Stb. 2007, 395, datum inwerkingtreding 31-10-2007, bevat een wijziging met terugwerkende
kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-09-2007.
1 De deskundige leden van de pachtkamers van de rechtbanken, bedoeld in artikel 48,
derde lid, van deze wet en hun plaatsvervangers worden benoemd bij koninklijk besluit
op voordracht van Onze Minister van Justitie, gehoord Gedeputeerde Staten. Zij worden
genoemd lid, onderscheidenlijk plaatsvervangend lid van de pachtkamer.
2 Om te kunnen worden benoemd tot lid of plaatsvervangend lid van een pachtkamer moet
men Nederlander zijn.
3 De deskundige leden en de plaatsvervangende leden van de pachtkamers worden voor de
tijd van vijf jaren benoemd. Zij zijn bij hun aftreden weer benoembaar. Zij worden
op eigen verzoek bij koninklijk besluit ontslagen.
4 Bij de benoeming van de deskundige leden en van de plaatsvervangende leden dragen
Wij zorg, dat in de pachtkamer noch het belang der pachters, noch het belang van de
verpachters overheerst.
5 De deskundige leden en hun plaatsvervangers leggen voorafgaand aan de datum van indiensttreding
de eed of belofte af volgens het formulier zoals dat is vastgesteld in de tweede bijlage
bij de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren.
6 Met ingang van de eerste dag van de maand volgende op die waarin een deskundig lid
of een plaatsvervangend lid van de pachtkamer de leeftijd van zeventig jaren heeft
bereikt, wordt aan hem bij koninklijk besluit ontslag verleend.