F. Hoe te handelen als de betrokkene met betrekking tot een afstammingsrelatie geen
stukken kan overleggen en er geen gegevens over die relatie zijn opgenomen in een
Nederlandse overheidsadministratie of als twijfel bestaat aan de inhoud van de overgelegde
stukken?
[Regeling vervallen per 01-01-2020]
De situatie kan zich voordoen dat een persoon een beroep doet op het bestaan van een
biologische afstammingsrelatie, maar niet in staat is om deze relatie door middel
van documenten aan te tonen. Hieraan valt vooral te denken bij verzoeken tot gezinshereniging,
bij het doen van afstand ten behoeve van adoptie en bij verzoeken tot vaststelling
van de nationaliteit. Een dergelijke situatie, waarin er voor de betrokkene sprake
is van bewijsnood, zal zich met name voordoen in het geval dat de registers van de
burgerlijke stand in het land waar de documenten vandaan moeten komen niet bestaan
dan wel onvolledig zijn, alsmede wanneer er in het land in kwestie geen stukken kunnen
worden verkregen vanwege de op dat moment bestaande politieke en/of veiligheidssituatie.
In zo'n geval zal de autoriteit bij wie het verzoek is gedaan, desgewenst na consultatie
van het Ministerie van Buitenlandse Zaken, constateren dat de betrokkene in bewijsnood
verkeert. Die bewijsnood kan worden opgeheven door het van de zijde van de overheid
aanbieden van een DNA-onderzoek. Voor alle duidelijkheid wordt benadrukt dat DNA-onderzoek
uitsluitend kan plaatsvinden indien genoegzaam gebleken is dat het niet mogelijk is
om het bestaan van de gestelde biologische afstammingsrelatie door middel van documenten
aan te tonen. Alleen in dat geval dient betrokkene gewezen te worden op de mogelijkheid
om DNA-onderzoek te laten verrichten. De resultaten van dat onderzoek kunnen dan in
plaats van documenten worden overgelegd en worden als bewijs aanvaard indien het bestaan
van de gestelde afstammingsrelatie met voldoende zekerheid is vastgesteld.
Als de legalisatieketen verkort is omdat er minder waarde wordt gehecht aan de afgegeven
documenten, en er wel documenten zijn, en de beoordelende instantie twijfelt over
de inhoud van het brondocument, dan kan afgewogen worden of DNA-onderzoek wordt aangeboden
in gevallen waarin een persoon een beroep doet op een biologische afstammingsrelatie.
Voor de BRP/bevolkingsadministratie geldt dat DNA-onderzoek op zichzelf niet als brondocument
kan dienen voor het opnemen van gegevens omtrent de juridische afstammingsrelatie
van een persoon, die immers als enige afstammingsrelatie in de BRP/bevolkingsadministratie
van belang is.
Bij het ontbreken van over te leggen documenten zal door de betrokkene hierover een
verklaring onder ede of belofte moeten worden afgelegd. Daarbij kunnen in voorkomende
gevallen, ter ondersteuning van de afgelegde verklaring, de resultaten van een DNA-onderzoek
als bijlage worden gevoegd.
Er zij hier met nadruk op gewezen dat de medewerking aan DNA-onderzoek uitsluitend
op vrijwillige basis kan geschieden. Hiervan dient te blijken uit een door de betrokkene
ondertekende verklaring. Indien DNA-onderzoek de enige manier is om een afstammingsrelatie
aan te tonen, zal de betreffende beslissende instantie betrokkenen berichten tot welk
laboratorium zij zich kunnen wenden om dit onderzoek uit te laten voeren.
Deze laboratoria zijn op grond van hun expertise internationaal erkend. Zij bepalen
op welke wijze en onder welke voorwaarden de afname van DNA-materiaal geschiedt. Tevens
wordt bij afname van DNA-materiaal in het buitenland door de laboratoria bepaald aan
welke voorwaarden de verzending van het materiaal dient te voldoen.
De hierbij te volgen procedure luidt als volgt:
In het Europese deel van Nederland verblijvende personen dienen zich voor DNA-onderzoek
te wenden tot een van de voornoemde laboratoria.
In het Caribische deel van Nederland verblijvende personen kunnen zich wenden tot
het Landslaboratorium in Curaçao of Aruba voor het afnemen van DNA-materiaal, maar
het DNA-onderzoek zelf moet bij één van de eerder bedoelde laboratoria worden verricht.
In het buitenland verblijvende personen dienen zich te wenden tot de bevoegde Nederlandse
diplomatieke vertegenwoordiging. De laatstgenoemde zal ervoor zorgdragen dat het te
onderzoeken DNA-materiaal wordt afgenomen door een daartoe gekwalificeerde persoon.
Bij de afname zal de identiteit van de betrokkene worden vastgelegd. Het DNA-specimen
zal vervolgens door tussenkomst van de desbetreffende diplomatieke vertegenwoordiging
worden toegezonden aan het laboratorium dat het onderzoek zal uitvoeren.
De kosten die verbonden zijn aan het uitvoeren van DNA-onderzoek dienen in principe
door de betrokkene gedragen te worden. Indien de uitslag van het onderzoek het bestaan
van de gestelde afstammingsrelatie bevestigt, kunnen de kosten onder bepaalde voorwaarden
vergoed worden door de Staat. Als de betrokkene niet akkoord gaat met de uitslag van
een DNA-onderzoek, kan hij deze betwisten op grond van de voorzieningen van bezwaar
en/of beroep die gelden voor de procedure in het kader waarvan de resultaten van het
DNA-onderzoek worden ingebracht.