 dBc De hoogste waarde is van toepassing

 

1 000 MHz tot 40 GHz

–30 dBm of -50 dBc De hoogste waarde is van toepassing

 

Opmerking 1: De limiet in dBc neemt lineair af met de logaritme van de frequentie in het bereik van 35 MHz tot 50 MHz.

Voor de limieten aangegeven in dBc geldt dat het referentieniveau het maximale RF-outputsignaal in PEP van de zender is, gemeten aan de antenne-uitgang.

Tabel 2: Antenne-uitgangslimieten in ontvangst- of zendstandbymode

Frequentieband

Limieten (de hoogste waarde is van toepassing)

Opmerkingen

0,15 MHz tot 1 000 MHz

–57 dBm

 

1 000 MHz tot 40 GHz

–47 dBm

 

Voor metingen aan frequenties hoger dan 40 GHz zijn geen testlimieten vastgesteld.

Begrippen:

PEP is het daadwerkelijke toegepaste zendvermogen;

Ongewenste hoogfrequente uitstralingen zijn: alle uitstralingen op andere frequenties dan:

  • a. de zendfrequentie;

  • b. de frequenties die noodzakelijkerwijs in verband met het modulatieproces in beslag worden genomen).

dBc. Decibel ten opzichte van het vermogen van de draaggolf (carrier).

dBm. Decibel met als referentieniveau 1 milliwatt, gemeten bij een impedantie van 50 ohm.

Bijlage 2. Maritiem mobiele communicatie

Beperkingen en voorschriften als bedoeld in artikel 7, onder b , en het vereiste certificaat van bediening als bedoeld in artikel 4, eerste lid.

1. Frequentiegebruik

1.1. Frequenties voor het nood-, spoed- en veiligheidsverkeer (GMDSS) en internationale (DSC) aanroepfrequenties onder 30 MHz

Gebruik in de MF/HF-band is alleen toegestaan buiten het werkingsgebied van de Regionale Regeling en in de volgende frequentiebanden.

Frequentie

band

Frequentie schip (kHz)

Frequentie kuststation

(kHz)

Opmerkingen

MF 2 MHz

2174,5

2174,5

Radiotelex Noodfrequentie

 

2177,0

 

DSC aanroepfrequentie schepen onderling

 

2182,0

2182,0

Radiotelefonie Noodfrequentie

 

2187,5

2187,5

DSC Nood- aanroepfrequentie

 

2189,5

2177,0

DSC aanroepfrequentie

 

3023,0

3023,0

AERO-SAR operaties

HF 4 MHz

4125,0

4125,0

Radiotelefonie Noodfrequentie

 

4177,5

4177,5

Radiotelex Noodfrequentie

 

4207,5

4207,5

DSC Noodfrequentie

 

4208,0

4219,5

DSC aanroepfrequentie

 

4208,5

4220,0

DSC aanroepfrequentie

 

4209,0

4220,5

DSC aanroepfrequentie

 

5680,0

5680,0

AERO-SAR

HF 6 MHz

6215,0

6215,0

Radiotelefonie Noodfrequentie

 

6268,0

6268,0

Radiotelex Noodfrequentie

 

6312,0

6312,0

DSC Noodfrequentie

 

6312,5

6331,0

DSC aanroepfrequentie

 

6313,0

6331,5

DSC aanroepfrequentie

 

6313,5

6332,0

DSC aanroepfrequentie

HF 8 MHz

8291,0

8291,0

Radiotelefonie Noodfrequentie

 

8376,5

8376,5

Radiotelex Noodfrequentie

 

8414,5

8414,5

DSC Noodfrequentie

 

8415,0

8436,5

DSC aanroepfrequentie

 

8415,5

8437,0

DSC aanroepfrequentie

 

8416,0

8437,5

DSC aanroepfrequentie

HF 12 MHz

12290,0

12290,0

Radiotelefonie Noodfrequentie

 

12520,0

12520,0

Radiotelex Noodfrequentie

 

12577,0

12577,0

DSC Noodfrequentie

 

12577,5

12657,0

DSC aanroepfrequentie

 

12578,0

12657,5

DSC aanroepfrequentie

 

12578,5

12658,0

DSC aanroepfrequentie

HF 16 MHz

16420,0

16420,0

Radiotelefonie Noodfrequentie

 

16695,0

16695,0

Radiotelex Noodfrequentie

 

16804,5

16804,5

DSC Noodfrequentie

 

16805,0

16903,0

DSC aanroepfrequentie

 

16805,5

16903,5

DSC aanroepfrequentie

 

16806,0

16904,0

DSC aanroepfrequentie

HF 18 MHz

18898,5

19703,0

DSC aanroepfrequentie

 

18899,0

19704,0

DSC aanroepfrequentie

 

18899,5

19704,5

DSC aanroepfrequentie

HF 22 MHz

22374,5

22444,0

DSC aanroepfrequentie

 

22375,0

22444,5

DSC aanroepfrequentie

 

22375,5

22445,0

DSC aanroepfrequentie

HF 25 MHz

25208,5

26121,0

DSC aanroepfrequentie

 

25209,0

26121,5

DSC aanroepfrequentie

 

25209,5

26122,0

DSC aanroepfrequentie

  • a) De volgende gepaarde frequenties (schip/kuststation) 4 208/4 219,5 kHz, 6312,5/6 331 kHz, 8 415/8 436,5 kHz, 12577,5/12 657 kHz, 16 805/16 903 kHz, 18898,5/19 703,5 kHz, 22374,5/22 444 kHz en 25208,5/22 121 kHz zijn internationaal de primaire frequenties voor digital selective calling. (zie ook artikel 54 van het Radioreglement).

  • b) Voor het gebruik van de frequenties 4 207,5 kHz, 6 312 kHz, 8 414,5 kHz, 12 577 kHz en 16804,5 kHz door schepen en kuststations voor nood en veiligheidsverkeer door middel van DSC is artikel 31 van het Radioreglement van toepassing.

1.2. GMDSS en DSC frequenties boven de 30 MHZ, VHF/UHF band

Frequentie (MHz)

Opmerking

121,5

AERO-SAR (GMDSS)

123,1

AERO-SAR (GMDSS)

156,3

VHF-CH06 (GMDSS)

156,525

VHF-CH70 (DSC en GMDSS)

156,8

VHF-CH16 (GMDSS)

161,975

AIS-SART (GMDSS)

162,025

AIS-SART (GMDSS)

406 – 406.1

406-EPIRB (GMDSS)

1626,5 – 1645,5

SAT-COM nood en veiligheid communicatie (GMDSS)

1645,5 – 1646,5

D&S-OPS nood en veiligheid operaties (GMDSS)

SAT-COM communicatie via satelliet voor nood en spoed veiligheid radiocommunicatie

1.3. Internationale maritieme mobiele telefonie-telegrafie frequenties in de band 1606,5 – 4000 kHz.

Gebruik in de MF/HF-band is alleen toegestaan buiten het werkingsgebied van de Regionale Regeling.

Opmerkingen:

Regio 1 omvat Europa, Afrika en de voormalige U.S.S.R. met aangrenzende zeegebieden

Regio 2 en 3 omvat de rest van de wereld.

Radiotelefonie scheepsfrequenties. Draaggolf frequentie in kHz. Klasse van uitzending J3E.

Voor gebruik met kuststations in ITU regio 1.

1952

1955

1958

1961

1964

1967

1970

1973

1976

1979

1982

1985

1988

1991

1994

1997

2000

2003

2006

2009

2012

2015

2018

2021

2024

2027

2030

2033

2036

2039

2042

2045

2048*

2051

2054

2057

2060

2063

2066

2069

2072

2075

2078

2081

2084

2087

2090

2093

2096

2099

2102

2105

2108

2111

2114

2117

2120

2123

2126

2129

2132

2135

2138

             

* ook voor schepen onderling.

Radiotelegrafie scheepsfrequenties. Centrumfrequentie in kHz, Klasse van uitzending F1B.

Voor gebruik met kuststations in ITU regio 1.

2141,75

2142,25

2142,75

2143,25

2143,75

2144,25

2144,75

2145,25

2145,75

2146,25

2146,75

2147,25

2147,75

2148,25

2148,75

2149,25

2149,75

2150,25

2150,75

2151,25

2151,75

2152,25

2152,75

2153,25

2153,75

2154,25

2154,75

2155,25

2155,75

2156,25

2156,75

2157,25

2157,75

2158,25

2158,75

2159,25

2159,75

 

Radiotelefonie scheepsfrequenties. Draaggolf frequentie in kHz. Klasse van uitzending J3E.

Voor gebruik met kuststations in ITU regio 1.

2194

2197

2200

2203

2206

2209

2212

2215

2218

2221

2224

2227

2230

2233

2236

2239

2242

2245

2248

2251

2254

2257

 

Radiotelefonie scheepsfrequenties. Draaggolf frequentie in kHz. Klasse van uitzending J3E.

Voor schepen onderling in ITU regio 1.

2263

2266

2269

2272

2275

2278

2281

2284

2287

2290

2293

2296

2299

2302

2305

2308

2311

2314

2317

2320

2323

2326

2329

2332

2335

2338

2341

2344

2347

2350

2353

2356

2359

2362

2365

2368

2371

2374

2377

2380

2383

2386

2389

2392

2395

2398

2401

2404

2407

2410

2413

2416

2419

2422

2425

2428

2431

2434

2437

2440

2443

2446

2449

2452

2455

2458

2461

2464

2467

2470

2473

2476

2479

2482

2485

2488

2491

2494

 

Radiotelegrafie scheepsfrequenties. Centrumfrequentie in kHz. Klasse van uitzending F1B.

Voor gebruik met kuststations in ITU regio 1.

