Wet van 17 juli 1911, houdende voorziening in de bestaande onzekerheid ten aanzien
van den vorm, waarin eeden, beloften en bevestigingen moeten worden afgelegd
Wij WILHELMINA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau,
enz., enz., enz.
Allen, die deze zullen zien of hooren lezen, saluut! doen te weten:
Alzoo Wij in overweging genomen hebben, dat onzekerheid bestaat ten aanzien van den
vorm, waarin eeden, beloften en bevestigingen moeten worden afgelegd en dat mitsdien
voorziening te dier zake noodig is;
Zoo is het, dat Wij, den Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal,
hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze: