Wet van 12 juni 1909, tot uitvoering van het op 17 juli 1905 te 's-Gravenhage gesloten
verdrag betreffende de burgerlijke rechtsvordering
Wij WILHELMINA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau,
enz., enz., enz.
Allen, die deze zullen zien of hooren lezen, saluut! doen te weten:
Alzoo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenschelijk is voorzieningen te treffen
tot uitvoering van het op 17 Juli 1905 te 's-Gravenhage gesloten verdrag betreffende
de burgerlijke rechtsvordering;
Zoo is het, dat Wij, den Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal,
hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze: