§ 6. De beperkingen van het auteursrecht
-
1 Als inbreuk op het auteursrecht op een werk van letterkunde, wetenschap of kunst wordt
niet beschouwd het overnemen van nieuwsberichten, gemengde berichten, of artikelen
over actuele economische, politieke, godsdienstige of levensbeschouwelijke onderwerpen
alsmede van werken van dezelfde aard die in een dag-, nieuws- of weekblad, tijdschrift,
radio- of televisieprogramma of ander medium dat eenzelfde functie vervult, zijn openbaar
gemaakt, indien:
-
1°. het overnemen geschiedt door een dag-, nieuws- of weekblad of tijdschrift, in een
radio- of televisieprogramma of ander medium dat een zelfde functie vervult;
-
2°.
artikel 25 in acht wordt genomen;
-
3°. de bron, waaronder de naam van de maker, op duidelijke wijze wordt vermeld; en
-
4°. het auteursrecht niet uitdrukkelijk is voorbehouden.
-
1 Als inbreuk op het auteursrecht op een werk van letterkunde, wetenschap of kunst wordt
niet beschouwd het citeren uit een werk in een aankondiging, beoordeling, polemiek
of wetenschappelijke verhandeling of voor een uiting met een vergelijkbaar doel mits:
-
1°. het werk waaruit geciteerd wordt rechtmatig openbaar gemaakt is;
-
2°. het citeren in overeenstemming is met hetgeen naar de regels van het maatschappelijk
verkeer redelijkerwijs geoorloofd is en aantal en omvang der geciteerde gedeelten
door het te bereiken doel zijn gerechtvaardigd;
-
3°.
artikel 25 in acht wordt genomen; en
-
4°. voor zover redelijkerwijs mogelijk, de bron, waaronder de naam van de maker, op duidelijke
wijze wordt vermeld.
Als inbreuk op het auteursrecht op een door of vanwege de openbare macht openbaar
gemaakt werk van letterkunde, wetenschap of kunst, waarvan de openbare macht de maker
of rechtverkrijgende is, wordt niet beschouwd verdere openbaarmaking of verveelvoudiging
daarvan, tenzij het auteursrecht, hetzij in het algemeen bij wet, besluit of verordening,
hetzij in een bepaald geval blijkens mededeling op het werk zelf of bij de openbaarmaking
daarvan uitdrukkelijk is voorbehouden. Ook als een zodanig voorbehoud niet is gemaakt,
behoudt de maker echter het uitsluitend recht, zijn werken, die door of vanwege de
openbare macht zijn openbaar gemaakt, in een bundel verenigd te doen verschijnen.
-
1 Als inbreuk op het auteursrecht op een werk van letterkunde, wetenschap of kunst wordt
niet beschouwd het uitlenen als bedoeld in artikel 12, eerste lid, onder 3°, van het geheel of een gedeelte van een exemplaar van het werk of van een verveelvoudiging
daarvan die door de rechthebbende of met zijn toestemming in het verkeer is gebracht,
mits degene die de uitlening verricht of doet verrichten een billijke vergoeding betaalt.
De eerste zin is niet van toepassing op een werk als bedoeld in artikel 10, eerste lid, onder 12° tenzij dat werk onderdeel uitmaakt van een van gegevens voorziene informatiedrager
en uitsluitend dient om die gegevens toegankelijk te maken.
-
3 Bibliotheken, bekostigd door de Stichting fonds voor het bibliotheekwerk voor blinden
en slechtzienden, zijn voor het uitlenen ten behoeve van de bij deze bibliotheken
ingeschreven blinden en slechtzienden vrijgesteld van betaling van de in het eerste
lid bedoelde vergoeding.
De hoogte van de in artikel 15c, eerste lid, bedoelde vergoeding wordt vastgesteld door een door Onze Minister van Justitie in
overeenstemming met Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen aan te wijzen
stichting waarvan het bestuur zodanig is samengesteld dat de belangen van de makers
of hun rechtverkrijgenden en de ingevolge artikel 15c, eerste lid, betalingsplichtigen op evenwichtige wijze worden behartigd. De voorzitter van het
bestuur van deze stichting wordt benoemd door Onze Minister van Justitie in overeenstemming
met Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen. Het aantal bestuursleden
van deze stichting dient oneven te zijn.
Geschillen met betrekking tot de in artikel 15c, eerste lid, bedoelde vergoeding worden in eerste aanleg bij uitsluiting beslist door de rechtbank
Den Haag.
-
1 De betaling van de in artikel 15c bedoelde vergoeding dient te geschieden aan een door Onze Minister van Justitie in
overeenstemming met Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen aan te wijzen
naar hun oordeel representatieve rechtspersoon, die met uitsluiting van anderen belast
is met de inning en de verdeling van deze vergoeding. In aangelegenheden betreffende
de vaststelling van de hoogte van de vergoeding en de inning daarvan alsmede de uitoefening
van het uitsluitende recht vertegenwoordigt de in de vorige zin bedoelde rechtspersoon
de rechthebbenden in en buiten rechte.
