Wet instelling van de Orde van Oranje-Nassau

Geraadpleegd op 24-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-01-1997 en zichtdatum 01-01-1997.
Geldend van 01-01-1997 t/m heden

Wet van 4 april 1892, houdende instelling van de Orde van Oranje-Nassau

In naam van Hare Majesteit WILHELMINA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz. Wij EMMA, Koningin-Weduwe, Regentes van het Koninkrijk,

Allen, die deze zullen zien of hooren lezen, saluut! doen te weten:

Alzoo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenschelijk is door het instellen van eene nieuwe Ridderorde de gelegenheid te vermeerderen tot het verleenen van vereerende onderscheidingen;

Gelet op artikel 66 der Grondwet;

Zoo is het, dat Wij, den Raad van State gehoord en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Artikel 1

Er wordt een Orde ingesteld, strekkende tot vererende onderscheiding van Onze onderdanen of vreemdelingen, die zich jegens Ons en de staat of jegens de maatschappij op bijzondere wijze hebben verdienstelijk gemaakt.

Artikel 6

De Ridders van de eerste graad van deze Orde dragen de naam van Ridder Grootkruis.

De Ridders van de tweede graad van deze Orde dragen de naam van Grootofficier.

De Ridders van de derde graad van deze Orde dragen de naam van Commandeur.

De Ridders van de vierde graad van deze Orde dragen de naam van Officier.

De Ridders van de vijfde graad van deze Orde dragen de naam van Ridder.

De Ridders van de zesde graad van deze Orde dragen de naam van Lid.

Artikel 7

  • 1 Het versiersel dezer Orde bestaat in een kruis met acht geparelde punten en een doorlopende laurierkrans tussen de armen en gedekt met een koninklijke kroon, alles van goud voor de eerste vier graden en van zilver voor de vijfde graad; de armen van het kruis zijn wit geëmailleerd met blauw geëmailleerd hart; in het midden van het kruis bevindt zich een blauw geëmailleerd rond schild, omgeven door een wit geëmailleerde rand, beide met goud omlijst, aan de ene zijde op het ronde schild de Leeuw, zoals hij in het wapen van het Rijk voorkomt, en op de rand in gouden letters de woorden "Je maintiendrai", en aan de tegenzijde op het ronde schild een met een gouden koninklijke kroon gedekte gouden W en op de rand in gouden letters de woorden "God zij met ons".

  • 2 Voor militairen worden, instede van den laurierkrans, aan het versiersel aangebracht twee zilveren zwaarden met gouden gevest, schuin gekruist achter het ronde schild.

  • 3 Het lint is oranje tussen twee strepen van Nassaus blauw, de kleuren gescheiden door een smalle witte streep.

Artikel 11

  • 1 Degene aan wie een onderscheiding in deze Orde is verleend, is indien hij ingevolge rechterlijke veroordeling rechtens van zijn vrijheid is beroofd, onbevoegd de tekenen van deze onderscheiding te dragen.

  • 2 Een onderscheiding in deze Orde vervalt, indien degene aan wie de onderscheiding is verleend, onherroepelijk is veroordeeld tot een gevangenisstraf van ten minste een jaar.

Artikel 13

  • 1 Bij algemene maatregel van bestuur wordt een reglement op deze Orde vastgesteld, waarin nadere regels worden gesteld met betrekking tot het verlenen van een onderscheiding in deze Orde en de bij de onderscheiding behorende tekenen.

  • 2 Een krachtens het eerste lid vastgestelde algemene maatregel van bestuur treedt niet eerder in werking dan twee maanden na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin hij is geplaatst. Van de plaatsing wordt onverwijld mededeling gedaan aan de beide kamers der Staten-Generaal.

Lasten en bevelen, dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst, en dat alle Ministerieele Departementen, Autoriteiten, Colleges en Ambtenaren, wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te 's Gravenhage, den 4den April 1892

EMMA.

De Minister van Buitenlandsche Zaken,

VAN TIENHOVEN.

De Minister van Justitie,

SMIDT.

De Minister van Binnenlandsche Zaken,

TAK VAN POORTVLIET.

De Minister van Financiën,

PIERSON.

Uitgegeven den zes en twintigsten April 1892.

De Minister van Justitie,

SMIDT.