Eerste afdeeling. Van de faillietverklaring
-
1 De schuldenaar, die in den toestand verkeert dat hij heeft opgehouden te betalen,
wordt, hetzij op eigen aangifte, hetzij op verzoek van een of meer zijner schuldeischers,
bij rechterlijk vonnis in staat van faillissement verklaard.
-
4 Indien de schuldenaar binnen het Rijk in Europa geene woonplaats heeft, doch aldaar
een beroep of bedrijf uitoefent, is de rechtbank, binnen welker gebied hij een kantoor
heeft, bevoegd.
-
5 Wordt in het geval van het derde of vierde lid door meer dan ééne daartoe bevoegde
rechtbank op verschillende dagen de faillietverklaring uitgesproken, dan heeft alleen
de eerst gedane uitspraak rechtsgevolgen. Heeft de uitspraak van verschillende rechtbanken
op denzelfden dag plaats, dan heeft alleen de uitspraak van de rechtbank, die in de
wet van 10 augustus 1951, Stb. 347 het eerst genoemd wordt, rechtsgevolgen.
-
1 Indien een verzoek tot faillietverklaring een natuurlijke persoon betreft en hij geen
verzoekschrift heeft ingediend tot het uitspreken van de toepassing van de schuldsaneringsregeling
bedoeld in titel III, geeft de griffier de schuldenaar terstond bij brief kennis dat hij binnen veertien
dagen na de dag van de verzending van die brief een verzoekschrift als bedoeld in
artikel 284 kan indienen.
De artikelen 3 en 3a blijven buiten toepassing indien een verzoek tot faillietverklaring een schuldenaar
betreft ten aanzien van wie de schuldsaneringsregeling van toepassing is.
-
1 De aangifte tot faillietverklaring wordt gedaan en het verzoek daartoe ingediend ter
griffie en met de meeste spoed in raadkamer behandeld. Het Openbaar Ministerie wordt
daarop gehoord. Indien de aangifte tot faillietverklaring wordt gedaan door een natuurlijk
persoon, stelt de griffier deze terstond ervan in kennis dat hij, onverminderd artikel 15b, eerste lid, een verzoekschrift als bedoeld in artikel 284 kan indienen.
-
1 De verzoekschriften, bedoeld in het vorige artikel en in de artikelen 8, 9, 10, 11, 15c, tweede lid, 67, 155, 166, 198 en 206, worden ingediend door een procureur.
-
1 De rechtbank kan bevelen, dat de schuldenaar worde opgeroepen, om in persoon of bij
gemachtigde gehoord te worden. De griffier doet de oproeping op de wijze, bij algemeenen
maatregel van bestuur te bepalen. Is buiten Nederland een hoofdprocedure geopend op
de voet van artikel 3, eerste lid, van de in artikel 5, derde lid, genoemde verordening, dan stelt de griffier de curator in de hoofdprocedure onverwijld
schriftelijk in kennis van de aanvraag onder mededeling dat deze zijn zienswijze binnen
een daartoe door de rechter bepaalde termijn kenbaar kan maken.
-
2 Indien de schuldenaar, die is opgeroepen om gehoord te worden, gehuwd is of een geregistreerd
partnerschap is aangegaan, is zijn echtgenoot onderscheidenlijk geregistreerde partner
mede bevoegd om in persoon of bij gemachtigde te verschijnen.
-
3 De faillietverklaring wordt uitgesproken, indien summierlijk blijkt van het bestaan
van feiten of omstandigheden, welke aantoonen, dat de schuldenaar in den toestand
verkeert dat hij heeft opgehouden te betalen, en, zoo een schuldeischer het verzoek
doet, ook van het vorderingsrecht van dezen.
-
4 Ontleent de Nederlandse rechter zijn rechtsmacht aan de in artikel 5, derde lid, genoemde verordening, dan wordt in het vonnis van faillietverklaring vermeld of
het een hoofdprocedure dan wel een territoriale procedure in de zin van de verordening
betreft.
-
1 De schuldenaar, die in staat van faillissement is verklaard, nadat hij op de aanvraag
tot faillietverklaring is gehoord, heeft gedurende acht dagen, na den dag der uitspraak,
recht van hooger beroep.
-
2 Zoo hij niet is gehoord, heeft hij gedurende veertien dagen, na den dag der uitspraak,
recht van verzet. Indien hij tijdens de uitspraak zich niet binnen het Rijk in Europa
bevindt, wordt die termijn verlengd tot eene maand.
-
3 Van het vonnis, op het verzet gewezen, kan hij gedurende acht dagen, na den dag der
uitspraak, in hooger beroep komen.
-
4 Het verzet of hooger beroep geschiedt bij een verzoekschrift in te dienen ter griffie
van het rechtscollege, dat van de zaak kennis moet nemen. De voorzitter bepaalt terstond
dag en uur voor de behandeling. Uiterlijk op den vierden dag, volgende op dien waarop
hij zijn verzoek heeft ingediend, wordt door den schuldenaar van het gedane verzet
of ingestelde hooger beroep, alsmede van den tijd voor de behandeling bepaald, bij
deurwaarders-exploot aan den procureur, die het verzoek tot faillietverklaring heeft
ingediend, kennis gegeven.
-
2 Hetzelfde geldt bij vernietiging der faillietverklaring ten gevolge van verzet, in
welk geval van het hooger beroep door den griffier van het gerechtshof, waarbij het
is aangebracht, onverwijld wordt kennis gegeven aan den griffier van de rechtbank
die de vernietiging heeft uitgesproken.
-
1 Elk schuldeischer, met uitzondering van hem die de faillietverklaring heeft verzocht,
en elk belanghebbende heeft tegen de faillietverklaring recht van verzet gedurende
acht dagen na den dag der uitspraak.
-
3 De voorzitter bepaalt terstond dag en uur voor de behandeling. Uiterlijk op den vierden
dag, volgende op dien waarop hij zijn verzoek heeft ingediend, wordt door den verzoeker
van het gedane verzet, alsmede van den tijd voor de behandeling bepaald, bij deurwaarders-exploot
kennis gegeven aan den schuldenaar en, indien de faillietverklaring door een schuldeischer
is verzocht, ook aan den procureur, die namens dezen het verzoek tot faillietverklaring
heeft ingediend.
-
1 De schuldeischer of de belanghebbende, wiens in het vorige artikel bedoeld verzet
door de rechtbank is afgewezen, heeft recht van hooger beroep, gedurende acht dagen
na den dag der afwijzing.
-
2 Hetzelfde geldt, bij vernietiging der faillietverklaring door de rechtbank ten gevolge
van dat verzet, voor den schuldenaar, den schuldeischer, die de faillietverklaring
verzocht heeft, en het Openbaar Ministerie, in welk geval tevens het tweede lid van artikel 9 van toepassing is.
-
1 Van het arrest, door het gerechtshof gewezen, kunnen de schuldenaar, de schuldeischer
die de faillietverklaring verzocht, de in art. 10 bedoelde schuldeischer of belanghebbende en het Openbaar Ministerie, gedurende acht
dagen na den dag der uitspraak, in cassatie komen.
-
3 Indien de cassatie is gericht tegen een arrest, houdende vernietiging van het vonnis
van faillietverklaring, geeft de griffier van den Hoogen Raad van het verzoek tot
cassatie onverwijld kennis aan den griffier van het gerechtshof dat de vernietiging
heeft uitgesproken.
-
1 Indien ten gevolge van verzet, hooger beroep of cassatie de faillietverklaring wordt
vernietigd, blijven niettemin geldig en verbindend voor den schuldenaar de handelingen,
door den curator verricht vóór of op den dag, waarop aan het voorschrift tot aankondiging
overeenkomstig artikel 15 is voldaan.
-
2 Hangende het verzet, het hooger beroep of de cassatie kan geene raadpleging over een
akkoord plaats hebben, noch tot de vereffening van den boedel buiten toestemming van
den schuldenaar worden overgegaan.
-
1 Het vonnis van faillietverklaring houdt in de benoeming van een der leden van de rechtbank
tot rechter-commissaris in het faillissement, en de aanstelling van een of meer curators.
De rechter die de faillietverklaring uitspreekt, geeft in de uitspraak tevens last
aan de curator tot het openen van aan de gefailleerde gerichte brieven en telegrammen.
-
3 Een uittreksel uit het vonnis van faillietverklaring, houdende vermelding van den
naam, de woonplaats of het kantoor en het beroep van den gefailleerde, van den naam
van den rechter-commissaris, van den naam en de woonplaats of het kantoor des curators,
van den dag der uitspraak, alsmede van den naam, het beroep en de woonplaats of het
kantoor van ieder lid der voorloopige commissie uit de schuldeischers, zoo er eene
benoemd is, wordt door den curator onverwijld geplaatst in de Nederlandsche Staatscourant.
-
4 Op verzoek van een curator in een insolventieprocedure op de voet van artikel 3, eerste
of tweede lid, van de in artikel 5, derde lid, genoemde verordening geeft de griffier van de rechtbank te 's-Gravenhage onverwijld
in de Staatscourant kennis van de in artikel 21 van die verordening bedoelde gegevens.
Een zodanige kennisgeving vindt in elk geval plaats wanneer de schuldenaar in Nederland
een vestiging heeft in de zin van artikel 1, onder h, van de in de eerste zin bedoelde
verordening. De gegevens, bedoeld in de eerste zin, worden aan de griffier verstrekt
in de Nederlandse, Engelse, Duitse of Franse taal.
-
1 Zoodra een vonnis van faillietverklaring ten gevolge van verzet, hooger beroep of
cassatie is vernietigd, en in de twee eerste gevallen de termijn, om in hooger beroep
of in cassatie te komen, verstreken is zonder dat daarvan gebruik is gemaakt, wordt
door den griffier van het rechtscollege, dat de vernietiging heeft uitgesproken, van
die uitspraak kennis gegeven aan den curator en aan de administratie der posterijen
en der telegrafie.
-
2 Gelijke kennisgeving geschiedt, in geval van vernietiging van een vonnis van faillietverklaring
in hooger beroep of cassatie, aan den griffier van de rechtbank, die het vonnis heeft
gewezen.
-
3 De rechter, die de vernietiging van een vonnis van faillietverklaring uitspreekt,
stelt tevens het bedrag vast van de faillissementskosten en van het salaris des curators.
Hij brengt dit bedrag ten laste van dengene, die de faillietverklaring heeft aangevraagd,
van den schuldenaar, of van beide in de door den rechter te bepalen verhouding. Tegen
deze beslissing staat geen rechtsmiddel open. Een bevelschrift van tenuitvoerlegging
zal daarvan worden uitgegeven ten behoeve van den curator.
Wordt faillietverklaring in hooger beroep of in cassatie uitgesproken met vernietiging
van een vonnis of arrest, waarbij de aangifte of aanvrage tot faillietverklaring werd
afgewezen, dan geeft de griffier van het rechtscollege, dat de faillietverklaring
uitspreekt, van die uitspraak kennis aan den griffier van de rechtbank, waarbij de
aangifte of aanvrage is ingediend.
-
1 Indien redelijkerwijs niet geoordeeld kan worden dat de gefailleerde wegens hem toe
te rekenen omstandigheden binnen de termijn bedoeld in artikel 3, eerste lid, geen verzoekschrift tot het van toepassing verklaren van de schuldsaneringsregeling
heeft ingediend of indien het faillissement is uitgesproken op eigen aangifte van
de schuldenaar, kan de rechtbank, totdat de verificatievergadering is gehouden of,
indien de verificatievergadering achterwege blijft, totdat de rechter-commissaris
de beschikkingen als bedoeld in artikel 137a, eerste lid, heeft gegeven, op verzoek van de gefailleerde diens faillissement opheffen onder
het gelijktijdig uitspreken van de toepassing van de schuldsaneringsregeling bedoeld
in titel III.
-
4 Alvorens te beslissen kan de rechtbank de gefailleerde, de rechtercommissaris en de
curator oproepen om te worden gehoord. Artikel 6, tweede lid, is van toepassing.
-
6 Van de opheffing van het faillissement wordt door de griffier kennis gegeven in de
aankondiging die is voorgeschreven in artikel 293. Indien in het faillissement overeenkomstig artikel 108 reeds het tijdstip voor de verificatievergadering was bepaald, zal in die aankondiging
tevens mededeling worden gedaan dat die verificatievergadering niet zal worden gehouden.
-
1 Tegen het vonnis, houdende uitspraak tot de opheffing van het faillissement en tot
de toepassing van de schuldsaneringsregeling, kunnen noch door schuldeisers noch door
andere belanghebbenden rechtsmiddelen worden ingesteld.
-
2 Indien de toepassing van de schuldsaneringsregeling niet is uitgesproken, heeft de
gefailleerde gedurende acht dagen na de dag van de uitspraak het recht van hoger beroep.