2502,25

2502,75

2503,25

2503,75

2504,25

2504,75

2505,25

2505,75

2506,25

2506,75

2507,25

2507,75

2508,25

2508,75

2509,25

2509,75

2510,25

2510,75

2511,25

2511,75

2512,25

2512,75

2513,25

2513,75

2514,25

2514,75

2515,25

2515,75

2516,25

2516,75

2517,25

2517,75

2518,25

2518,75

2519,25

2519,75

2520,25

2520,75

2521,25

2521,75

2522,25

2522,75

2523,25

2523,75

2524,25

2524,75

2525,25

2525,75

2526,25

2526,75

2527,25

2527,75

2528,25

2528,75

2529,25

2529,75

2530,25

2530,75

2531,25

2531,75

2532,25

2532,75

2533,25

2533,75

2534,25

2534,75

2535,25

2535,75

2536,25

2536,75

2537,25

2537,75

2538,25

2538,75

2539,25

2539,75

2540,25

2540,75

2541,25

2541,75

2542,25

2542,75

2543,25

2543,75

2544,25

2544,75

2545,25

2545,75

2546,25

2546,75

2547,25

2547,75

2548,25

2548,75

2549,25

2549,75

2550,25

2550,75

2551,25

2551,75

2552,25

2552,75

2553,25

2553,75

2554,25

2554,75

2555,25

2555,75

2556,25

2556,75

2557,25

2557,75

2558,25

2558,75

2559,25

2559,75

2560,25

2560,75

2561,25

2561,75

2562,25

2562,75

2563,25

2563,75

2564,25

2564,75

2565,25

2565,75

2566,25

2566,75

2567,25

2567,75

2568,25

2568,75

2569,25

2569,75

2570,25

2570,75

2571,25

2571,75

2572,25

2572,75

2573,25

2573,75

2574,25

2574,75

2575,25

2575,75

2576,25

2576,75

2577,25

2577,75

 

Radiotelefonie scheepsfrequenties. Draaggolf frequentie in kHz. Klasse van uitzending J3E.

Voor schepen onderling. In ITU regio 2 en 3

2635

2638

 

Radiotelegrafie scheepsfrequenties. Centrumfrequentie in kHz. Klasse van uitzending F1B.

Voor gebruik met kuststations in ITU regio 1.

3155,25

3155,75

3156,25

3156,75

3157,25

3157,75

3158,25

3158,75

3159,25

3159,75

3160,25

3160,75

3161,25

3161,75

3162,25

3162,75

3163,25

3163,75

3164,25

3164,75

3165,25

3165,75

3166,25

3166,75

3167,25

3167,75

3168,25

3168,75

3169,25

3169,75

3170,25

3170,75

3171,25

3171,75

3172,25

3172,75

3173,25

3173,75

3174,25

3174,75

3175,25

3175,75

3176,25

3176,75

3177,25

3177,75

3178,25

3178,75

3179,25

3179,75

3180,25

3180,75

3181,25

3181,75

3182,25

3182,75

3183,25

3183,75

3184,25

3184,75

3185,25

3185,75

3186,25

3186,75

3187,25

3187,75

3188,25

3188,75

3189,25

3189,75

3190,25

3190,75

3191,25

3191,75

3192,25

3192,75

3193,25

3193,75

3194,25

3194,75

3195,25

3195,75

3196,25

3196,75

3197,25

3197,75

3198,25

3198,75

3199,25

3199,75

Radiotelefonie scheepsfrequenties. Draaggolf frequentie in kHz. Klasse van uitzending J3E.

Voor gebruik met kuststations in ITU regio 1.

3200

3203

3206

3209

3212

3215

3218

3221

3224

3227

3230

3233

3236

3239

3242

3245

3248

3251

3254

3257

3260

3263

3266

3269

3272

3275

3278

3281

3284

3287

3290

3293

3296

3299

3302

3305

3308

3311

3314

3317

3320

3323

3326

3329

3332

3335

 

Radiotelefonie scheepsfrequenties. Draaggolf frequentie in kHz. Klasse van uitzending J3E.

Voor schepen onderling in ITU regio 1.

3340

3343

3346

3349

3352

3355

3358

3361

3364

3367

3370

3373

3376

3379

3382

3385

3388

3391

3394

3397

Radiotelefonie scheepsfrequenties. Draaggolf frequentie in kHz. Klasse van uitzending J3E.

Voor schepen onderling in ITU regio 1.

3500

3503

3506

3509

3512

3515

3518

3521

3524

3527

3530

3533

3536

3539

3542

3545

3548

3551

3554

3557

3560

3563

3566

3569

3572

3575

3578

3581

3584

3587

3590

3593

3596

 

1.4. Internationale maritieme mobiele telefonie-telegrafie frequenties in de band 4 – 30 MHz.

Frequentie banden tussen 4000 kHz en 27500 kHz voor de maritieme mobiele service.

Per frequentieband is het aantal beschikbare frequenties aangegeven in f als mede de bijbehorende kanaalafstand in kHz.

Band (MHz)

4

6

8

12

16

18/19

22

25/26

Limieten (kHz)

4 063

6 200

8 195

12 230

16 360

18 780

22 000

25 070

Aan schepen toe te wijzen frequenties voor oceanografische data overdracht

a)

4 063,3

tot

4 064,8

6 f.

0,3 kHz

             

Limieten (kHz)

4 065

6 200

8 195

12 230

16 360

18 780

22 000

25 070

Aan schepen toe te wijzen frequenties voor duplex telefonie.

b)

4 066,4

tot

4 144,4

27 f.

3 kHz

6 201,4

tot

6 222,4

8 f.

3 kHz

8 196,4

tot

8 292,4

33 f.

3 kHz

12 231,4

tot

12 351,4

41 f.

3 kHz

16 361,4

tot

16 526,4

56 f.

3 kHz

18 781,4

tot

18 823,4

15 f.

3 kHz

22 001,4

tot

22 157,4

53 f.

3 kHz

25 071,4

tot

25 098,4

10 f.

3 kHz

Limieten (kHz)

4 146

6 224

8 294

12 353

16 528

18 825

22 159

25 100

Ook aan schepen toe te wijzen frequenties voor simplex telefonie.

4 147,4

tot

4 150,4

2 f.

3 kHz

6 225,4

tot

6 231,4

3 f.

3 kHz

8 295,4

tot

8 298,4

2 f.

3 kHz

12 354,4

tot

12 366,4

5 f.

3 kHz

16 529,4

tot

16 547,4

7 f.

3 kHz

18 826,4

tot

18 844,4

7 f.

3 kHz

22 160,4

tot

22 178,4

7 f.

3 kHz

25 101,4

tot

25 119,4

7 f.

3 kHz

Limieten (kHz)

4 152

6 233

8 300

12 368

16 549

18 846

22 180

25 121

Aan schepen toe te wijzen frequenties voor breed band telegrafie, facsimile en bijzonderel uitzend systemen.

4 154

tot

4 170

5 f.

4 kHz

6 235

tot

6 259

7 f.

4 kHz

8 302

tot

8 338

10 f.

4 kHz

12 370

tot

12 418

13 f.

4 kHz

16 551

tot

16 615

17 f.

4 kHz

18 848

tot

18 868

6 f.

4 kHz

22 182

tot

22 238

15 f.

4 kHz

25 123

tot

25 159

10 f.

4 kHz

Limieten (kHz)

4 172

6 261

8 340

12 420

16 617

18 870

22 240

25 161,25

Aan schepen toe te wijzen frequenties voor oceanografische data overdracht

a)

 

6 261,3

tot

6 262,5

5 f.

0.3 kHz

8 340,3

tot

8 341,5

5 f.

0,3 kHz

12 420,3

tot

12 421,5

5 f.

0,3 kHz

16 617,3

tot

16 618,5

5 f.

0,3 kHz

 

22 240,3

tot

22 241,5

5 f.

0,3 kHz

 

Limieten (kHz)

4 172

6 262,75

8 341,75

12 421,75

16 618,75

18 870

22 241,75

25 161,25

Aan schepen toe te wijzen frequenties (gepaard en ongepaard) voor smalbandige telegrafie en data overdracht met een snelheid van maximaal 100 Bd voor FSK en maximaal 200 Bd voor PSK.

c) d)

4 172,5

tot

4 181,5

18 f.

0,5 kHz

6 263

tot

6 275,5

25 f.

0,5 kHz

           

Limieten (kHz)

4 181,75

6 275,75

8 341,75

12 421,75

16 618,75

18 870

22 241,75

25 161,25

                 

Limieten (kHz)

4 186,75

6 280,75

8 341,75

12 421,75

16 618,75

18 870

22 241,75

25 161,25

Aan schepen toe te wijzen frequenties (gepaard) voor smalbandige telegrafie en data overdracht met een snelheid van maximaal 100 Bd voor FSK en maximaal 200 Bd voor PSK.

d)

 

6 281

tot

6284,5

8 f.

0,5 kHz

           

Limieten (kHz)

4 186,75

6 284,75

8 341,75

12 421,755

16 618,75

18 870

22 241,75

25 161,25

                 

Limieten (kHz)

4 202,25

6 300,25

8 376,25

12 476,75

16 683,25

18 870

22 284,25

25 172,75

Aan schepen toe te wijzen frequenties (gepaard) voor smalbandige telegrafie en data overdracht met een snelheid van maximaal 100 Bd voor FSK en maximaal 200 Bd voor PSK.

c) d)

   

8 376,5

tot

8 396

40 f.

0.5 kHz

12 477

tot

12 549,5

146 f.

0.5 kHz

16 683,25

tot

16 733,5

101 f.

0.5 kHz

18 870,5

tot

18 892,5

45 f.

0,5 kHz

22 284,5

tot

22 351,5

135 f

0.5 kHz

25173

tot

25 192,5

40 f.

0,5 kHz

Limieten (kHz)

4 202.25

6 300,25

8 396,25

12 549,75

16 733,75

18 892,75

22 351,75

25 192,75

                 

Limieten (kHz)

4 202,25

6 300,25

8369,25

12 554,75

16 738,75

18 892,75

22 351,75

25 192,75

Aan schepen toe te wijzen frequenties (gepaard) voor smalbandige telegrafie en data overdracht met een snelheid van maximaal 100 Bd voor FSK en maximaal 200 Bd voor PSK.

d)

     

12 555

tot

12 559,5

10 f.

0,5 kHz

16 739

tot

16 784,5

92 f.

0,5 kHz

     

Limieten (kHz)

4 202,25

6 300,25

8 396,25

12 559,75

16 784,75

18 892,75

22 351,75

25 192,75

Aan schepen toe te wijzen frequenties (ongepaard) voor smalbandige telegrafie en data overdracht met een snelheid van maximaal 100 Bd voor FSK en maximaal 200 Bd voor PSK.

d)

4 202,5

tot

4 207

10 f

0,5 kHz

6 300,5

tot

6 311,5

23 f.

0,5 kHz

8 396,5

tot

8 414

36 f.

0,5 kHz

12 560

tot

12 576,5

34 f.

0,5 kHz

16 785

tot

16 804

39 f.

0,5 kHz

18 893

tot

18 898

11 f.

0,5 kHz

22 352

tot

22 374

45 f.

0,5 kHz

25 193

tot

25 208

31 f.

0,5 kHz

Limieten (kHz)

4 207.25

6 311.75

8 414,25

12 576.75

16 804,25

18 898,25

22 374,25

25 208,25

Opmerkingen bij tabel 1.4:

  • a) De frequentiebanden mogen ook worden gebruikt door zenders op boeien voor oceanografische data overdracht en door de stations die deze boeien uitlezen.

  • b) Voor het gebruik van de draaggolf frequenties 4 125 kHz, 6 215 kHz, 8 291 kHz, 12 290 kHz en 16 420 kHz in deze sub-banden, door schepen en kuststations voor nood- en veiligheidsverkeer, met enkel zijband radiotelefonie, is artikel 31 van het Radioreglement van toepassing, (WRC07)

  • c) Voor het gebruik van de frequenties 4 177,5 kHz, 6 268 kHz, 8 376,5 kHz, 12 520 kHz en 16 695 kHz in deze sub-banden, door schepen en kuststations voor nood- en veiligheidsverkeer, met smalbandige telegrafie, is artikel 31 van het Radioreglement van toepassing.

  • d) Deze sub-banden, met uitzondering van de frequenties genoemd onder C, mogen worden gebruikt voor eerste tests en de mogelijk toekomstige introductie binnen de maritiem mobiele service van nieuwe digitale technieken. Stations die deze sub-banden voor dit doel gebruiken mogen geen schadelijke storing veroorzaken bij, noch bescherming claimen tegen, andere stations die in overeenstemming met artikel 5 van de RR werken.

2. Frequentiegebruik in de VHF-banden

Kanaal

nr.

Noten

Zend frequentie

(MHz)

Toepassing binnen het werkingsgebied van de Regionale Regeling (op de binnenwateren)

Zie noot 1), 2), 3)

Toepassing buiten het werkingsgebied van de Regionale Regeling (op de territoriale zee)

Zie noot 28)

Vanaf schip

Vanaf kuststation

Inter ship

Havenoperaties en scheepsbewegingen

Nautische informatie

Inter ship

Havenoperaties en scheepsbewegingen

Openbare

correspondentie

Simplex freq.

Duplex freq.

55L

29)

155,775

       

x

     

56L

29)

155,825

       

x

     

60

4)

156.025

160.625

   

x

 

x

x

x

01

4)

156.050

160.650

   

x

 

x

x

x

61

4)

156.075

160.675

   

x

 

x

x

x

02

4)

156.100

160.700

   

x

 

x

x

x

62

4)

156.125

160.725

   

x

 

x

x

x

03

4)

156.150

160.750

   

x

 

x

x

x

63

4)

156.175

160.775

   

x

 

x

x

x

04

4)

156.200

160.800

   

x

 

x

x

x

64

 

156.225

160.825

   

x

 

x

x

x

05

4)

156.250

160.850

   

x

 

x

x

x

65

4)

156.275

160.875

   

x

 

x

x

x

06

31)

156.300

156,300

x

   

x

     

66

 

156.325

160.925

   

x

 

x

x

x

07

4)

156.350

160.950

   

x

 

x

x

x

67

5), 25)

156.375

156.375

     

x

x

   

08

 

156.400

156.400

x

   

x

     

68

4)

156.425

156.425

   

x

 

x

   

09

6)

156.450

156.450

   

x

x

x

   

69

4)

156.475

156.475

   

x

x

x

   

10

7), 8), 25), 32)

156.500

156.500

x

   

x

x

   

70

9), 31)

156.525

156.525

     

Digital Selective Calling, voor nood, spoed, veiligheid en aanroepkanaal.

11

32)

156.550

156.550

 

x

   

x

   

71

 

156.575

156.575

 

x

   

x

   

12

 

156.600

156.600

 

x

   

x

   

72

10), 11)

156.625

156.625

x

   

x

   

x

13

8), 26)

156.650

156.650

x

   

x

x

   

73

12), 25)

156.675

156.675

   

x

x

x

   

14

 

156.700

156.700

 

x

   

x

   

74

 

156.725

156.725

 

x

   

x

   

15

13), 24)

156.750

156.750

     

x

x

   

75

27), 30)

156.775

156.775

 

x

   

x

   

16

14), 31)

156.800

156.800

nood, spoed, veiligheid en aanroepkanaal

nood, spoed, veiligheid en aanroepkanaal

76

6), 27), 30)

156.825

156.825

   

x

 

x

   

17

13), 24)

156.850

156.850

     

x

x

   

77

10), 16), 22)

156.875

156.875

x

   

x

     

12H

15)

161,200

161,200

             

14H

29)

161,300

161,300

     

x

     

16H

29)

161,400

161,400

     

x

     

13H

15)

161,250

161,250

             

18

17)

156.900

161.500

   

x

 

x

x

x

78

 

156.925

161.525

   

x

   

x

x

19

 

156.950

161.550

   

x

   

x

x

79

4),

156.975

161.575

   

x

   

x

x

20

17),

157.000

161.600

   

x

   

x

x

80

4)

157.025

161.625

   

x

 

x

x

x

21

4)

157.050

161.650

   

x

 

x

x

x

81

4)

157.075

161.675

   

x

 

x

x

x

22

17)

157.100

161.700

   

x

 

x

x

x

82

16), 18)

157.125

161.725

   

x

 

x

x

x

23

19)

157.150

161.750

   

x

 

x

x

x

83

19)

157.175

161.775

   

x

 

x

x

x

24

 

157.200

161.800

   

x

 

x

x

x

84

17)

157.225

161.825

   

x

 

x

x

x

25

4)

157.250

161.850

   

x

 

x

x

x

85

17)

157.275

161.875

   

x

 

x

x

x

26

 

157.300

161.900

   

x

 

x

x

x

86

 

157.325

161.925

   

x

 

x

x

x

27

4)

157.350

161.950

   

x

   

x

x

87

6)

157.375

157.375

   

x

 

x

   

28

 

157.400

162.000

   

x

   

x

x

88

20)

157.425

157.425

   

x

 

x

   

31

21)

157,550

162,150

             

AIS 1

22), 31), 33)

161.975

161.975

automatisch identificatiesysteem (AIS)

AIS 2

22), 31), 33)

162.025

162.025

automatisch identificatiesysteem (AIS)

Opmerkingen bij tabel 2:

  • 1) Binnen het werkingsgebied van de Regionale Regeling mag de marifoon uitzenden met een zenderuitgangsvermogen tussen 0,5 en 25 Watt en mag de VHF-portofoon uitzenden met een zenderuitgangsvermogen tussen 0,1 en 6 Watt. De gebruiker van een marifoon of VHF-portofoon dient het zenderuitgangsvermogen op de kanalen 1 t/m 5, 7, 9, 18 t/m 28, 31, 60 t/m 69, 73, 78 t/m 88 handmatig of automatisch te reduceren tot een waarde tussen 0,5 en 1 Watt.Op de kanalen 6, 8, 10 t/m 15, 17, 71, 72 en 74 t/m 77 dient het zenderuitgangsvermogen te allen tijde automatisch te worden gereduceerd tot een waarde tussen 0,5 en 1 Watt. De antenne van de marifoon is rondstralend en heeft een maximale gain van 1,5 dB ten opzichte van een halve golflengte dipool.

  • 2) Binnen het werkingsgebied van de Regionale Regeling is het gebruik van de dual watch functie niet toegestaan.

  • 3) Indien een externe marifoonantenne op de portofoon wordt aangesloten, dan dient het zenderuitgangsvermogen op de kanalen 1 t/m 15, 17 t/m 28 en 60 t/m 88 gereduceerd te worden tot 1 Watt. Deze bepaling is niet van toepassing op de kanalen 23 en 83 voor communicatie met de Kustwacht.

  • 4) Binnen het werkingsgebied van de Regionale Regeling zijn de kanalen 1 t/m 5, 7, 21, 25, 27, 60 t/m 63, 65, 68, 69 en 79 t/m 81 aangewezen voor gebruik ten behoeve van verkeersbegeleiding. Verkeersbegeleiding omvat radioverkeer voor het begeleiden van de scheepvaart onder radardekking in een vooraf bepaald gebied, waarbij een walorganisatie assistentie verleent voor een vlotte en veilige scheepvaart.

  • 5) Binnen het werkingsgebied van de Regionale Regeling is kanaal 67 aangewezen voor gebruik ten behoeve van communicatie ter plaatse gedurende opsporing/reddingsoperaties op de Noordzee en de Grote binnenwateren (IJsselmeer, Waddenzee, Ooster- en Westerschelde).

  • 6) Binnen het werkingsgebied van de Regionale Regeling zijn de kanalen 9, 76 en 87 aangewezen voor divers nautisch gebruik. Divers nautisch gebruik omvat zakelijk radioverkeer tussen bedrijven, organisaties en internationale (zee)schepen.

  • 7) Binnen het werkingsgebied van de Regionale Regeling is kanaal 10 het primaire kanaal voor aanroep-, spoed- en veiligheidsverkeer.

  • 8) Binnen het werkingsgebied van de Regionale Regeling is kanaal 13 het uitwijkkanaal voor kanaal 10.

  • 9) Binnen het werkingsgebied van de Regionale Regeling is het gebruik van DSC niet toegestaan. Een uitzondering geldt voor de Grote binnenwateren (Waddenzee, IJsselmeer, Ooster- en Westerschelde en Eems-Dollard): daar mag kanaal 70 op vrijwillige basis gebruikt worden voor nood-, spoed- en veiligheidsverkeer.

  • 10) Binnen het werkingsgebied van de Regionale Regeling mogen de kanalen 77 en 72 tevens worden gebruikt voor sociaal verkeer.

  • 11) Binnen het werkingsgebied van de Regionale Regeling is kanaal 72 tevens aangewezen voor gebruik ten behoeve van bergings- en sleepactiviteiten.

  • 12) Binnen het werkingsgebied van de Regionale Regeling is kanaal 73 aangewezen voor gebruik ten behoeve van bestrijding van olieverontreinigingen op de Noordzee.

  • 13) Binnen het werkingsgebied van de Regionale Regeling mogen de kanalen 15 en 17 alleen worden gebruikt voor on-board communicatie (intraship). Een uitzondering geldt voor gebruik aan boord van kleine schepen (minder dan 20 meter), zoals gedefinieerd in de Code Européen des Voies de Navigation Intérieure (CEVNI): aan boord van kleine schepen is gebruik voor on-board communicatie niet toegestaan.

