Stb. 2004, 110, datum inwerkingtreding 26-03-2004, bevat een wijziging met terugwerkende
kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-07-2002.
1 De beslagvrije voet bedraagt voor schuldenaren die kunnen worden aangemerkt als:
-
a. echtgenoten of geregistreerde partners als bedoeld in artikel 3 van Wet werk en bijstand
die beiden 21 jaar of ouder zijn: negentig procent van de norm genoemd in artikel
21, onderdeel c, respectievelijk artikel 22, onderdeel c en d, van die wet;
-
b. een alleenstaande en een alleenstaande ouder als bedoeld in artikel 4, onderdeel a
en b, van de Wet werk en bijstand die 21 jaar of ouder, doch jonger dan 65 jaar zijn:
-
1°. indien het periodieke inkomen bij de beslaglegger bekend is: 90 procent van dat inkomen
inclusief de vakantie-aanspraak, doch ten minste 90 procent van de norm genoemd in
artikel 21, onderdeel a en b, van de Wet werk en bijstand en ten hoogste 90 procent
van die norm nadat deze eerst is verhoogd met het bedrag genoemd in artikel 25, tweede
lid, van die wet;
-
2°. indien het periodieke inkomen niet bij de beslaglegger bekend is: 90 procent van de
norm genoemd in artikel 21, onderdeel a en b, van de Wet werk en bijstand;
-
c. een alleenstaande van 65 jaar of ouder en een alleenstaande ouder van 65 jaar of ouder:
negentig procent van de norm genoemd in artikel 22, onderdeel a en b, van die wet.
2 De beslagvrije voet bedraagt voor schuldenaren die kunnen worden aangemerkt als:
-
a. echtgenoten of geregistreerde partners zonder ten laste komende kinderen die beiden
jonger zijn dan 21 jaar: 90 procent van de norm genoemd in artikel 20, eerste lid,
onderdeel b, van de Wet werk en bijstand;
-
b. echtgenoten of geregistreerde partners zonder ten laste komende kinderen waarvan een
van hen jonger is dan 21 jaar: 90 procent van de norm genoemd in artikel 20, eerste
lid, onderdeel c, van de Wet werk en bijstand;
-
c. een alleenstaande jonger dan 21 jaar: 90 procent van de norm genoemd in artikel 20,
eerste lid, onderdeel a, van de Wet werk en bijstand;
-
d. een alleenstaande ouder jonger dan 21 jaar: 90 procent van de norm genoemd in artikel
20, tweede lid, onderdeel a, van de Wet werk en bijstand;
-
e. echtgenoten of geregistreerde partners die beiden jonger zijn dan 21 jaar met een
of meer ten laste komende kinderen: 90 procent van de norm genoemd in artikel 20,
tweede lid, onderdeel b, van de Wet werk en bijstand;
-
f. echtgenoten of geregistreerde partners waarvan een van hen jonger is dan 21 jaar met
een of meer ten laste komende kinderen: 90 procent van de norm genoemd in artikel
20, tweede lid, onderdeel c, van de Wet werk en bijstand.
3 Voor zover het echtgenoten of geregistreerde partners betreft, wordt de beslagvrije
voet voor ten hoogste de helft verminderd met het eigen, niet onder beslag liggende
periodieke inkomen inclusief vakantie-aanspraak van degene aan wie de bijstand samen
met de schuldenaar zou kunnen toekomen.
4 Indien de schuldenaar ter verzorging of verpleging in een daartoe bestemde inrichting
is opgenomen bedraagt de beslagvrije voet de prijs die is verschuldigd voor verzorging
dan wel verpleging. De beslagvrije voet wordt verhoogd met twee derden van de bijstandsnorm
genoemd in artikel 23 van de Wet werk en bijstand.
5 De beslagvrije voet wordt verhoogd met:
-
a. de premie van een door de schuldenaar gesloten ziektekostenverzekering, telkens wanneer
deze premie vervalt terwijl het beslag ligt;
-
b. de voor rekening van de schuldenaar komende woonkosten verminderd met ontvangen huursubsidie,
een bijzondere bijdrage in de huurlasten op grond van artikel 26b van de Huursubsidiewet,
of woonkostentoeslag, voor zover de woonkosten, na deze vermindering, meer bedragen
dan het bedrag, genoemd in artikel 17, tweede lid, van de Huursubsidiewet, met dien
verstande dat de verhoging van de beslagvrije voet niet meer bedraagt dan het huursubsidiebedrag
waarop de schuldenaar, uitgaande van de laagste inkomenscategorie, krachtens artikel
21 van de Huursubsidiewet ten hoogste aanspraak heeft.
6 De beslagvrije voet wordt verminderd met de voor beslag vatbare periodieke inkomsten
van de schuldenaar waarop geen beslag ligt, alsmede met het normbedrag voor de kosten
van levensonderhoud en de toeslag voor een partner of eenoudergezin, begrepen in aan
de schuldenaar toegekende studiefinanciering of tegemoetkoming in de studiekosten
die niet vatbaar is voor beslag.
7 Met wijziging van omstandigheden die de beslagvrije voet verhogen, moet de beslaglegger
onverwijld rekening houden. Hij is verplicht aan degene die de periodieke betaling
moet verrichten, met het tijdstip van ingang, kennis van de verhoging te geven onmiddellijk
nadat de reden daarvoor is aangetoond aan hem, zijn advocaat, zijn gemachtigde of
de deurwaarder.
8 Tenzij alle betalingen wekelijks geschieden, worden zij, evenals inkomsten van degene
aan wie samen met de schuldenaar gezinsbijstand zou kunnen toekomen, voor de toepassing
van dit artikel berekend per maand.