Het hoger beroep wordt ingesteld bij een verzoekschrift, in te dienen ter griffie
van het gerechtshof, dat van de zaak kennis moet nemen. De griffier van het gerechtshof
geeft van die indiening onverwijld kennis aan de griffier van de rechtbank.
-
3 De voorzitter bepaalt terstond dag en uur voor de behandeling, welke zal moeten plaatshebben
binnen twintig dagen na de dag van de indiening van het verzoekschrift. De uitspraak
vindt niet later plaats dan op de achtste dag na die van de behandeling van het verzoekschrift
ter terechtzitting. Van het arrest van het gerechtshof wordt door de griffier onverwijld
mededeling gedaan aan de griffier van de rechtbank.
-
4 Indien het gerechtshof het faillissement handhaaft, kan de schuldenaar gedurende acht
dagen na die van de uitspraak in cassatie komen. Het beroep in cassatie wordt ingesteld
bij een verzoekschrift, in te dienen ter griffie van de Hoge Raad. De voorzitter bepaalt
terstond dag en uur voor de behandeling. De griffier van de Hoge Raad geeft van het
beroep in cassatie en van de uitspraak van de Hoge Raad onverwijld kennis aan de griffier
van de rechtbank.
-
5 Zolang niet op het verzoekschrift bedoeld in artikel 15b, tweede lid, is beslist en, indien de schuldsaneringsregeling niet is uitgesproken, hangende
het hoger beroep of de cassatie, kan in het faillissement geen raadpleging over een
akkoord plaatshebben, noch tot uitdeling aan de schuldeisers worden overgegaan.
-
1 Indien niet voldoende baten beschikbaar zijn voor de voldoening van de faillissementskosten
en de overige boedelschulden, kan de rechtbank, op voordracht van den rechter-commissaris
en na de commissie uit de schuldeischers, zoo die er is, gehoord te hebben, bevelen,
hetzij de kostelooze behandeling, hetzij, na verhoor of behoorlijke oproeping van
den gefailleerde, en in dit geval bij beschikking in het openbaar uit te spreken,
de opheffing van het faillissement.
-
2 De rechter, die de opheffing van het faillissement beveelt, stelt tevens het bedrag
van de faillissementskosten vast en - zo daartoe gronden aanwezig zijn - van het salaris
van de curator. Hij brengt deze bedragen ten laste van de schuldenaar. Zij worden
bij voorrang boven alle andere schulden voldaan.
-
4 In afwijking van hetgeen in het tweede lid is bepaald, komen de kosten van de in deze
titel bevolen publicaties, voorzover deze niet uit de boedel kunnen worden voldaan,
ten laste van de Staat. De griffier van het rechtscollege dat de opheffing heeft bevolen,
draagt zorg voor de voldoening van het door de rechtbank vast te stellen bedrag dat
ten laste van de Staat komt.
Het bevel tot kostelooze behandeling van het faillissement heeft ten gevolge vrijstelling
van griffiekosten.
De beschikking, bevelende de opheffing van het faillissement, wordt op dezelfde wijze
openbaar gemaakt als het vonnis van faillietverklaring en daartegen kunnen de schuldenaar
en de schuldeischers op dezelfde wijze en binnen dezelfde termijnen opkomen, als bepaald
is ten aanzien van het vonnis, waarbij eene faillietverklaring wordt geweigerd. Indien
na een dergelijke opheffing opnieuw aangifte of - binnen drie jaar - aanvraag tot
faillietverklaring wordt gedaan, is de schuldenaar of de aanvrager verplicht aan te
toonen, dat er voldoende baten aanwezig zijn om de kosten van het faillissement te
bestrijden.
-
1 Bij elke rechtbank wordt door den griffier een openbaar register gehouden, waarin
hij, voor ieder faillissement afzonderlijk, achtereenvolgens, met vermelding der dagteekening,
inschrijft:
-
1°. een uittreksel van de rechterlijke beslissingen, waarbij de faillietverklaring uitgesproken
of de uitgesprokene weder opgeheven is;
-
2°. den summieren inhoud en de homologatie van het akkoord;
-
3°. de ontbinding van het akkoord;
-
4°. het bedrag van de uitdeelingen bij vereffening;
-
5°. de opheffing van het faillissement ingevolge artikel 15b of artikel 16;
-
6°. de rehabilitatie.
Artikel 19a
[Treedt in werking op 01-12-2005]
Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen
In het geval, bedoeld in artikel 14, vierde lid, worden de gegevens met betrekking tot de daar bedoelde insolventieprocedure door
de griffier van de rechtbank te 's-Gravenhage ingeschreven in het register, bedoeld
in artikel 19, eerste lid.
Tweede afdeeling. Van de gevolgen der faillietverklaring
Het faillissement omvat het geheele vermogen van den schuldenaar ten tijde van de
faillietverklaring, alsmede hetgeen hij gedurende het faillissement verwerft.
Niettemin blijven buiten het faillissement:
-
1°. de zaken vermeld in artikel 447, nrs. 1-3, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, de toerusting van de leden van de krijgsmacht volgens hun dienst en rang en het
auteursrecht in de gevallen, waarin het niet vatbaar is voor beslag; alsmede hetgeen
in het eerste lid van artikel 448 van genoemd Wetboek omschreven is, tenzij in het faillissement schuldeischers opkomen wegens vorderingen,
vermeld in het tweede lid van dat artikel;
-
2°. hetgeen de gefailleerde door persoonlijke werkzaamheid, of als bezoldiging wegens
een ambt of bediening, of als soldij, gagement, pensioen of onderstand, gedurende
het faillissement verkrijgt, indien en voor zoover de rechter-commissaris zulks bepaalt;
-
3°. de gelden, die aan den gefailleerde verstrekt worden ter voldoening aan eenen wettelijken
onderhoudsplicht;
-
4°. een door de rechter-commissaris te bepalen bedrag uit de opbrengst van het in artikel 253l, eerste en tweede lid, van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek bedoelde vruchtgenot, ter bestrijding van de in artikel 253l, derde lid van Boek 1 van dat wetboek vermelde lasten en van de kosten van verzorging en opvoeding van het kind.
-
5°. het ingevolge artikel 642c van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering in de kas der gerechtelijke consignaties gestorte bedrag;
-
6°. de goederen bedoeld in artikel 60a, derde lid.
-
1 Ten aanzien van een overeenkomst van levensverzekering als omschreven in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993, vallen voorts buiten de boedel:
-
a. het recht op het doen afkopen van een levensverzekering voor zover de begunstigde
of de verzekeringnemer door afkoop onredelijk benadeeld wordt;
-
b. het recht om de begunstiging te wijzigen, tenzij de wijziging geschiedt ten behoeve
van de boedel en de begunstigde of de verzekeringnemer daardoor niet onredelijk benadeeld
wordt;
-
c. het recht om de verzekering te belenen.
-
2 Voor de uitoefening van het recht op het doen afkopen en het recht om de begunstiging
te wijzigen, behoeft de curator de toestemming van de rechter-commissaris, die daarbij
zonodig vaststelt tot welk bedrag deze rechten mogen worden uitgeoefend. Slechts met
schriftelijke toestemming van de verzekeringnemer is de curator bevoegd tot overdracht
van de verzekering.
In het vorige artikel wordt onder «gefailleerde» mede begrepen de echtgenoot of de
geregistreerde partner van de in enige gemeenschap van goederen gehuwde onderscheidenlijk
als partner geregistreerde.
Door de faillietverklaring verliest de schuldenaar van rechtswege de beschikking en
het beheer over zijn tot het faillissement behoorend vermogen, te rekenen van den
dag waarop de faillietverklaring wordt uitgesproken, die dag daaronder begrepen.
Voor verbintenissen van den schuldenaar, na de faillietverklaring ontstaan, is de
boedel niet aansprakelijk dan voor zooverre deze ten gevolge daarvan is gebaat.
-
2 Indien zij, door of tegen den gefailleerde ingesteld of voortgezet, eene veroordeeling
van den gefailleerde ten gevolge hebben, heeft die veroordeeling tegenover den faillieten
boedel geene rechtskracht.
Rechtsvorderingen, die voldoening eener verbintenis uit den boedel ten doel hebben,
kunnen gedurende het faillissement ook tegen den gefailleerde op geene andere wijze
ingesteld worden, dan door aanmelding ter verificatie.
-
1 Indien de rechtsvordering tijdens de faillietverklaring aanhangig en door den schuldenaar
ingesteld is, wordt het geding ten verzoeke van den gedaagde geschorst, ten einde
dezen gelegenheid te geven, binnen een door den rechter te bepalen termijn, den curator
tot overneming van het geding op te roepen.
-
2 Zoo deze aan die oproeping geen gevolg geeft, heeft de gedaagde het recht ontslag
van de instantie te vragen; bij gebreke daarvan kan het geding tusschen den gefailleerde
en den gedaagde worden voortgezet, buiten bezwaar van den boedel.
-
1 Indien de rechtsvordering tijdens de faillietverklaring aanhangig en tegen den schuldenaar
ingesteld is, is de eischer bevoegd schorsing te verzoeken, ten einde, binnen een
door den rechter te bepalen termijn, den curator in het geding te roepen.
Voor zooverre tijdens de faillietverklaring aanhangige rechtsvorderingen voldoening
eener verbintenis uit den boedel ten doel hebben, wordt het geding na de faillietverklaring
geschorst, om alleen dan voortgezet te worden, indien de verificatie der vordering
betwist wordt. In dit geval wordt hij, die de betwisting doet, in de plaats van den
gefailleerde, partij in het geding.
-
2 De artikelen 27-29 worden weder toepasselijk, indien het geding voor den rechter, bij wien het aanhangig
is, ten gevolge van zijne beslissing wordt voortgezet.
Indien een geding door of tegen den curator, of ook in het geval van artikel 29 tegen een schuldeischer wordt voortgezet, kan door den curator of door dien schuldeischer
de nietigheid worden ingeroepen van handelingen, door den schuldenaar vóór zijne faillietverklaring
in het geding verricht, zoo bewezen wordt dat deze door die handelingen de schuldeischers
desbewust heeft benadeeld en dat dit aan zijne tegenpartij bekend was.
De artikelen 27 tot en met 31 zijn van overeenkomstige toepassing met betrekking tot rechtsvorderingen betreffende
een goed of recht waarover de schuldenaar het beheer en de beschikking heeft verloren
door de opening van een in Nederland op grond van artikel 16 van de verordening, genoemd
in artikel 5, derde lid, te erkennen insolventieprocedure, indien deze een liquidatieprocedure is in de zin
van artikel 2, onder c, van die verordening.
-
1 Het vonnis van faillietverklaring heeft ten gevolge, dat alle gerechtelijke tenuitvoerlegging
op eenig deel van het vermogen van den schuldenaar, vóór het faillissement aangevangen,
dadelijk een einde neemt, en dat, ook van hetzelfde oogenblik af, geen vonnis bij
lijfsdwang kan worden ten uitvoer gelegd.
-
2 Gelegde beslagen vervallen; de inschrijving van een desbetreffende verklaring van
de rechter-commissaris machtigt de bewaarder van de openbare registers tot doorhaling.
Het beslag herleeft, zodra het faillissement een einde neemt ten gevolge van vernietiging
of opheffing van het faillissement, mits het goed dan nog tot de boedel behoort. Indien
de inschrijving van het beslag in de openbare registers is doorgehaald, vervalt de
herleving, indien niet binnen veertien dagen na de herleving een exploit is ingeschreven,
waarbij van de herleving mededeling aan de schuldenaar is gedaan.
-
3 Indien de schuldenaar zich in gijzeling bevindt, wordt hij ontslagen, zoodra het vonnis
van faillietverklaring in kracht van gewijsde is gegaan, behoudens toepassing van
artikel 87.
-
4 Het bepaalde bij dit artikel geldt niet voor lijfsdwang bij vonnissen, beschikkingen
en authentieke akten, waarbij een uitkering tot levensonderhoud, krachtens het Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek verschuldigd, daaronder begrepen het verschuldigde voor verzorging en opvoeding van
een minderjarige en voor levensonderhoud en studie van een meerderjarige die de leeftijd
van een en twintig jaren niet heeft bereikt, is bevolen of toegezegd, alsmede beschikkingen,
waarbij een uitkering, krachtens artikel 85 lid 2 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek door de ene partner aan de andere partner verschuldigd, is bevolen, alsmede besluiten
op grond van artikel 13 van de Invoeringswet werk en bijstand.
Artikel 33a
[Vervallen per 01-01-1978]
Indien vóór het faillissement van den schuldenaar de uitwinning zijner goederen zoo
ver was gevorderd, dat de dag van den verkoop reeds was bepaald, kan de curator, op
machtiging van den rechter-commissaris, den verkoop voor rekening van den boedel laten
voortgaan.
