Tot 2012 gold een drempel voor de aftrek van uitgaven voor monumentenpanden. Sinds
de wetswijziging van 2012 geldt een maximum aftrek. Voor uitgaven gedaan in 2012 en
2013 geldt een overgangsregeling indien voor die uitgaven vóór 1 januari 2012 een
onherroepelijke verplichting is aangegaan.
Voorbeeld
In 2011 is een verplichting tot onderhoud voor een monumentenwoning aangegaan voor
een bedrag van € 25.000.
In 2012 en 2013 zijn de werkzaamheden verricht, waarvoor respectievelijk in 2012 en
2013 € 20.000 en € 5.000 is betaald.
Tijdens de werkzaamheden in 2012 wordt een noodzakelijke reparatie geconstateerd,
welke direct wordt uitgevoerd en betaald, kosten € 10.000.
De eigenwoningwaarde op 1 januari 2012 en 2013 bedraagt € 400.000. Het eigenwoningforfait
is € 2.400. De aftrek voor afschrijvingen en eigenaarslasten is met ingang van 2012
vervallen.
De aftrek van uitgaven voor monumentenpanden bedraagt over het jaar 2012 voor de verplichting
aangegaan in 2011 € 16.800. Dit is € 20.000 verminderd met de drempel van € 3.200
(0,08% over € 400.000). Voor de noodzakelijke reparatie bedraagt de aftrek in 2012
80% van € 10.000 is € 8.000. De aftrek van uitgaven voor monumentenpanden bedraagt
in 2012 in totaal € 24.800. Over het jaar 2013 bedraagt de aftrek € 1.800 voor het
in dat jaar betaalde restant van € 5.000 van de in 2011 aangegane verplichting, verminderd
met de drempel van € 3.200.
De drempel is een jaarbedrag. Ook als de woning niet het gehele jaar in bezit is,
geldt de volledige jaardrempel. Bij fiscale partners worden de uitgaven samengeteld.
Vervolgens wordt daarover de drempel toegepast. De drempel wordt berekend over de
gezamenlijke waarde. Bij niet-fiscale partners neemt ieder zijn eigen uitgaven. De
drempel wordt per persoon berekend over de waarde van ieders aandeel in het monumentenpand.
4.2. Drempel bij gesplitst gebruik
Bij een monument in gesplitst gebruik is voor de toerekening van de drempel tot 2012
van belang voor welk deel van het monument de kosten zijn gemaakt. Dit is bijvoorbeeld
van belang als het monument deels als eigen woning in gebruik is (drempel is 0,8%
van WOZ-waarde) en deels door verhuur wordt aangemerkt als box 3-bezitting (drempel
is 4% van de waarde in het economische verkeer). Onderhoudskosten die specifiek betrekking
hebben op een bepaalde ruimte, worden aan die ruimte toegerekend. Kosten die niet
specifiek betrekking hebben op een bepaalde ruimte, worden naar rato toegerekend (zie
het arrest van de Hoge Raad van 14 december 2001, ECLI:NL:HR:2001:AD7140).
Voorbeeld
De begane grond van een monumentenpand is verhuurd (box 3). De waarde in het economische
verkeer daarvan is € 160.000. De eerste etage is in gebruik als eigen woning (WOZ-waarde
€ 140.000). De klokgevel aan de eerste etage en het dak worden gerestaureerd. De kosten
zijn € 40.000. Van de kosten aan de gevel of het dak, kan niet gezegd worden dat zij
uitsluitend of nagenoeg uitsluitend ter beschikking staan aan het woongedeelte. De
kosten worden gesplitst op basis van gebruik. In dit geval is de totale drempel (cijfers
2011) € 7.520, Voor het woongedeelte: 0,8% van € 140.000 = € 1. 120 en voor het box
3-gedeelte: 4% van € 160.000 = € 6.400.