  • 14) Binnen het werkingsgebied van de Regionale Regeling is kanaal 16 tevens het afhandelingskanaal na DSC alarmering.

  • 15) Binnen het werkingsgebied van de Regionale Regeling mag de binnenvaart ten behoeve van zand- en grindwinning en baggerwerkzaamheden gebruik maken van de kanalen 12H (frequentie 161,200 MHz) en 13H (frequentie 161,250 MHz). Het uitgestraalde vermogen is niet hoger dan 1 Watt. Kanaal 13H mag niet in Zeeland, Noord-Brabant en Limburg gebruikt worden.

  • 16) Binnen het werkingsgebied van de Regionale Regeling zijn de kanalen 82 en 77 aangewezen voor gebruik ten behoeve van de proviandering van schepen.

  • 17) Binnen het werkingsgebied van de Regionale Regeling zijn de kanalen 18, 20, 22, 84 en 85 aangewezen voor gebruik ten behoeve van het geven van mededelingen aan en het ontvangen van aanwijzingen van brug- en sluispersoneel.

  • 18) Binnen het werkingsgebied van de Regionale Regeling is kanaal 82 aangewezen voor gebruik ten behoeve van radioverkeer met betrekking tot de bunkering van schepen.

  • 19) De kanalen 23 en 83 zijn aangewezen voor gebruik ten behoeve van de radiomedische dienst van het Nederlandse redding coördinatie centrum (RCC) te Den Helder.

  • 20) Kanaal 88 is aangewezen voor gebruik bij tijdelijke maritieme evenementen.

  • 21) Binnen het werkingsgebied van de Regionale Regeling is kanaal 31 aangewezen voor gebruik ten behoeve van communicatie met betrekking tot jachthavenverkeer (marinakanaal).

  • 22) Binnen het werkingsgebied van de Regionale Regeling geldt een maximaal zenderuitgangsvermogen van 12,5 Watt op de AIS frequenties. De antenne is rondstralend en heeft een maximale gain van 1,5 dB ten opzichte van een halve golflengte dipool.

  • 23) Binnen het werkingsgebied van de Regionale Regeling mogen de kanalen 15 en 17 alleen worden gebruikt voor on-board communicatie (intraship). Een uitzondering geldt voor gebruik aan boord van kleine schepen (minder dan 20 meter), zoals gedefinieerd in de Code Européen des Voies de Navigation Intérieure (CEVNI): aan boord van kleine schepen is gebruik voor on-board communicatie niet toegestaan.

  • 24) Buiten het werkingsgebied van de Regionale Regeling mogen de kanalen 15 en 17 worden gebruikt voor intership-verkeer. Daarnaast mogen ze ook gebruikt worden voor on-board communicatie, mits het effectief uitgestraalde vermogen niet groter is dan 1 Watt ERP. Landen mogen nadere regels stellen voor gebruik van deze frequenties in hun territoriale wateren.

  • 25) De Nederlandse administratie kan, indien zij dit noodzakelijk acht, de kanalen 10, 67 en 73 tevens aanwijzen voor gebruik voor communicatie tussen scheepsstations, luchtvaartuigen en stations aan de wal die betrokken zijn bij gecoördineerde SAR-operaties en operaties ter bestrijding van milieuvervuiling.

  • 26) Kanaal 13 is bestemd voor wereldwijd gebruik als veiligheids- en navigatiekanaal; primair voor intership, veiligheids- en navigatiecommunicatie. Het kan ook gebruikt worden voor scheepsbewegingen en havenoperaties, afhankelijk van nationale regelgeving van de betreffende administraties. Echter binnen het werkingsgebied van de Regionale Regeling geldt noot 8).

  • 27) Met uitzondering van AIS, moet het gebruik van de kanalen 75 en 76 beperkt blijven tot navigatie-gerelateerde communicatie en moeten alle voorzorgsmaatregelen worden genomen worden om storing op kanaal 16 te voorkomen, onder meer door beperking van het effectief uitgestraalde vermogen tot 1 Watt ERP en geografische scheiding.

  • 28) Buiten het werkingsgebied van de Regionale Regeling mag de automatische vermogensreductie en ATIS van de marifoon en de portofoon buiten gebruik zijn.

  • 29) Gebruik van VHF-kanalen/frequenties in de zeevisserij:

    De kanalen 55L, 56L, 14H en 16H mogen uitsluitend worden toegepast door vissersschepen voor onderling verkeer en de berichten mogen versleuteld zijn, waarbij:

    • de kanalen 55L en 56L niet mogen worden gebruikt binnen 25 km van de Nederlandse kust;

    • vissersschepen die (beroepsmatig) sportvisserij bedrijven, uitsluitend gebruik mogen maken van kanaal 16H.

  • 30) De kanalen 75 en 76 zijn tevens internationaal aangewezen voor de mobiele satelliet service (aarde-ruimte) voor het ontvangen van long-range AIS uitzendingen van schepen.

  • 31) De kanalen 6, 70, 16, AIS 1 en AIS 2 mogen tevens gebruikt worden door radiostations in de luchtvaart met als doel SAR activiteiten en veiligheid gerelateerde communicatie.