-
2 Heeft de schuldenaar voor de dag van de faillietverklaring een toekomstig goed bij
voorbaat geleverd, dan valt dit goed, indien het eerst na de aanvang van die dag door
hem is verkregen, in de boedel, tenzij het gaat om nog te velde staande vruchten of
beplantingen die reeds voor de faillietverklaring uit hoofde van een zakelijk recht
of een huur- of pachtovereenkomst aan de schuldenaar toekwamen.
Aan een gift, door de schuldenaar gedaan onder een opschortende voorwaarde of een
opschortende tijdsbepaling, die op de dag van de faillietverklaring nog niet was vervuld
of verschenen, kan de begiftigde generlei recht tegen de boedel ontlenen.
-
1 Wanneer een verjaringstermijn betreffende een rechtsvordering, als bedoeld in artikel 26, zou aflopen gedurende het faillissement of binnen zes maanden na het einde daarvan,
loopt de termijn voort totdat zes maanden na het einde van het faillissement zijn
verstreken.
Wanneer een termijn die vóór de faillietverklaring uit hoofde van artikel 55, tweede lid, van Boek 3 of artikel 88 van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek aan de schuldenaar was gesteld, ten tijde van de faillietverklaring nog niet was
verstreken, loopt de termijn voort voor zover dit redelijkerwijze noodzakelijk is
om de curator in staat te stellen zijn standpunt te bepalen. De wederpartij kan de
curator daartoe een nieuwe redelijke termijn stellen.
-
1 Indien een wederkerige overeenkomst ten tijde van de faillietverklaring zowel door
de schuldenaar als door zijn wederpartij in het geheel niet of slechts gedeeltelijk
is nagekomen en de curator zich niet binnen een hem daartoe schriftelijk door de wederpartij
gestelde redelijke termijn bereid verklaart de overeenkomst gestand te doen, verliest
de curator het recht zijnerzijds nakoming van de overeenkomst te vorderen.
Voor vorderingen die de wederpartij uit hoofde van ontbinding of vernietiging van
een vóór de faillietverklaring met de schuldenaar gesloten overeenkomst op deze heeft
verkregen, of die strekken tot schadevergoeding ter zake van tekortschieten in de
nakoming van een vóór de faillietverklaring op deze verkregen vordering, kan zij als
concurrent schuldeiser in het faillissement opkomen.
-
1 Een wederpartij is niet bevoegd de nakoming van zijn verbintenis die voortvloeit uit
een overeenkomst tot het geregeld afleveren van gas, water, elektriciteit of verwarming,
benodigd voor de eerste levensbehoeften of voor het voortzetten van de door de schuldenaar
gedreven onderneming, jegens de schuldenaar op te schorten wegens het door de schuldenaar
niet nakomen van een vóór de faillietverklaring ontstane verbintenis tot betaling
van een geldsom.
-
2 Een tekortkoming door de schuldenaar in de nakoming van een verbintenis als in het
eerste lid bedoeld, die plaatsvond vóór de faillietverklaring, levert geen grond op
voor ontbinding van een overeenkomst als bedoeld in het eerste lid.
-
3 Een beroep door de wederpartij op een beding dat het faillissement, de aanvraag van
het faillissement of het leggen van beslag door een derde grond oplevert voor ontbinding
van een overeenkomst als bedoeld in het eerste lid, dan wel dat die overeenkomst daardoor
van rechtswege zal zijn ontbonden, is slechts toegelaten met goedvinden van de curator.
Indien in het geval van artikel 37 de levering van waren, die ter beurze op termijn worden verhandeld, bedongen is tegen
een vastgesteld tijdstip of binnen een bepaalden termijn, en dit tijdstip invalt of
die termijn verstrijkt na de faillietverklaring, wordt de overeenkomst door de faillietverklaring
ontbonden en kan de wederpartij van den gefailleerde zonder meer voor schadevergoeding
als concurrent schuldeischer opkomen. Lijdt de boedel door de ontbinding schade, dan
is de wederpartij verplicht deze te vergoeden.
-
1 Indien de gefailleerde huurder is, kan zoowel de curator als de verhuurder de huur
tusschentijds doen eindigen, mits de opzegging geschiede tegen een tijdstip, waarop
dergelijke overeenkomsten naar plaatselijk gebruik eindigen. Bovendien moet bij de
opzegging de daarvoor overeengekomen of gebruikelijke termijn in acht genomen worden,
met dien verstande echter, dat een termijn van drie maanden in elk geval voldoende
zal zijn. Zijn er huurpenningen vooruitbetaald, dan kan de huur niet eerder opgezegd
worden, dan tegen den dag, waarop de termijn, waarvoor vooruitbetaling heeft plaats
gehad, eindigt. Van den dag der faillietverklaring af is de huurprijs boedelschuld.
-
1 Werknemers in dienst van de gefailleerde kunnen de arbeidsovereenkomst opzeggen en
hun kan wederkerig door de curator de arbeidsovereenkomst worden opgezegd, en wel
met inachtneming van de overeengekomen of wettelijke termijnen, met dien verstande
echter dat in elk geval de arbeidsovereenkomst kan worden opgezegd met een termijn
van zes weken.
-
1 De curator kan ten behoeve van de boedel elke rechtshandeling die de schuldenaar vóór
de faillietverklaring onverplicht heeft verricht en waarvan deze bij dit verrichten
wist of behoorde te weten dat daarvan benadeling van de schuldeisers het gevolg zou
zijn, door een buitengerechtelijke verklaring vernietigen. Artikel 50, tweede lid, van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek is niet van toepassing.
-
2 Een rechtshandeling anders dan om niet, die hetzij meerzijdig is, hetzij eenzijdig
en tot een of meer bepaalde personen gericht, kan wegens benadeling slechts worden
vernietigd, indien ook degenen met of jegens wie de schuldenaar de rechtshandeling
verrichtte, wisten of behoorden te weten dat daarvan benadeling van de schuldeisers
het gevolg zou zijn.
-
3 Wordt een rechtshandeling om niet wegens benadeling vernietigd, dan heeft de vernietiging
ten aanzien van de bevoordeelde, die wist noch behoorde te weten dat van de rechtshandeling
benadeling van de schuldeisers het gevolg zou zijn, geen werking, voor zover hij aantoont
dat hij ten tijde van de faillietverklaring niet ten gevolge van de rechtshandeling
gebaat was.
-
1 Indien de rechtshandeling waardoor de schuldeisers zijn benadeeld, is verricht binnen
een jaar voor de faillietverklaring en de schuldenaar zich niet reeds voor de aanvang
van die termijn daartoe had verplicht, wordt de aan het slot van artikel 42, eerste lid, eerste zin, bedoelde wetenschap, behoudens tegenbewijs, vermoed aan beide zijden te bestaan:
-
1°. bij overeenkomsten, waarbij de waarde der verbintenis aan de zijde van de schuldenaar
aanmerkelijk die der verbintenis aan de andere zijde overtreft;
-
2°. bij rechtshandelingen ter voldoening van of zekerheidstelling voor een niet opeisbare
schuld;
-
3°. bij rechtshandelingen, door de schuldenaar die een natuurlijk persoon is, verricht
met of jegens:
-
a. zijn echtgenoot, zijn pleegkind of een bloed- of aanverwant tot in de derde graad;
-
b. een rechtspersoon waarin hij, zijn echtgenoot, zijn pleegkind of een bloed- of aanverwant
tot in de derde graad bestuurder of commissaris is, dan wel waarin deze personen,
afzonderlijk of tezamen, als aandeelhouder rechtstreeks of middellijk voor ten minste
de helft van het geplaatste kapitaal deelnemen;
-
4°. bij rechtshandelingen, door de schuldenaar die rechtspersoon is, verricht met of jegens
een natuurlijk persoon,
-
a. die bestuurder of commissaris van de rechtspersoon is, dan wel met of jegens diens
echtgenoot, pleegkind of bloed- of aanverwant tot in de derde graad:
-
b. die al dan niet tezamen met zijn echtgenoot, zijn pleegkinderen en zijn bloed- of
aanverwanten tot in de derde graad, als aandeelhouder rechtstreeks of middellijk voor
ten minste de helft van het geplaatste kapitaal deelneemt;
-
c. wiens echtgenoot, pleegkinderen of bloed- of aanverwanten tot in de derde graad, afzonderlijk
of tezamen, als aandeelhouder rechtstreeks of middellijk voor tenminste de helft van
het geplaatste kapitaal deelnemen;
-
5°. bij rechtshandelingen, door de schuldenaar die rechtspersoon is, verricht met of jegens
een andere rechtspersoon, indien
-
a. een van deze rechtspersonen bestuurder is van de andere;
-
b. een bestuurder, natuurlijk persoon, van een van deze rechtspersonen, of diens echtgenoot,
pleegkind of bloed- of aanverwant tot in de derde graad, bestuurder is van de andere;
-
c. een bestuurder, natuurlijk persoon, of een commissaris van een van deze rechtspersonen,
of diens echtgenoot, pleegkind of bloed- of aanverwant tot in de derde graad, afzonderlijk
of tezamen, als aandeelhouder rechtstreeks of middellijk voor ten minste de helft
van het geplaatste kapitaal deelneemt in de andere;
-
d. in beide rechtspersonen voor ten minste de helft van het geplaatste kapitaal rechtstreeks
of middellijk wordt deelgenomen door dezelfde rechtspersoon, dan wel dezelfde natuurlijke
persoon, al dan niet tezamen met zijn echtgenoot, zijn pleegkinderen en zijn bloed-
of aanverwanten tot in de derde graad;
-
6°. bij rechtshandelingen, door de schuldenaar die rechtspersoon is, verricht met of jegens
een groepsmaatschappij.
In geval van benadeling door een rechtshandeling om niet, die de schuldenaar heeft
verricht binnen één jaar vóór de faillietverklaring, wordt vermoed dat hij wist of
behoorde te weten dat benadeling van de schuldeisers het gevolg van de rechtshandeling
zou zijn.
De voldoening door de schuldenaar aan een opeisbare schuld kan alleen dan worden vernietigd,
wanneer wordt aangetoond, hetzij dat hij die de betaling ontving, wist dat het faillissement
van de schuldenaar reeds aangevraagd was, hetzij dat de betaling het gevolg was van
overleg tussen de schuldenaar en de schuldeiser, dat ten doel had laatstgenoemde door
die betaling boven andere schuldeisers te begunstigen.
-
1 Krachtens het vorige artikel kan geene terugvordering geschieden van hem, die als
houder van een papier aan order of toonder, uit hoofde zijner rechtsverhouding tot
vroegere houders, tot aanneming der betaling verplicht was.
-
2 In dit geval is hij, te wiens bate het papier is uitgegeven, verplicht de door den
schuldenaar betaalde som aan den boedel terug te geven, wanneer wordt aangetoond,
hetzij dat hij bij de uitgifte van het papier de in het vorige artikel genoemde wetenschap
bezat, hetzij dat de uitgifte het gevolg was van een overleg als in dat artikel bedoeld.
Beëindiging van het faillissement door de homologatie van een akkoord doet de rechtsvorderingen
in het vorige artikel bedoeld vervallen, tenzij het akkoord boedelafstand inhoudt,
in welk geval zij ten behoeve van de schuldeischers vervolgd of ingesteld kunnen worden
door de vereffenaars.
-
1 Hetgeen door de vernietigde rechtshandeling uit het vermogen van de schuldenaar gegaan
is, moet door hen jegens wie de vernietiging werkt, aan de curator worden teruggegeven
met inachtneming van afdeling 2 van titel 4 van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek.
-
2 Rechten, door derden te goeder trouw anders dan om niet op de terug te geven goederen
verkregen, worden geëerbiedigd. Tegen een derde te goeder trouw die om niet heeft
verkregen, heeft geen terugvordering plaats voor zover hij aantoont dat hij ten tijde
van de faillietverklaring niet ten gevolge van de rechtshandeling gebaat was.
-
3 Het door de schuldenaar uit hoofde van de vernietigde rechtshandeling ontvangene of
de waarde daarvan, wordt door de curator teruggegeven, voor zover de boedel erdoor
is gebaat. Voor het tekortkomende kunnen zij jegens wie de vernietiging werkt, als
concurrent schuldeiser opkomen.
-
1 Voldoening na de faillietverklaring doch vóór de bekendmaking daarvan, aan den gefailleerde
gedaan, tot nakoming van verbintenissen jegens dezen vóór de faillietverklaring ontstaan,
bevrijdt hem, die haar deed, tegenover den boedel, zoolang zijne bekendheid met de
faillietverklaring niet bewezen wordt.
-
2 Voldoening, als in het vorig lid bedoeld, na de bekendmaking der faillietverklaring
aan den gefailleerde gedaan, bevrijdt tegenover den boedel alleen dan, wanneer hij,
die haar deed, bewijst dat de faillietverklaring te zijner woonplaatse langs den weg
der wettelijke aankondiging nog niet bekend kon zijn, behoudens het recht van den
curator om aan te toonen, dat zij hem toch bekend was.
