Wet van den 18den April 1827, op de zamenstelling der Regterlijke magt en het beleid
der Justitie
Wij WILLEM, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, Groot-Hertog
van Luxemburg, enz., enz., enz.
Allen die deze zullen zien of hooren lezen, salut! doen te weten:
Alzoo Wij in overweging genomen hebben, dat, volgens art. 163 van de grondwet, moet worden ingevoerd "een algemeen wetboek van burgerlijk regt, van koophandel,
van lijfstraffelijk regt, van de zamenstelling der regterlijke magt en van de manier
van procederen;"
Zoo is het, dat Wij, den Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal,
Hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze, te arresteren
de navolgende Wet op de zamenstelling der Regterlijke Magt en het beleid der Justitie
voor het Koninkrijk der Nederlanden.