  • 32) Bij maritieme radiocommunicatie op de kanalen 10 en 11 worden alle voorzorgsmaatregelen getroffen om schadelijke interferentie op kanaal 70 te voorkomen.

  • 33) De frequenties AIS 1 en AIS 2 mogen tevens worden gebruikt in de mobiele satelliet-service (aarde-ruimte) voor het ontvangen van AIS uitzendingen van schepen.

3. Frequentiegebruik in de UHF-banden

Overzicht van UHF kanalen/frequenties die beschikbaar zijn voor maritiem mobiele communicatie, met vermelding van de toegestane toepassingen (frequenties in MHz):

kanaal

nummer

zendfrequentie

on-board

communicatie

sociaal verkeer

(a)

1

457,525

x

 

2

457,5375

x

x

3

457,550

x

 

4

457,5625

x

x

5

457,575

x

 

6

467,525

x

 

7

467,5375

x

 

8

467,550

x

 

9

467,5625

x

 

10

467,575

x

 

Noot UHF

a) sociaal verkeer alleen in Nederland

– zie onderdeel 6 voor een toelichting op de gebruikte begrippen

– De UHF portofoon mag uitzenden met een vermogen tussen 0,2 en 2 watt ERP.

4. Frequentiegebruik mobiele satellietverbindingen

Toepassing

Frequentie

Vermogen

EPIRB (homing ten behoeve van uitpeilen)

121,500 MHz

200 mW

EPIRB (alarmering)

406,000 – 406,100 MHz

5 W e.r.p.

INMARSAT A, B, C, F, M en Mini M

1626,500 – 1645,500 MHz

0 dBW e.r.p.

5. Overzicht ten aanzien van het certificaat van bediening dat per radiozendapparaat is vereist voor maritiem mobiele radiocommunicatie (zeevaart en binnenvaart/pleziervaart)

Dit overzicht bevat alle apparatuur die onder de noemer ‘scheepsstation’ vergunningvrij met melding kan worden gebruikt.

 

Basiscertificaat of

MARCOM B of

MARCOM A

Marifoon Binnenvaart

X

X

X

Marifoon Zeevaart

 

X

X

Combi-marifoon

 

X

X

DSC Klasse C

X

X

X

DSC Alle andere klassen

 

X

X

MF/HF- apparatuur

   

X

Portofoon GMDSS

 

X

X

Portofoon met alle marifoonkanalen

X

X

X

Portofoon beroepsbinnenvaart Kanalen 15 en 17

X

X

X

Satelliet EPIRB 406 MHz

 

X

X

INMARSAT A, B, C, F, M en Mini M indien voorzien van alarmeringsmogelijkheid binnen het GMDSS

 

X

X

INMARSAT C_VMS en _SSAS indien voorzien van alarmeringsmogelijkheid binnen het GMDSS

X

X

X

Telex over Radio (SELCAL)

   

X

Scrambler

 

X

X

Automatic Identification System (AIS)

X

X

X

6. Toelichting op de gebruikte terminologie

Aanroepkanaal:

Kanaal voor het aanroepen en het verstrekken van korte mededelingen, met uitzondering van sociaal verkeer;

ERP/e.r.p.

Het effectief uitgestraald vermogen van de zendinrichting ten opzichte van een halve golf dipool (Effective Radiated Power);

EIRP/e.i.r.p.

Het effectief uitgestraald vermogen van de zendinrichting ten opzichte van een isotrope straler (Equivalent Isotropically Radiated Power).

Havenoperaties:

Radioverkeer inzake het geven van mededelingen aan en het ontvangen van aanwijzingen van havenautoriteiten met betrekking tot de veiligheid van scheepsbewegingen;

Intership verkeer:

Radioverkeer ten behoeve van de communicatie tussen schepen onderling (intraship);

Nautische informatie:

Radioverkeer ten behoeve van het geven van mededelingen aan en het ontvangen van aanwijzingen van verkeersbegeleidingsstations;

Nood- of spoedverkeer:

Radioverkeer betreffende de veiligheid van een schip, luchtvaartuig of ander vervoermiddel, dan wel van een persoon;

On-board communicatie:

Communicatie tussen radiozendapparaten op hetzelfde schip (intraship);

Sociaal verkeer:

Radioverkeer van algemene aard

Verkeersbegeleiding:

Radioverkeer voor het begeleiden van de scheepvaart onder radardekking in een vooraf bepaald gebied, waarbij een walorganisatie assistentie verleent voor een vlotte en veilige scheepvaart;

Veiligheidsverkeer:

Radioverkeer houdende belangrijke waarschuwingen betreffende de navigatie of meteorologische zaken.

Bijlage 3

Spellingsalfabet als bedoeld in artikel 10, onderdeel h

Bij het spellen van de roepletters dient gebruik te worden gemaakt van het volgende spellingsalfabet:

A

Alfa

N

November

B

Bravo

O

Oscar

C

Charlie

P

Papa

D

Delta

Q

Quebec

E

Echo

R

Romeo

F

Foxtrot

S

Sierra

G

Golf

T

Tango

H

Hotel

U

Uniform

I

India

V

Victor

J

Juliett

W

Whiskey

K

Kilo

X

X-ray

L

Lima

Y

Yankee

M

Mike

Z

Zulu