-
1 Hij die zowel schuldenaar als schuldeiser van de gefailleerde is, kan zijn schuld
met zijn vordering op de gefailleerde verrekenen, indien beide zijn ontstaan vóór
de faillietverklaring of voortvloeien uit handelingen, vóór de faillietverklaring
met de gefailleerde verricht.
-
1 Niettemin is degene die een schuld aan de gefailleerde of een vordering op de gefailleerde
vóór de faillietverklaring van een derde heeft overgenomen, niet bevoegd tot verrekening,
indien hij bij de overneming niet te goeder trouw heeft gehandeld.
De schuldenaar van de gefailleerde die zijn schuld wil verrekenen met een vordering
aan order of toonder, is gehouden te bewijzen dat hij het papier reeds op het ogenblik
der faillietverklaring te goeder trouw had verkregen.
-
2 Bij de verdeling kunnen uit eigen hoofde mede de beperkt gerechtigden opkomen, wier
recht vóór de faillietverklaring was gevestigd, maar door de executie door een pand-
of hypotheekhouder is vervallen, voor hun recht op schadevergoeding, bedoeld in artikel 282 van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek.
-
3 Bij de verdeling van de opbrengst oefent de curator ten behoeve van de boedel mede
de rechten uit, die de wet aan beslagleggers op het goed toekent. Hij is gehouden
mede de belangen te behartigen van de bevoorrechte schuldeisers die in rang boven
de voormelde pand- en hypotheekhouders en beperkt gerechtigden gaan.
-
1 De curator kan de pand- en hypotheekhouders een redelijke termijn stellen om tot uitoefening
van hun rechten overeenkomstig het vorige artikel over te gaan. Heeft de pand- of
hypotheekhouder het onderpand niet binnen deze termijn verkocht, dan kan de curator
de goederen opeisen en met toepassing van de artikelen 101 of 176 verkopen, onverminderd het recht van de pand- en hypotheekhouders op de opbrengst.
De rechter-commissaris is bevoegd de termijn op verzoek van de pand- of hypotheekhouder
een of meer malen te verlengen.
Indien de opbrengst niet toereikend is om een pand- of hypotheekhouder of een dergenen
wier beperkt recht door de executie is vervallen, te voldoen, kan hij voor het ontbrekende
als concurrent schuldeiser in de boedel opkomen.
-
3 De curator kan deze schuldeisers een redelijke termijn stellen om tot uitoefening
van hun rechten overeenkomstig het vorige lid over te gaan. Heeft de schuldeiser het
luchtvaartuig niet binnen deze termijn verkocht, dan kan de curator het luchtvaartuig
verkopen. De rechter-commissaris is bevoegd de termijn op verzoek van de schuldeiser
een of meer malen te verlengen.
-
4 Op verkoop door de curator zijn de artikelen 584d en 584f-584q van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat de curator wordt aangemerkt
als beslaglegger uit hoofde van een vordering die niet van enige voorrang is voorzien,
en dat met het vonnis van faillietverklaring wordt gehandeld als voorgeschreven voor
het proces-verbaal van beslag.
-
2 De zaak kan door de curator worden opgeëist en met toepassing van artikel 101 of 176 worden verkocht, onverminderd de voorrang, aan de schuldeiser in artikel 292 van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek toegekend. De curator kan ook, voor zover dit in het belang is van de boedel, de
zaak in de boedel terugbrengen door voldoening van de vordering waarvoor het retentierecht
kan worden uitgeoefend.
-
3 De schuldeiser kan de curator een redelijke termijn stellen om tot toepassing van
het vorige lid over te gaan. Heeft de curator de zaak niet binnen deze termijn verkocht,
dan kan de schuldeiser haar verkopen met overeenkomstige toepassing van de bepalingen
betreffende parate executie door een pandhouder of, als het een registergoed betreft,
die betreffende parate executie door een hypotheekhouder. De rechter-commissaris is
bevoegd de termijn op verzoek van de curator een of meer malen te verlengen.
-
4 Betreft het een registergoed, dan dient de schuldeiser, op straffe van verval van
het recht van parate executie, binnen veertien dagen na het verstrijken van de in
het vorige lid bedoelde termijn, aan de curator bij exploit aan te zeggen dat hij
tot executie overgaat, en dit exploit in de openbare registers te doen inschrijven.
-
1 Indien tot het vermogen van de gefailleerde onder bewind staande goederen behoren
en zich schuldeisers ter verificatie hebben aangemeld, die deze goederen onbelast
met het bewind kunnen uitwinnen, zal de curator deze goederen van de bewindvoerder
opeisen, onder zijn beheer nemen en te gelde maken, voor zover dit voor de voldoening
van deze schuldeisers uit de opbrengst nodig is. Door de opeising eindigt het bewind
over het goed. De opbrengst wordt overeenkomstig deze wet onder deze schuldeisers
verdeeld, voor zover zij zijn geverifieerd. De curator draagt hetgeen na deze verdeling
van de opbrengst over is, aan de bewindvoerder af, tenzij de andere schuldeisers de
onder bewind staande goederen onder de last van het bewind kunnen uitwinnen in welk
geval het restant overeenkomstig deze wet onder deze laatste schuldeisers verdeeld
wordt.
-
3 Buiten de gevallen, bedoeld in de vorige leden, blijven de onder bewind staande goederen
buiten het faillissement en wordt slechts aan de curator uitgekeerd wat de goederen
netto aan vruchten hebben opgebracht.
-
1 Zijn krachtens het vorige artikel goederen buiten het faillissement gebleven en heeft
de bewindvoerder opgehouden de schuldeisers te betalen die deze goederen onbelast
met bewind kunnen uitwinnen, dan kan de rechtbank die de faillietverklaring heeft
uitgesproken op verzoek van ieder van deze schuldeisers die niet in het faillissement
kan opkomen, de curator opdragen ook het beheer van deze goederen op zich te nemen
en voor de vereffening te hunnen behoeve zorg te dragen.
-
2 De aanbrengst van de bij huwelijkse voorwaarden of bij voorwaarden van geregistreerd
partnerschap buiten de gemeenschap gehouden rechten aan toonder en zaken die geen
registergoederen zijn, kan slechts worden bewezen zoals bij artikel 130 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek ten opzichte van derden is voorgeschreven.
-
3 Van de aan de echtgenoot of geregistreerde partner van de gefailleerde opgekomen rechten
aan toonder en zaken die geen registergoederen zijn, ten aanzien waarvan bij uiterste
wilsbeschikking van de erflater of bij de gift is bepaald dat zij buiten de gemeenschap
vallen, moet, in geval van geschil, door beschrijving of bescheiden blijken. Hetzelfde
geldt voor zodanige rechten en zaken, hem staande huwelijk of geregistreerd partnerschap
bij erfenis, legaat of schenking opgekomen, die ingevolge de huwelijkse voorwaarden
onderscheidenlijk de voorwaarden van geregistreerd partnerschap buiten de gemeenschap
vallen.
-
4 De goederen, voortgesproten uit de belegging of wederbelegging van gelden aan de echtgenoot
of geregistreerde partner van de gefailleerde buiten de gemeenschap toebehorende,
worden insgelijks door die echtgenoot onderscheidenlijk geregistreerde partner teruggenomen,
mits de belegging of wederbelegging, in geval van geschil, door voldoende bescheiden,
ten genoege van de rechter, zij bewezen.
-
5 Indien de goederen aan de echtgenoot of geregistreerde partner van de gefailleerde
toebehorende, door de gefailleerde zijn vervreemd, doch de koopprijs nog niet is betaald,
of wel de kooppenningen nog onvermengd met de failliete boedel aanwezig zijn, kan
de echtgenoot onderscheidenlijk geregistreerde partner zijn recht van terugneming
op die koopprijs of op de voorhanden kooppenningen uitoefenen.
Artikel 62
[Vervallen per 01-01-2003]
-
1 Het faillissement van de persoon die in enige gemeenschap van goederen gehuwd is of
in enige gemeenschap van goederen een geregistreerd partnerschap is aangegaan, wordt
als faillissement van die gemeenschap behandeld. Het omvat, behoudens de uitzonderingen
van artikel 21, alle goederen, die in de gemeenschap vallen, en strekt ten behoeve van alle schuldeischers,
die op de goederen der gemeenschap verhaal hebben. Goederen die de gefailleerde buiten
de gemeenschap heeft, strekken slechts tot verhaal van schulden die daarop verhaald
zouden kunnen worden, indien er generlei gemeenschap was.
-
2 Bij het faillissement van een schuldenaar die in gemeenschap van goederen gehuwd is
of die in gemeenschap van goederen een geregistreerd partnerschap is aangegaan, zijn
de bepalingen van deze wet omtrent handelingen door de schuldenaar verricht, toepasselijk
op de handelingen waardoor de gemeenschap wettig verbonden is, onverschillig wie van
de echtgenoten onderscheidenlijk van de geregistreerde partners deze verrichtte.
-
1 De rechter-commissaris kan op verzoek van elke belanghebbende of ambtshalve bij schriftelijke
beschikking een afkoelingsperiode afkondigen, waarin elke bevoegdheid van derden,
met uitzondering van boedelschuldeisers, tot verhaal op tot de boedel behorende goederen
of tot de opeising van goederen die zich in de macht van de gefailleerde of de curator
bevinden, voor een periode van ten hoogste twee maanden niet dan met zijn machtiging
kan worden uitgeoefend. De rechter-commissaris kan deze periode eenmaal verlengen
met een periode van ten hoogste twee maanden.
-
4 De afkoelingsperiode kan ook op verlangen van de aanvrager van het faillissement of
van de schuldenaar worden afgekondigd door de rechter die de faillietverklaring uitspreekt.
De afkoelingsperiode die tegelijkertijd wordt afgekondigd met de faillietverklaring
heeft gevolgen vanaf de dag waarop de faillietverklaring wordt uitgesproken, die dag
daaronder begrepen.
-
2 Een beslag als bedoeld in artikel 22, derde lid, van de Invorderingswet 1990 dat tijdens de afkoelingsperiode wordt gelegd op een zaak die zich op de bodem van
de gefailleerde bevindt en die niet aan hem toebehoort, kan niet worden tegengeworpen
aan de eigenaar van de zaak of, als daarop een pandrecht van een ander rust, aan die
ander, indien deze voordat het beslag was gelegd bij deurwaardersexploot aanspraak
heeft gemaakt op afgifte van de zaak.
Vierde afdeeling. Van de voorzieningen na de faillietverklaring en van het beheer
des curators
-
1 De rechtbank kan bij het vonnis van faillietverklaring of te allen tijde daarna, doch
in het laatste geval niet dan op voordracht van den rechter-commissaris, of op verzoek
van den curator of van een of meer der schuldeischers en na den rechter-commissaris
gehoord te hebben, bevelen, dat de gefailleerde, wegens het niet nakomen van verplichtingen
welke de wet hem in verband met zijn faillissement oplegt, dan wel wegens gegronde
vrees voor het niet nakomen van zodanige verplichtingen, in verzekerde bewaring worde
gesteld, hetzij in een huis van bewaring, hetzij in zijne eigene woning onder het
opzicht van een ambtenaar, aangesteld voor de uitvoering van de politietaak, of een
andere ambtenaar, voor zover die ambtenaar behoort tot een categorie die daartoe door
Onze Minister van Justitie is aangewezen.
-
3 Dit bevel is voor niet langer dan dertig dagen geldig, te rekenen van den dag waarop
het ten uitvoer is gelegd. Aan het einde van dien termijn kan de rechtbank, op voordracht
van den rechter-commissaris of op een verzoek en na verhoor als in het eerste lid
bedoeld, het bevel voor ten hoogste dertig dagen verlengen. Daarna kan hetzelfde telkens
op dezelfde wijze voor ten hoogste dertig dagen geschieden.
-
4 De in het eerste lid bedoelde ambtenaar die door het Openbaar Ministerie is aangewezen
om zijn medewerking te verlenen aan de tenuitvoerlegging van het bevel, is bevoegd
elke plaats te betreden, voor zover dat redelijkerwijs voor de vervulling van zijn
taak nodig is.
-
1 De rechtbank heeft de bevoegdheid, op voordracht van den rechter-commissaris, of op
verzoek van den gefailleerde, dezen uit de verzekerde bewaring te ontslaan, met of
zonder zekerheidstelling, dat hij te allen tijde op de eerste oproeping zal verschijnen.
Artikel 89
[Vervallen per 01-01-2002]
-
1 In alle gevallen, waarin de tegenwoordigheid van den gefailleerde bij deze of gene
bepaalde werkzaamheid, den boedel betreffende, vereischt wordt, zal hij, zoo hij zich
in verzekerde bewaring bevindt, op last van den rechter-commissaris uit de bewaarplaats
kunnen worden overgebracht.
Gedurende het faillissement mag de gefailleerde zonder toestemming van den rechter-commissaris
zijne woonplaats niet verlaten.
