De onderdelen 2.1, 2.2 en 2.4 tot en met 2.6 zijn overgenomen uit de onderdelen 2.1 tot en met 2.5 van het besluit van 9 september 2010, nr. DGB2010/2733M, (Stcrt. 2010, 14304). Onderdeel 2.6 bevat een verduidelijking over buitenlandse dienstjaren en een aanpassing aan het
nieuwe Witteveenkader.
Onderdeel 2.3 is overgenomen uit onderdeel 3 van het besluit van 27 april 2012, nr. BLKB2012/157M, (Stcrt. 2012, 9044), met een aanpassing aan het nieuwe Witteveenkader.
Hierbij merk ik op dat onderdeel 2 van dat besluit niet is overgenomen omdat het een voorlichtend karakter heeft.
De onderdelen 3 tot en met 5, 7, 9 en 10 zijn ontleend aan de onderdelen 3 tot en met 8 van het besluit van 9 september 2010, nr. DGB2010/2733M, (Stcrt. 2010, 14304). Onderdeel 3.1 is aangepast aan het nieuwe Witteveenkader. De onderdelen 3.2.1, 3.2.2, 3.2.3, 3.2.5 en 4 zijn inhoudelijk gewijzigd en aangepast aan de werkkostenregeling. Onderdeel 3.2.4 is geactualiseerd. In onderdeel 3.3 is het voorbeeld geactualiseerd. In de onderdelen 3.5 en 3.8 zijn verduidelijkingen opgenomen. De in onderdeel 7 opgenomen goedkeuring is uitgebreid
tot de resultaatgenieter. Verder is onderdeel 7 aangepast aan de verhoging van de
pensioenrichtleeftijd van de Wet VAP en aan de Wet Witteveen 2015. Onderdeel 9 is verduidelijkt. Onderdeel 9.2 bevat een uitbreiding van de aanwijzing van bepaalde pensioenregelingen waarbij de
vrijstelling bij arbeidsongeschiktheid is ingegaan. De aanwijzing in relatie tot de
Wet VAP is ontleend aan onderdeel 2.5 van het besluit van 23 september 2014, nr. BLKB2014/1702M, (Stcrt. 2014, 28039). De aanwijzing in relatie tot de Wet Witteveen
2015 is nieuw. Ook de aanwijzing in onderdeel 9.4 is nieuw. In verband hiermee zijn de onderdelen 9.4 en 9.5 vernummerd tot respectievelijk
onderdeel 9.5 en onderdeel 9.6. In onderdeel 10 is de goedkeuring voor het geval de opbouw van prepensioen en overbruggingspensioen
stopt voor de (pre)pensioendatum niet overgenomen, aangezien deze situatie zich niet
meer kan voordoen. In verband hiermee ziet onderdeel 10 alleen nog op overgangsrecht
voor prepensioenen en zijn de overige onderdelen vernummerd. Voor het overige zijn
de onderdelen 3 tot en met 5, 7, 9 en 10 geactualiseerd en bevatten zij slechts ondergeschikte aanpassingen.
Onderdeel 6 is ontleend aan het besluit van 30 augustus 2011, nr. BLKB2011/1231M, (Stcrt. 2011, 16384). Dit onderdeel is aangepast aan de verhoging
van de AOW-leeftijd van de Wet VAP. Dit onderdeel treedt per 1 juli 2016 in werking om de praktijk de gelegenheid te
geven deze aanpassing in de pensioenregelingen te verwerken. Onderdeel 8 is nieuw. Onderdeel 9 van het besluit van 9 september 2010, nr. DGB2010/2733M, (Stcrt. 2010, 14304), betrof de inmiddels vervallen stamrechtvrijstelling
en is vervallen. Onderdeel 11 bevat overgangsrecht in verband met de invoering van de Wet VAP en de Wet Witteveen
2015. De onderdelen 11.1 tot en met 11.4 zijn ontleend aan de onderdelen 2.1, 2.3, 2.4 en 2.6 van het besluit van 23 september 2014, nr. BLKB2014/1702M, (Stcrt. 2014, 28039). Hierbij merk ik op dat de onderdelen 2.2 en 3 van laatstgenoemd besluit niet zijn overgenomen. Die onderdelen hebben hun belang
verloren door respectievelijk tijdsverloop en wijziging van de wetgeving. Onderdeel 11.5 is nieuw en bevat een tijdelijke goedkeuring. Tot slot bevat het besluit de nodige
redactionele aanpassingen waarmee geen beleidswijzigingen zijn beoogd.
Onderdeel 12 voorziet in het intrekken van de hiervoor genoemde besluiten. Genoemd onderdeel voorziet
tevens in de intrekking van het besluit van 7 april 2003, nr. DGB2002-7207M, (Infob
2003, 4), inzake de fiscale behandeling van verplichte bijdragen voor beroepspensioenregelingen.
Dat besluit heeft door jurisprudentie zijn belang verloren.