De curator zorgt, dadelijk na de aanvaarding zijner betrekking, door alle noodige
en gepaste middelen voor de bewaring des boedels. Hij neemt onmiddellijk de bescheiden
en andere gegevensdragers, gelden, kleinoodiën, effecten en andere papieren van waarde
tegen ontvangbewijs onder zich. Hij is bevoegd de gelden aan den ontvanger voor de
gerechtelijke consignatiën in bewaring te geven.
-
2 Buiten de verzegeling blijven, doch worden in het proces-verbaal kortelijk beschreven,
de goederen vermeld in de artikelen 21, nr. 1 en 92, alsmede de voorwerpen tot het bedrijf van den gefailleerde vereischt, indien dit
wordt voortgezet.
De curator heeft toegang tot elke plaats, voor zover dat redelijkerwijs voor de vervulling
van zijn taak nodig is. De rechter-commissaris is bevoegd tot het geven van een machtiging
als bedoeld in artikel 2 van de Algemene wet op het binnentreden.
Van de goederen, vermeld in artikel 21, nr. 1, wordt een staat aan de beschrijving gehecht; die, vermeld in artikel 92, worden in de beschrijving opgenomen.
De curator gaat dadelijk na de beschrijving van den boedel over tot het opmaken van
eenen staat, waaruit de aard en het bedrag van de baten en schulden des boedels, de
namen en woonplaatsen der schuldeischers, alsmede het bedrag der vorderingen van ieder
hunner blijken.
-
1 Door den curator gewaarmerkte afschriften van de boedelbeschrijving en van den staat,
vermeld in het voorgaande artikel, worden ter kostelooze inzage van een ieder nedergelegd
ter griffie van de rechtbank van het arrondissement waarin zich de woonplaats, het
kantoor of het verblijf van den gefailleerde bevindt, naar gelang de faillietverklaring
is uitgesproken door het rechterlijk college van de woonplaats, het kantoor of het
verblijf van den gefailleerde.
De curator is bevoegd het bedrijf van den gefailleerde voort te zetten. Indien er
geene commissie uit de schuldeischers is benoemd, heeft hij daartoe de machtiging
van den rechter-commissaris noodig.
-
1 De curator opent krachtens de last bedoeld in artikel 14, de brieven en telegrammen aan de gefailleerde gericht. Die, welke niet op den boedel
betrekking hebben, stelt hij terstond aan den gefailleerde ter hand. De administratie
der posterijen en der telegrafie is, na van den griffier ontvangen kennisgeving, verplicht
den curator de brieven en telegrammen, voor den gefailleerde bestemd, af te geven,
totdat de curator of de rechter-commissaris haar van die verplichting ontslaat of
zij de kennisgeving ontvangt, bedoeld in artikel 15. De rechterlijke last tot het openen van brieven en telegrammen verliest zijn kracht
op het in de vorige zin bedoelde tijdstip waarop de verplichting van de administratie
tot afgifte van brieven en telegrammen eindigt.
De curator is bevoegd naar omstandigheden eene door den rechter-commissaris vast te
stellen som ter voorziening in het levensonderhoud van den gefailleerde en zijn huisgezin
uit te keeren.
-
1 De curator is bevoegd goederen te vervreemden, indien en voor zoo ver de vervreemding
noodzakelijk is ter bestrijding der kosten van het faillissement, of de goederen niet
dan met nadeel voor den boedel bewaard kunnen blijven.
-
1 De curator houdt alle gelden, kleinoodiën, effecten en andere papieren van waarde
onder zijne onmiddellijke bewaring, tenzij door den rechter-commissaris eene andere
wijze van bewaring wordt bepaald.
Over gelden, kleinoodiën, effecten en andere papieren van waarde, die, volgens bepaling
van den rechter-commissaris, door een derde worden bewaard, en over belegde gelden
mag de curator niet anders beschikken dan door middel van door den rechter-commissaris
voor gezien geteekende stukken.
De curator is, na ingewonnen advies van de commissie uit de schuldeischers, zoo die
er is, en onder goedkeuring van den rechter-commissaris, bevoegd vaststellingsovereenkomsten
of schikkingen aan te gaan.
-
1 De gefailleerde is verplicht voor den rechter-commissaris, den curator of de commissie
uit de schuldeischers te verschijnen en dezen alle inlichtingen te verschaffen, zoo
dikwijls hij daartoe wordt opgeroepen.
-
2 Bij een faillissement van een persoon die in gemeenschap van goederen is gehuwd of
in gemeenschap van goederen een geregistreerd partnerschap is aangegaan, rust de verplichting
om inlichtingen te geven op ieder van de echtgenoten onderscheidenlijk van de geregistreerde
partners voorzover hij gehandeld heeft.
Vijfde afdeeling. Van de verificatie der schuldvorderingen
De curator geeft van deze beschikkingen onmiddellijk aan alle bekende schuldeischers
bij brieven kennis.
-
1 De indiening der schuldvorderingen geschiedt bij den curator door de overlegging eener
rekening of andere schriftelijke verklaring, aangevende den aard en het bedrag der
vordering, vergezeld van de bewijsstukken of een afschrift daarvan, en van eene opgave,
of op voorrecht, pand, hypotheek of retentierecht aanspraak wordt gemaakt.
De curator toetst de ingezonden rekeningen aan de administratie en opgaven van den
gefailleerde, treedt, als hij tegen de toelating eener vordering bezwaar heeft, met
den schuldeischer in overleg, en is bevoegd van dezen overlegging van ontbrekende
stukken alsook inzage van zijn administratie en van de oorspronkelijke bewijsstukken
te vorderen.
De curator brengt de vorderingen, die hij goedkeurt, op eene lijst van voorloopig
erkende schuldvorderingen, en de vorderingen, die hij betwist, op eene afzonderlijke
lijst, vermeldende de gronden der betwisting.
In de lijsten, bedoeld in het vorige artikel, wordt elke vordering omschreven, en
aangegeven of zij naar de meening van den curator bevoorrecht of door pand of hypotheek
gedekt is, of wel ter zake der vordering retentierecht kan worden uitgeoefend. Betwist
de curator alleen den voorrang, of het retentierecht, zoo wordt de vordering op de
lijst der voorloopig erkende schuldvorderingen gebracht met aanteekening van deze
betwisting en de gronden daarvan.
-
1 Van ieder der lijsten, in artikel 112 bedoeld, wordt een afschrift door den curator ter griffie van de rechtbank nedergelegd,
om aldaar gedurende de zeven aan de verificatievergadering voorafgaande dagen kosteloos
ter inzage te liggen van een ieder.
Van de krachtens artikel 114 gedane nederlegging der lijsten geeft de curator aan alle bekende schuldeischers
schriftelijk bericht, waarbij hij eene nadere oproeping tot de verificatie-vergadering
voegt en tevens vermeldt of een ontwerp-akkoord door den gefailleerde ter griffie
is nedergelegd.
De gefailleerde woont de verificatie-vergadering in persoon bij, ten einde aldaar
alle inlichtingen over de oorzaken van het faillissement en den staat van den boedel
te geven, die hem door den rechter-commissaris gevraagd worden. De schuldeischers
kunnen den rechter-commissaris verzoeken omtrent bepaalde door hen op te geven punten
inlichtingen aan den gefailleerde te vragen. De vragen aan den gefailleerde gesteld
en de door hem gegeven antwoorden worden in het proces-verbaal opgeteekend.
Bij het faillissement van een rechtspersoon rust op de bestuurders de verplichting
in het vorig artikel de gefailleerde opgelegd.
Artikel 118
[Vervallen per 01-05-1977]
-
1 Op de vergadering leest de rechter-commissaris de lijst der voorloopig erkende en
die der door den curator betwiste schuldvorderingen voor. Ieder der op die lijsten
voorkomende schuldeischers is bevoegd den curator omtrent elke vordering en hare plaatsing
op een der lijsten inlichtingen te vragen, of wel hare juistheid, den beweerden voorrang
of het beweerde retentierecht te betwisten, of te verklaren, dat hij zich bij de betwisting
van den curator aansluit.
-
2 De curator is bevoegd op de door hem gedane voorloopige erkenning of betwisting terug
te komen, of wel te vorderen, dat de schuldeischer de deugdelijkheid zijner noch door
den curator, noch door een der schuldeischers betwiste schuldvordering onder eede
bevestige; indien de oorspronkelijke schuldeischer overleden is, zullen de rechthebbenden
onder eede moeten verklaren, dat zij te goeder trouw gelooven dat de schuld bestaat
en onvoldaan is.
-
3 Bestaat er behoefte aan verdaging der vergadering, dan wordt deze binnen acht dagen,
op het door den rechter-commissaris aan te wijzen tijdstip, zonder nadere oproeping,
voortgezet.
-
1 De eed, bedoeld in het tweede lid van het vorige artikel, wordt in persoon of door
een daartoe bijzonder gevolmachtigde afgelegd in handen van den rechter-commissaris,
hetzij onmiddellijk op de vergadering, hetzij op een lateren door den rechter-commissaris
te bepalen dag. De volmacht kan ondershands worden verleend.
-
2 Indien de schuldeischer, aan wien de eed is opgedragen, niet ter vergadering aanwezig
is, geeft de griffier hem onmiddellijk kennis van de eedsopdracht en van den voor
de eedsaflegging bepaalden dag.
-
3 De rechter-commissaris geeft den schuldeischer eene verklaring van de eedsaflegging,
tenzij de eed wordt afgelegd in eene vergadering van schuldeischers, in welk geval
van de aflegging aanteekening wordt gehouden in het proces-verbaal dier vergadering.
-
1 De vorderingen, welke niet betwist worden, worden overgebracht op eene in het proces-verbaal
op te nemen lijst van erkende schuldeischers. Op het papier aan order en aan toonder
wordt door den curator de erkenning aangeteekend.
-
2 De schuldvorderingen, van welke de curator de beëediging heeft gevorderd, worden voorwaardelijk
toegelaten, totdat door het al of niet afleggen van den eed, op den bij het eerste lid van artikel 120 bedoelden tijd, over hare toelating definitief zal zijn beslist.
-
1 In geval van betwisting beproeft de rechter-commissaris een schikking. Indien hij
partijen niet kan verenigen, en voor zover het geschil niet reeds aanhangig is, verwijst
hij partijen naar een door hem te bepalen terechtzitting van de rechtbank, zonder
dat daartoe een dagvaarding wordt vereist.
-
3 Verschijnt de schuldeischer, die de verificatie vraagt, op de bepaalde terechtzitting
niet, dan wordt hij geacht zijne aanvrage te hebben ingetrokken; verschijnt hij, die
de betwisting doet, niet, dan wordt hij geacht de betwisting te laten varen en erkent
de rechter de vordering.
-
1 Wanneer de betwisting door den curator is gedaan, wordt de loop van het rechtsgeding
van rechtswege geschorst door het in kracht van gewijsde gaan van de homologatie van
een akkoord in het faillissement, tenzij de stukken van het geding reeds tot het geven
van eene beslissing aan den rechter zijn overgelegd, in welk geval de vordering, indien
zij wordt erkend, geacht wordt in het faillissement erkend te zijn, terwijl ten aanzien
van de beslissing omtrent de kosten van het geding de schuldenaar in de plaats treedt
van den curator.
-
2 Het geding wordt hervat in de stand waarin dit zich bij de schorsing bevond doordat
een der partijen, met instemming van de andere partij, een daartoe strekkende akte
ter rolle neemt, dan wel bij exploot verklaart dat het geding wordt hervat.
-
3 De partij die bij het in het tweede lid bedoelde exploot verklaart dat het geding
wordt hervat, roept daarbij de andere partij op tegen de dag waarop zij de zaak ter
rolle wil doen dienen. Voor deze oproeping moeten de voor de dagvaarding voorgeschreven
termijnen in acht worden genomen. Partijen stellen opnieuw procureur.
-
5 Wanneer de betwisting is gedaan door een mede-schuldeischer, kan het geding, nadat
de homologatie van een akkoord in het faillissement in kracht van gewijsde is gegaan,
door partijen worden voortgezet uitsluitend ten einde den rechter te doen beslissen
over de proceskosten.
De schuldeischer, wiens vordering betwist wordt, is tot staving daarvan tot geen nader
of meerder bewijs gehouden, dan hij tegen den gefailleerde zelf zoude moeten leveren.
-
1 Indien de schuldeischer, wiens vordering betwist wordt, niet ter vergadering aanwezig
is, geeft de griffier hem onmiddellijk kennis van de gedane betwisting en verwijzing.
Vorderingen, die betwist worden, kunnen door den rechter-commissaris voorwaardelijk
worden toegelaten tot een bedrag door hem te bepalen. Wanneer de voorrang betwist
wordt, kan deze door den rechter-commissaris voorwaardelijk worden erkend.
-
1 Ook de gefailleerde is bevoegd, onder summiere opgaaf zijner gronden, tegen de toelating
eener vordering, hetzij voor het geheel, hetzij voor een gedeelte, of tegen de erkenning
van den beweerden voorrang, zich te verzetten. In dit geval geschiedt in het proces-verbaal
aanteekening van de betwisting en van hare gronden, zonder verwijzing van partijen
naar de rechtbank, en zonder dat daardoor de erkenning der vordering in het faillissement
wordt verhinderd.
-
2 Betwisting, waarvoor geene gronden worden opgegeven, of welke niet de geheele vordering
omvat en toch niet uitdrukkelijk aanwijst, welk deel wordt erkend, en welk betwist,
wordt niet als betwisting aangemerkt.
-
1 Vorderingen, na afloop van den in artikel 108, 1°. genoemden termijn, doch uiterlijk twee dagen vóór den dag, waarop de verificatie-vergadering
zal worden gehouden, bij den curator ingediend, worden op daartoe ter vergadering
gedaan verzoek geverifieerd, indien noch de curator noch een der aanwezige schuldeischers
daartegen bezwaar maakt.
-
4 In geval van bezwaar, als in het eerste lid bedoeld, of van geschil over het al dan
niet aanwezig zijn der verhindering, in het derde lid bedoeld, beslist de rechter-commissaris,
na de vergadering te hebben geraadpleegd.
Interesten, na de faillietverklaring loopende, kunnen niet geverifieerd worden, tenzij
door pand of hypotheek gedekt. In dit geval worden zij pro memorie geverifieerd. Voor
zooverre de interesten op de opbrengst van het onderpand niet batig gerangschikt worden,
kan de schuldeischer uit deze verificatie geene rechten ontleenen.
Eene vordering onder eene ontbindende voorwaarde wordt voor het geheele bedrag geverifieerd,
onverminderd de werking der voorwaarde, wanneer zij vervuld wordt.
-
1 Eene vordering, waarvan het tijdstip der opeischbaarheid onzeker is, of welke recht
geeft op periodieke uitkeeringen, wordt geverifieerd voor hare waarde op den dag der
faillietverklaring.
-
2 Alle schuldvorderingen, vervallende binnen één jaar na den dag, waarop het faillissement
is aangevangen, worden behandeld, alsof zij op dat tijdstip opeischbaar waren. Alle
later dan één jaar daarna vervallende schuldvorderingen worden geverifieerd voor de
waarde, die zij hebben na verloop van een jaar sedert den aanvang van het faillissement.
-
3 Bij de berekening wordt uitsluitend gelet op het tijdstip en de wijze van aflossing,
het kansgenot, waar dit bestaat, en, indien de vordering rentedragend is, op den bedongen
rentevoet.
-
1 Schuldeischers, wier vorderingen door pand, hypotheek of retentierecht gedekt of op
een bepaald voorwerp bevoorrecht zijn, maar die kunnen aantoonen dat een deel hunner
vordering vermoedelijk niet batig gerangschikt zal kunnen worden op de opbrengst der
verbonden goederen, kunnen verlangen dat hun voor dat deel de rechten van concurrente
schuldeischers worden toegekend met behoud van hun recht van voorrang.
-
2 Het bedrag waarvoor pand- en hypotheekhouders batig gerangschikt kunnen worden, wordt
bepaald met inachtneming van artikel 483e van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering met dien verstande dat voor het tijdstip van het opmaken van de staat in de plaats
treedt de aanvang van de dag waarop de faillietverklaring werd uitgesproken.
Vorderingen, waarvan de waarde onbepaald, onzeker, niet in Nederlandsch geld of in
het geheel niet in geld is uitgedrukt, worden geverifieerd voor hunne geschatte waarde
in Nederlandsch geld.
Schuldvorderingen aan toonder kunnen ten name van "toonder" geverifieerd worden. Iedere
ten name van "toonder" geverifieerde vordering wordt als de vordering van een afzonderlijk
schuldeischer beschouwd.
Artikel 135
[Vervallen per 01-01-1992]
-
1 Indien van hoofdelijke schuldenaren een of meer in staat van faillissement verkeeren,
kan de schuldeischer in het faillissement van dien schuldenaar, onderscheidenlijk
in het faillissement van ieder dier schuldenaren opkomen voor en betaling ontvangen
over het geheele bedrag, hem ten tijde der faillietverklaring nog verschuldigd, totdat
zijne vordering ten volle zal zijn gekweten.
-
2 Een hoofdelijke schuldenaar kan, zo nodig voorwaardelijk, worden toegelaten voor de
bedragen waarvoor hij op de gefailleerde, krachtens hun onderlinge rechtsverhouding
als hoofdelijke medeschuldenaren, een vordering heeft verkregen of zal verkrijgen.
De toelating geschiedt echter slechts:
-
a. voor zover de schuldeiser daarvoor zelf niet kan opkomen of, hoewel hij het kan, niet
opkomt;
-
b. voor het geval de schuldeiser gedurende het faillissement voor het gehele bedrag waarvoor
hij is opgekomen, wordt voldaan;
-
c. voor zover om een andere reden de toelating geen voor de concurrente schuldeisers
nadelige invloed heeft op de aan hen uit te keren percenten.
-
1 Na afloop der verificatie brengt de curator verslag uit over den stand van den boedel,
en geeft hij daaromtrent alle door de schuldeischers verlangde inlichtingen. Het verslag
wordt, met het proces-verbaal der verificatie-vergadering, na afloop dier vergadering
ter griffie nedergelegd ter kosteloze inzage van een ieder. De nederlegging geschiedt
kosteloos.
-
2 Zoowel de curator, als de schuldeischers en de gefailleerde kunnen na de nederlegging
van het proces-verbaal, aan de rechtbank verbetering daarvan verzoeken, indien uit
de stukken zelve blijkt dat in het proces-verbaal een vergissing is geslopen.
Zesde afdeeling. Van het akkoord
De gefailleerde is bevoegd aan zijne gezamenlijke schuldeischers een akkoord aan te
bieden.
-
1 Indien de gefailleerde een ontwerp van akkoord, ten minste acht dagen vóór de vergadering
tot verificatie der schuldvorderingen, ter griffie van de rechtbank heeft nedergelegd,
ter kostelooze inzage van een ieder, wordt daarover in die vergadering na afloop der
verificatie dadelijk geraadpleegd en beslist, behoudens de bepaling van artikel 141.
-
2 Een afschrift van het ontwerp van akkoord moet, gelijktijdig met de nederlegging ter
griffie, worden toegezonden aan den curator en aan ieder der leden van de voorloopige
commissie uit de schuldeischers.
De curator en de commissie uit de schuldeischers zijn verplicht ieder afzonderlijk
ter vergadering een schriftelijk advies over het aangeboden akkoord te geven.
De raadpleging en beslissing worden tot eene volgende door den rechter-commissaris
op ten hoogste drie weken later te bepalen vergadering uitgesteld:
-
1°. indien staande de vergadering eene definitieve commissie uit de schuldeischers is
benoemd, niet bestaande uit dezelfde personen als de voorloopige, en de meerderheid
der verschenen schuldeischers van haar een schriftelijk advies over het aangeboden
akkoord verlangt;
-
2°. indien het ontwerp van akkoord niet tijdig ter griffie is neêrgelegd en de meerderheid
der verschenen schuldeischers zich voor uitstel verklaart.
Wanneer de raadpleging en stemming over het akkoord, ingevolge de bepalingen van het
voorgaande artikel, worden uitgesteld tot eene nadere vergadering, wordt daarvan door
den curator onverwijld aan de niet op de verificatie-vergadering verschenen, erkende
of voorwaardelijk toegelaten schuldeischers kennis gegeven, bij brieven vermeldende
den summieren inhoud van het akkoord.
-
1 Van de stemming over het akkoord zijn uitgesloten de schuldeisers aan wier vordering
voorrang verbonden is daaronder begrepen diegenen, wier voorrang betwist wordt, tenzij
zij, vóór den aanvang der stemming, van hun voorrang ten behoeve van den boedel afstand
mochten doen.
De gefailleerde is bevoegd tot toelichting en verdediging van het akkoord op te treden
en het, staande de raadpleging, te wijzigen.
Tot het aannemen van het akkoord wordt vereist de toestemming van de gewone meerderheid
van de ter vergadering verschenen erkende en voorwaardelijk toegelaten concurrente
schuldeisers, die tezamen ten minste de helft van het bedrag van de door geen voorrang
gedekte erkende en voorwaardelijk toegelaten schuldvorderingen vertegenwoordigen.
In afwijking van artikel 145 kan de rechter-commissaris op verzoek van de schuldenaar of de curator bij gemotiveerde
beschikking een aangeboden akkoord vaststellen als ware het aangenomen, indien
-
a. drie vierde van de ter vergadering verschenen erkende en voorwaardelijk toegelaten
concurrente schuldeisers voor het akkoord hebben gestemd; en
-
b. de verwerping van het akkoord het gevolg is van het tegenstemmen van een of meer schuldeisers
die, alle omstandigheden in aanmerking genomen en in het bijzonder het percentage
dat die schuldeisers, zou de boedel worden vereffend, naar verwachting aan betaling
op hun vordering zullen ontvangen, in redelijkheid niet tot dit stemgedrag hebben
kunnen komen.
Latere veranderingen, in het getal der schuldeischers of in het bedrag der vorderingen,
hebben geen invloed op de geldigheid van de aanneming, vaststelling of verwerping
van het akkoord.
-
1 Het proces-verbaal der vergadering vermeldt den inhoud van het akkoord, de namen der
verschenen stemgerechtigde schuldeischers, de door ieder hunner uitgebrachte stem,
den uitslag der stemming en al wat verder op de vergadering is voorgevallen. Het wordt
onderteekend door den rechter-commissaris en den griffier.
Zoowel de schuldeischers, die vóór gestemd hebben, als de gefailleerde, kunnen gedurende
acht dagen na afloop der vergadering aan de rechtbank verbetering van het proces-verbaal
verzoeken, indien uit de stukken zelve blijkt dat het akkoord door den rechter-commissaris
ten onrechte als verworpen is beschouwd.
Gedurende dien tijd kunnen de schuldeischers aan den rechter-commissaris schriftelijk
de redenen opgeven, waarom zij weigering der homologatie wenschelijk achten.
-
1 Op den bepaalden dag wordt ter openbare terechtzitting door den rechter-commissaris
een schriftelijk rapport uitgebracht, en kan ieder der schuldeischers in persoon,
bij schriftelijk gemachtigde of bij procureur de gronden uiteenzetten, waarop hij
de homologatie wenscht of haar bestrijdt.
Binnen acht dagen na de beschikking van de rechtbank kunnen, zoo de homologatie is
geweigerd, zoowel de schuldeischers, die vóór het akkoord stemden, als de gefailleerde;
zoo de homologatie is toegestaan, de schuldeischers, die tegenstemden of bij de stemming
afwezig waren, tegen die beschikking in hooger beroep komen. In het laatste geval
hebben ook de schuldeischers, die vóór stemden, ditzelfde recht, doch alleen op grond
van het ontdekken na de homologatie van handelingen als in artikel 153 onder 3°. genoemd.
-
1 Het hooger beroep geschiedt bij een verzoekschrift, in te dienen ter griffie van het
gerechtshof, dat van de zaak moet kennis nemen. De voorzitter bepaalt terstond dag
en uur voor de behandeling, welke zal moeten plaats hebben binnen twintig dagen. Van
het hooger beroep wordt door den griffier van het rechtscollege, waarbij het is aangebracht,
onverwijld kennis gegeven aan den griffier van de rechtbank, die de beschikking omtrent
de homologatie heeft gegeven.
Cassatie wordt binnen dezelfde termijnen en op dezelfde wijze aangeteekend en behandeld.
Het gehomologeerde akkoord is verbindend voor alle geen voorrang hebbende schuldeischers,
zonder uitzondering, onverschillig of zij al dan niet in het faillissement opgekomen
zijn.
Na verwerping of weigering van de homologatie van het akkoord kan de gefailleerde
in hetzelfde faillissement geen akkoord meer aanbieden.
Het in kracht van gewijsde gegane vonnis van homologatie levert, in verband met het
proces-verbaal der verificatie, ten behoeve der erkende vorderingen, voor zoover zij
niet door den gefailleerde overeenkomstig artikel 126 betwist zijn, een voor tenuitvoerlegging vatbaren titel op tegen den schuldenaar
en de tot het akkoord als borgen toegetreden personen.
Niettegenstaande het akkoord behouden de schuldeischers al hunne rechten tegen de
borgen en andere medeschuldenaren van den schuldenaar. De rechten, welke zij op goederen
van derden kunnen uitoefenen, blijven bestaan als ware geen akkoord tot stand gekomen.
Zoodra de homologatie van het akkoord in kracht van gewijsde is gegaan, eindigt het
faillissement. De curator draagt zorg voor de bekendmaking daarvan in de Staatscourant.
-
2 Indien bij het akkoord geene andere bepalingen deswege zijn gemaakt, geeft de curator
aan den schuldenaar tegen behoorlijke kwijting af alle goederen, gelden, boeken en
papieren tot den boedel behoorende.
-
1 Het bedrag, waarop geverifieerde schuldeischers, krachtens een erkend voorrecht, aanspraak
kunnen maken, alsmede de kosten van het faillissement, moeten in handen van den curator
worden gestort, tenzij deswege door den schuldenaar zekerheid wordt gesteld. Zoolang
hieraan niet is voldaan, is de curator verplicht alle goederen en gelden tot den boedel
behoorende onder zich te houden, totdat dit bedrag en de bedoelde kosten aan de daarop
rechthebbenden zijn voldaan.
-
2 Wanneer ééne maand na het in kracht van gewijsde gaan van het vonnis van homologatie
is verloopen, zonder dat vanwege den schuldenaar de voldoening van een en ander is
geschied, zal de curator daartoe overgaan uit de voorhanden baten des boedels.
-
3 Het bedrag in het eerste lid bedoeld, en het deel daarvan, aan ieder schuldeischer
krachtens zijn recht van voorrang toe te kennen, wordt desnoodig door den rechter-commissaris
begroot.
Voor zooveel betreft vorderingen, waarvan het voorrecht voorwaardelijk erkend is,
bepaalt de in het vorige artikel bedoelde verplichting van den schuldenaar zich tot
het stellen van zekerheid en is de curator bij gebreke daarvan slechts gehouden tot
het reserveeren uit de baten des boedels van het bedrag waarop het voorrecht aanspraak
geeft.
-
3 De rechter kan, ook ambtshalve, den schuldenaar uitstel van ten hoogste ééne maand
verleenen, om alsnog aan zijne verplichtingen te voldoen.
De vordering tot ontbinding van het akkoord wordt op dezelfde wijze aangebracht en
beslist, als ten aanzien van het verzoek tot faillietverklaring in de artikelen 4, 6-9 en 12 is voorgeschreven.
-
1 In het vonnis, waarbij de ontbinding van het akkoord wordt uitgesproken, wordt tevens
heropening van het faillissement bevolen met benoeming van eenen rechter-commissaris
en curator, alsmede van eene commissie uit de schuldeischers, indien er in het faillissement
reeds eene geweest is.
-
2 Evenzoo zijn toepasselijk de bepalingen van de afdeeling over de verificatie der schuldvorderingen,
behoudens deze wijziging, dat de verificatie beperkt blijft tot de schuldvorderingen,
die niet reeds vroeger geverifieerd werden.
-
3 Niettemin worden ook de reeds geverifieerde schuldeischers tot bijwoning der verificatie-vergadering
opgeroepen en hebben zij het recht de vorderingen, waarvoor toelating verzocht wordt,
te betwisten.
De handelingen, door den schuldenaar in den tijd tusschen de homologatie van het akkoord
en de heropening van het faillissement verricht, zijn voor den boedel verbindend,
behoudens de toepassing van artikel 42 en volgende zoo daartoe gronden zijn.
-
1 Indien tijdens de heropening jegens eenige schuldeischers reeds geheel of gedeeltelijk
aan het akkoord is voldaan, worden bij de verdeeling aan de nieuwe schuldeischers
en diegene onder de oude, die nog geene voldoening ontvingen, de bij het akkoord toegezegde
percenten, en wordt aan hen, die gedeeltelijke betaling ontvingen, hetgeen aan het
toegezegde bedrag nog ontbreekt, vooruitbetaald.
-
2 In hetgeen alsdan nog overschiet, wordt door alle schuldeischers, zoo oude als nieuwe,
gelijkelijk gedeeld.
Het vorige artikel is eveneens toepasselijk, indien de boedel van den schuldenaar,
terwijl door hem aan het akkoord nog niet volledig is voldaan, opnieuw in staat van
faillissement wordt verklaard.
De bepalingen van deze afdeling zijn van overeenkomstige toepassing in het geval dat
een akkoord wordt aangeboden op de voet van artikel 34, eerste lid, van de verordening,
genoemd in artikel 5, derde lid.
Zevende afdeeling. Van de vereffening des boedels
-
2 De artikelen 98 en 100 houden op van toepassing te zijn, wanneer vaststaat, dat het bedrijf van den gefailleerde
niet overeenkomstig de volgende artikelen zal worden voortgezet of wanneer de voortzetting
wordt gestaakt.
-
1 Indien ter verificatie-vergadering geen akkoord is aangeboden of indien het aangeboden
akkoord is verworpen, kan de curator of een ter vergadering aanwezige schuldeischer
voorstellen, dat het bedrijf van den gefailleerde worde voortgezet.
-
2 De commissie uit de schuldeischers, indien deze er is, en, zoo het voorstel is gedaan
door een schuldeischer, de curator geven hun advies over dit voorstel.
-
3 Op verlangen van den curator of van een der aanwezige schuldeischers, stelt de rechter-commissaris
de beraadslaging en beslissing over het voorstel uit, tot eene op ten hoogste veertien
dagen later te bepalen vergadering.
-
4 De curator geeft onverwijld aan de schuldeischers, die niet ter vergadering aanwezig
waren, kennis van deze nadere vergadering bij brieven, waarin het ingediend voorstel
wordt vermeld en hun tevens de bepaling van artikel 114 wordt herinnerd.
-
5 Op deze vergadering zal, zoo noodig, tevens de verificatie plaats hebben van de schuldvorderingen,
die na afloop van den in artikel 108, n°. 1, bepaalden termijn zijn ingediend en niet reeds ingevolge artikel 127 geverifieerd zijn. De curator handelt ten opzichte van deze vorderingen overeenkomstig
de bepalingen van de artikelen 111-114.
-
1 Het voorstel is aangenomen, indien schuldeischers, vertegenwoordigende meer dan de
helft der erkende en voorwaardelijk toegelaten schuldvorderingen, welke niet door
pand, hypotheek of retentierecht zijn gedekt, zich daarvóór verklaren.
-
3 Het proces-verbaal der vergadering vermeldt de namen der verschenen schuldeischers,
de door ieder hunner uitgebrachte stem, den uitslag der stemming en al wat verder
ter vergadering is voorgevallen.
-
1 Indien binnen acht dagen, nadat de homologatie van een akkoord definitief is geweigerd,
de curator of een schuldeischer bij den rechter-commissaris een voorstel indient tot
voortzetting van het bedrijf van den gefailleerde, zal de rechter-commissaris op door
hem terstond te bepalen dag, uur en plaats eene vergadering van schuldeischers beleggen
ten einde over het voorstel te doen beraadslagen en beslissen.
-
2 De curator roept de schuldeischers, ten minste tien dagen vóór de vergadering, op
bij brieven, waarin het ingediend voorstel wordt vermeld en hun tevens de bepaling
van artikel 114 wordt herinnerd.
De curator en de schuldeischers kunnen gedurende acht dagen na afloop der vergadering
aan de rechtbank vragen, alsnog te verklaren, dat het voorstel is aangenomen of verworpen,
indien uit de stukken zelve blijkt, dat de rechter-commissaris dit ten onrechte als
verworpen of aangenomen heeft beschouwd.
-
1 De rechter-commissaris kan op verzoek van een schuldeischer of van den curator gelasten,
dat de voortzetting van het bedrijf worde gestaakt. Op dit verzoek worden gehoord
de commissie uit de schuldeischers, indien deze er is, alsmede de curator, als het
verzoek niet door hem is gedaan.
-
1 Indien een voorstel tot voortzetting van het bedrijf niet of niet tijdig wordt gedaan
of indien het wordt verworpen, of de voortzetting wordt gestaakt, gaat de curator
onmiddellijk over tot vereffening en tegeldemaking van alle baten des boedels, zonder
dat daartoe de toestemming of medewerking des gefailleerden noodig is.
De curator kan ten behoeve der vereffening van de diensten des gefailleerden gebruik
maken, tegen eene door den rechter-commissaris vast te stellen vergoeding.
Nadat de boedel insolvent is geworden, kan de rechter-commissaris, op door hem te
bepalen dag, uur en plaats, eene vergadering van schuldeischers beleggen, ten einde
hen zoo noodig te raadplegen over de wijze van vereffening des boedels, en zoo noodig
de verificatie te doen plaats hebben der schuldvorderingen, die na afloop van den
in artikel 108, n°. 1 bepaalden termijn nog zijn ingediend en niet reeds ingevolge artikel 127 geverifieerd zijn. De curator handelt ten opzichte van deze vorderingen overeenkomstig
de bepalingen van de artikelen 111-114. Hij roept de schuldeischers, ten minste tien dagen vóór de vergadering, bij brieven
op, waarin het onderwerp der vergadering wordt vermeld en hun tevens de bepaling van
artikel 114 wordt herinnerd.
Zoo dikwijls er, naar het oordeel van den rechter-commissaris, voldoende gereede penningen
aanwezig zijn, beveelt deze eene uitdeeling aan de geverifieerde schuldeischers.
-
1 De curator maakt telkens de uitdeelingslijst op en onderwerpt die aan de goedkeuring
van den rechter-commissaris. De lijst houdt in een staat der ontvangsten en uitgaven
(daaronder begrepen het salaris van den curator), de namen der schuldeischers, het
geverifieerde bedrag van ieders vordering, benevens de daarop te ontvangen uitkeering.
-
2 Voor de concurrente schuldeisers worden de door de rechter-commissaris te bepalen
percenten uitgetrokken. Voor de schuldeisers die voorrang hebben, ongeacht of deze
betwist wordt, en die niet reeds overeenkomstig artikel 57 of 60 lid 3 voldaan zijn wordt het bedrag uitgetrokken waarvoor zij batig gerangschikt kunnen
worden op de opbrengst der goederen waarop hun voorrang betrekking heeft. Zo dit minder
is dan het gehele bedrag van hun vorderingen, worden voor het ontbrekende - zo de
goederen waarop hun vordering betrekking heeft nog niet verkocht zijn, voor hun hele
vordering - gelijke percenten als voor de concurrente schuldeisers uitgetrokken.
Voor de voorwaardelijk toegelaten schuldvorderingen worden op de uitdeelingslijst
de percenten over het volle bedrag uitgetrokken.
-
1 De algemene faillissementskosten worden omgeslagen over ieder deel van de boedel,
met uitzondering van hetgeen na een executie overeenkomstig artikel 57 of artikel 60, derde lid, tweede zin, toekomt aan de pand- of hypotheekhouders, aan de schuldeisers met retentierecht
en aan de beperkt gerechtigden, huurders en pachters wier recht door de executie is
vervallen of verloren gegaan, maar met inbegrip van hetgeen krachtens een zodanige
executie aan de curator is uitgekeerd ten behoeve van een schuldeiser die boven een
of meer van voormelde personen bevoorrecht was.
-
3 Van de nederlegging wordt door de zorg van den curator aankondiging gedaan in het
nieuwsblad of de nieuwsbladen bedoeld in artikel 14, terwijl daarvan bovendien aan ieder der erkende en voorwaardelijk toegelaten schuldeischers
schriftelijk kennis wordt gegeven, met vermelding van het voor hem uitgetrokken bedrag.
-
1 Zoo er verzet gedaan is, bepaalt de rechter-commissaris, onmiddellijk na afloop van
den termijn van inzage, den dag, waarop het ter openbare terechtzitting behandeld
zal worden. Deze beschikking ligt ter griffie ter kostelooze inzage van een ieder.
Bovendien doet de griffier daarvan aan de opposanten en den curator schriftelijk mededeeling.
De dag van behandeling mag niet later gesteld worden dan veertien dagen na afloop
van den termijn van artikel 183.
-
2 Op den bepaalden dag wordt ter openbare terechtzitting door den rechter-commissaris
een schriftelijk rapport uitgebracht, en kan de curator en ieder der schuldeischers
in persoon, bij schriftelijk gemachtigde of bij procureur de gronden uiteenzetten
ter verdediging of bestrijding van de uitdeelingslijst.
-
1 Ook een niet-geverifieerde schuldeischer, zoomede een schuldeischer, wiens vordering
voor een te laag bedrag is geverifieerd, doch overeenkomstig zijn opgave, kan verzet
doen, mits hij uiterlijk twee dagen vóór dien waarop het verzet ter openbare terechtzitting
zal behandeld worden, de vordering of het niet-geverifieerde deel der vordering bij
den curator indiene, een afschrift daarvan bij het bezwaarschrift voege, en in dit
bezwaarschrift tevens verzoek doe om geverifieerd te worden.
-
2 De verificatie geschiedt alsdan op de wijze, bij artikel 119 en volgende voorgeschreven, ter openbare terechtzitting, bestemd voor de behandeling
van het verzet en voordat daarmede een aanvang wordt gemaakt.
-
3 Indien dit verzet alleen ten doel heeft als schuldeischer geverifieerd te worden,
en er niet tevens door anderen verzet is gedaan, komen de kosten van het verzet ten
laste van den nalatigen schuldeischer.
-
2 Het beroep geschiedt bij een verzoekschrift, in te dienen ter griffie van den Hoogen
Raad. De Voorzitter bepaalt terstond dag en uur voor de behandeling, welke zal moeten
plaats hebben binnen twintig dagen. De griffier geeft van het beroep onverwijld kennis
aan den griffier van de rechtbank, welke de beschikking op het verzet heeft gegeven.
-
4 Door verloop van den termijn van artikel 183, of, zoo verzet is gedaan, doordat de beschikking op het verzet in kracht van gewijsde
is gegaan, wordt de uitdeelingslijst verbindend.
-
1 De uitdeeling, uitgetrokken voor een voorwaardelijk toegelaten schuldeischer, wordt
niet uitgekeerd, zoolang niet omtrent zijne vordering beslist zal zijn. Blijkt het
ten slotte dat hij niets of minder te vorderen heeft, dan komen de voor hem bestemde
gelden geheel of ten deele ten bate van de andere schuldeischers.
-
2 Uitdeelingen bestemd voor vorderingen, welker voorrang betwist wordt, worden, voor
zooverre zij meer bedragen dan de percenten over de concurrente vorderingen uit te
keeren, gereserveerd tot na de uitspraak over den voorrang.
Indien enig goed met betrekking waartoe een schuldeiser voorrang heeft, wordt verkocht
nadat hem ingevolge artikel 179 in verband met het slot van artikel 180, reeds een uitkering is gedaan, wordt hem bij een volgende uitdeling het bedrag waarvoor
hij op de opbrengst van goed batig gerangschikt is, niet anders uitgekeerd dan onder
aftrek van de percenten die hij reeds tevoren over dit bedrag ontving.
-
1 Aan schuldeischers, die, ten gevolge van hun verzuim om op te komen, eerst geverifieerd
worden nadat er reeds uitdeelingen hebben plaats gehad, wordt uit de nog voorhanden
baten een bedrag, evenredig aan het door de overige erkende schuldeischers reeds genotene,
vooruitbetaald.
-
2 Indien zij voorrang hebben, verliezen zij dien, voor zooverre de opbrengst van de
zaak, waarop die voorrang kleefde, bij eene vroegere uitdeelingslijst aan andere schuldeischers
bij voorrang is toegekend.
Na afloop van den termijn van inzage, bedoeld bij artikel 183, of na uitspraak van het vonnis op het verzet, is de curator verplicht de vastgestelde
uitkeering onverwijld te doen. De uitkeeringen, waarover niet binnen ééne maand daarna
is beschikt of welke ingevolge artikel 189 gereserveerd zijn, worden door hem in de kas der gerechtelijke consignatiën gestort.
-
1 Zoodra aan de geverifieerde schuldeischers het volle bedrag hunner vorderingen is
uitgekeerd, of zoodra de slotuitdeelingslijst verbindend is geworden, neemt het faillissement
een einde, behoudens de bepaling van artikel 194. Door den curator geschiedt daarvan aankondiging op de wijze bij artikel 14 bepaald.
Indien na de slotuitdeeling ingevolge artikel 189 gereserveerde uitdeelingen aan den boedel terugvallen, of mocht blijken dat er nog
baten van den boedel aanwezig zijn, welke ten tijde der vereffening niet bekend waren,
gaat de curator, op bevel van de rechtbank, tot vereffening en verdeeling daarvan
over op den grondslag van de vroegere uitdeelingslijsten.
Elfde afdeeling. Van rehabilitatie
Nadat het faillissement overeenkomstig de artikelen 161 of 193 geëindigd is, is de schuldenaar of zijn zijne erfgenamen bevoegd een verzoek van
rehabilitatie in te leveren bij de rechtbank, die het faillissement heeft berecht.
De schuldenaar of zijne erfgenamen zijn tot dit verzoek niet ontvankelijk, tenzij
bij het verzoekschrift zij overgelegd het bewijs, waaruit blijkt, dat alle erkende
schuldeischers, ten genoegen van elk hunner, zijn voldaan.
Van het verzoek wordt aankondiging gedaan in de Staatscourant.
Na verloop van de voormelde twee maanden zal de rechtbank, om het even of er verzet
of geen verzet is gedaan, op de conclusie van het Openbaar Ministerie het verzoek
toestaan of weigeren.
Van de beslissing der rechtbank wordt noch hooger beroep, noch cassatie toegelaten.
Het vonnis, waarbij de rehabilitatie wordt toegestaan, wordt ter openbare terechtzitting
uitgesproken, terwijl mede daarvan aanteekening geschiedt in het in artikel 19 bedoelde register.
Afdeling 11A. Van het definitieve karakter van de afwikkeling van betalingen en effectentransacties
in betalings- en afwikkelingssystemen
Voor de toepassing van deze afdeling en afdeling 11AA wordt verstaan onder:
-
a. instelling:
-
b. systeem:
-
1°. een door de Minister van Financiën op grond van artikel 212d aangewezen systeem;
-
2°. een formele overeenkomst waarop het recht van een lidstaat van de Europese Unie van
toepassing is en die door een andere lidstaat van de Europese Unie als systeem in
de zin van richtlijn nr. 98/26/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 19 mei 1998 (PbEG
L 166) is aangemeld bij de Commissie van de Europese Gemeenschappen;
-
c. centrale tegenpartij: een lichaam dat tussen de instellingen die deelnemen aan een
systeem, in staat en dat optreedt als de exclusieve tegenpartij van deze instellingen
met betrekking tot hun overboekingsopdrachten;
-
d. afwikkelende instantie: een lichaam dat aan instellingen of centrale tegenpartijen
die deelnemen aan systemen, afwikkelingsrekeningen beschikbaar stelt via welke overboekingsopdrachten
binnen die systemen worden afgewikkeld;
-
e. verrekeningsinstituut: een lichaam dat verantwoordelijk is voor de berekening van
de netto posities van de instellingen, een eventuele centrale tegenpartij of een eventuele
afwikkelende instantie;
-
f. deelnemer: een instelling, een centrale tegenpartij, een afwikkelende instantie, dan
wel een verrekeningsinstituut;
-
g. indirecte deelnemer: een kredietinstelling als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel a, van de Wet toezicht kredietwezen 1992, dan wel een financiële instelling als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel c, van de Wet toezicht kredietwezen 1992, die op grond van een overeenkomst met een instelling die deelneemt in een systeem
via het systeem een geldsom ter beschikking van een ontvanger kan stellen door middel
van een boeking in de rekening van een kredietinstelling, een financiële instelling,
een centrale bank of een afwikkelende instantie;
-
h. centrale bank: een centrale bank van een lidstaat van de Europese Unie, de centrale
bank van een andere Staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese
Economische Ruimte, dan wel de Europese Centrale Bank;
-
i. bijkantoor: één of meer onderdelen zonder rechtspersoonlijkheid van een instelling
die in een andere staat zijn gevestigd dan die waarin die instelling gevestigd is;
-
j. effecten: effecten als bedoeld in artikel 1, onderdeel a, van de Wet toezicht effectenverkeer 1995;
-
k. overboekingsopdracht: een opdracht door een deelnemer om door middel van een boeking
op de rekeningen van een kredietinstelling, een centrale bank of een afwikkelende
instantie een geldsom ter beschikking van een ontvanger te stellen, of iedere opdracht
die resulteert in het op zich nemen of het nakomen van een betalingsverplichting zoals
gedefinieerd in de regels van het systeem, dan wel een opdracht door een deelnemer
om door middel van een boeking in een register of anderszins, de rechten op of de
rechten ten aanzien van één of meer effecten over te boeken;
-
1. insolventieprocedure: elke collectieve maatregel waarin de wetgeving van een lidstaat
of van een derde land voorziet, met het oog op de liquidatie of de sanering van de
deelnemer indien een dergelijke maatregel gepaard gaat met opschorting van, of oplegging
van beperkingen aan overboekingen en betalingen;
-
m. verrekening: het in één nettovordering of nettoverplichting omzetten van vorderingen
en verplichtingen die voortvloeien uit overboekingsopdrachten die een deelnemer geeft
aan of ontvangt van, dan wel die deelnemers geven aan of ontvangen van, één of meer
andere deelnemers, met als gevolg dat er alleen een nettovordering of een nettoverplichting
ontstaat;
-
n. afwikkelingsrekening: een rekening bij een centrale bank, een afwikkelende instantie
of een centrale tegenpartij, die gebruikt wordt voor het houden van geld of effecten
en waarmee ook transacties tussen deelnemers aan een systeem worden afgewikkeld.
-
1 In afwijking van de artikelen 23 en 35 werkt de faillietverklaring van een instelling niet terug tot aan het begin van de
dag waarop zij wordt uitgesproken, ten aanzien van een door die instelling vóór het
tijdstip van faillietverklaring van die instelling gegeven overboekingsopdracht, opdracht
tot verrekening of enige uit een dergelijke opdracht voortvloeiende betaling, levering,
verrekening of andere rechtshandeling die benodigd is om de opdracht volledig in het
systeem uit te voeren.
-
2 In afwijking van artikel 63a, geldt de afkoelingsperiode niet voor een bevoegdheid tot verhaal op tot de boedel
behorende goederen of tot opeising van goederen die zich in de macht van de gefailleerde
of de curator bevinden, noch voor de goederen waarop een dergelijke bevoegdheid betrekking
heeft, indien die bevoegdheid is toegekend aan een centrale bank of, in verband met
deelname aan het systeem, aan een andere instelling die deelneemt aan het systeem.
-
3 De artikelen 23, 24, 35, 53, eerste lid, en 54, tweede lid, van deze wet, alsmede artikel 72, aanhef en onder a, van boek 3 van het Burgerlijk Wetboek, kunnen niet aan derden worden tegengeworpen ten aanzien van een door een instelling
na het tijdstip van faillietverklaring van die instelling gegeven overboekingsopdracht,
opdracht tot verrekening of enige uit een dergelijke opdracht voortvloeiende betaling,
levering, verrekening of andere rechtshandeling die benodigd is om de opdracht volledig
uit te voeren, indien de opdracht in het systeem wordt uitgevoerd op de dag van faillietverklaring
en de centrale tegenpartij, de afwikkelende instantie of het verrekeningsinstituut
kan aantonen dat deze ten tijde van de uitvoering van de opdracht de faillietverklaring
niet kende of behoorde te kennen.
-
2 De Nederlandsche Bank N.V. stelt daarna terstond de door de Minister van Financiën
op grond van artikel 212d aangewezen systemen, alsmede de bevoegde autoriteiten van de overige lidstaten van
de Europese Unie en van de andere staten die partij zijn bij de Overeenkomst betreffende
de Europese Economische Ruimte, in kennis van de faillietverklaring.
-
1 De Minister van Financiën kan, De Nederlandsche Bank N.V. gehoord, als systeem aanwijzen
een formele overeenkomst tussen drie of meer deelnemers, een afwikkelende instantie,
een centrale tegenpartij, een verrekeningsinstituut of een indirecte deelnemer niet
meegerekend, met gemeenschappelijke regels en standaardprocedures voor het uitvoeren
van overboekingsopdrachten tussen de deelnemers, waarop het recht van toepassing is
van een door de deelnemers gekozen lidstaat van de Europese Unie waarin ten minste
één van de deelnemers zijn hoofdvestiging heeft.
-
2 Indien dit noodzakelijk is met het oog op het vermijden van systeemrisico's, kan de
Minister van Financiën, De Nederlandsche Bank N.V. gehoord, als systeem aanwijzen
een formele overeenkomst tussen twee deelnemers, een afwikkelende instantie, een centrale
tegenpartij, een verrekeningsinstituut of een indirecte deelnemer niet meegerekend,
met gemeenschappelijke regels en standaardprocedures voor het uitvoeren van overboekingsopdrachten
tussen de deelnemers, waarop het recht van toepassing is van een door de deelnemers
gekozen lidstaat waarin ten minste één van de deelnemers zijn hoofdvestiging heeft.
Ingeval een insolventieprocedure wordt geopend tegen een instelling, worden de rechten
en de verplichtingen die zij uit of in verband met deelname aan dat systeem heeft,
bepaald door het recht waardoor dat systeem wordt beheerst.
Wanneer, in verband met deelname aan het systeem, een deelnemer of een centrale bank,
dan wel een derde die namens een deelnemer of een centrale bank optreedt, een bevoegdheid
heeft tot verhaal op of tot opeising van effecten of rechten ten aanzien van effecten,
en deze effecten of rechten op effecten op grond van een wettelijke bepaling zijn
opgenomen in een register, rekening of gecentraliseerd effectendepot dat zich bevindt
in een lidstaat van de Europese Unie dan wel in een andere staat die partij is bij
de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, wordt de bepaling van
de rechten van die personen als houders van bevoegdheden tot verhaal op of tot opeising
van deze effecten of rechten ten aanzien van effecten beheerst door het recht van
die lidstaat, onderscheidenlijk die andere lidstaat.