Degene die tot betaling van de in artikel 15c, eerste lid, bedoelde vergoeding verplicht is, is gehouden, voor zover geen ander tijdstip is
overeengekomen, vóór 1 april van ieder kalenderjaar aan de in artikel 15f, eerste lid, bedoelde rechtspersoon opgave te doen van het aantal rechtshandelingen, bedoeld
in artikel 15c. Hij is voorts gehouden desgevraagd aan deze rechtspersoon onverwijld de bescheiden
of andere informatiedragers ter inzage te geven, waarvan kennisneming noodzakelijk
is voor de vaststelling van de verschuldigdheid en de hoogte van de vergoeding.
Tenzij anders overeengekomen, wordt niet als inbreuk op het auteursrecht op een werk
van letterkunde, wetenschap of kunst beschouwd het door middel van een besloten netwerk
beschikbaar stellen van een werk dat onderdeel uitmaakt van verzamelingen van voor
het publiek toegankelijke bibliotheken, onderwijsinstellingen en musea of archieven
die niet het behalen van een direct of indirect economisch of commercieel voordeel
nastreven, door middel van daarvoor bestemde terminals in de gebouwen van die instellingen
aan individuele leden van het publiek voor onderzoek of privé-studie.
-
1 Als inbreuk op het auteursrecht op een werk van letterkunde, wetenschap of kunst wordt
niet beschouwd de verveelvoudiging of openbaarmaking die uitsluitend bestemd is voor
mensen met een handicap, mits deze direct met de handicap verband houdt, van niet
commerciële aard is en wegens die handicap noodzakelijk is.
-
1 Als inbreuk op het auteursrecht op een werk van letterkunde, wetenschap of kunst wordt
niet beschouwd de verveelvoudiging of openbaarmaking van gedeelten ervan uitsluitend
ter toelichting bij het onderwijs, voor zover dit door het beoogde, niet-commerciële
doel wordt gerechtvaardigd, mits:
-
1°. het werk waaruit is overgenomen rechtmatig openbaar gemaakt is;
-
2°. het overnemen in overeenstemming is met hetgeen naar de regels van het maatschappelijk
verkeer redelijkerwijs geoorloofd is;
-
3°.
artikel 25 in acht wordt genomen;
-
4°. Voor zover redelijkerwijs mogelijk, de bron, waaronder de naam van de maker, op duidelijke
wijze wordt vermeld; en
-
5°. aan de maker of zijn rechtverkrijgenden een billijke vergoeding wordt betaald.
-
3 Waar het het overnemen in een compilatiewerk betreft, mag van dezelfde maker niet
meer worden overgenomen dan enkele korte werken of korte gedeelten van zijn werken,
en waar het geldt werken als bedoeld in artikel 10, eerste lid onder 6°., onder 9°. of onder 11°. niet meer dan enkele van die werken en in zodanige verveelvoudiging, dat deze door
haar grootte of door de werkwijze, volgens welke zij vervaardigd is, een duidelijk
verschil vertoont met het oorspronkelijke met dien verstande, dat wanneer van deze
werken er twee of meer verenigd openbaar zijn gemaakt, die verveelvoudiging slechts
ten aanzien van een daarvan geoorloofd is.
Als inbreuk op het auteursrecht op een werk van letterkunde, wetenschap of kunst wordt
niet beschouwd een korte opname, weergave en mededeling ervan in het openbaar in een
foto-, film-, radio- of televisiereportage voor zover zulks voor het behoorlijk weergeven
van de actuele gebeurtenis welke het onderwerp der reportage uitmaakt, gerechtvaardigd
is en mits, voor zover redelijkerwijs mogelijk, de bron, waaronder de naam van de
maker, duidelijk wordt vermeld.
-
1 Als inbreuk op het auteursrecht op een werk van letterkunde, wetenschap of kunst wordt
niet beschouwd de verveelvoudiging welke beperkt blijft tot enkele exemplaren en welke
uitsluitend dient tot eigen oefening, studie of gebruik van de natuurlijke persoon
die zonder direct of indirect commercieel oogmerk de verveelvoudiging vervaardigt
of tot het verveelvoudigen uitsluitend ten behoeve van zichzelf opdracht geeft.
-
2 Waar het geldt een dag-, nieuws- of weekblad of een tijdschrift of een boek of de
partituur of de partijen van een muziekwerk en de in die werken opgenomen andere werken,
blijft die verveelvoudiging bovendien beperkt tot een klein gedeelte van het werk,
behalve indien het betreft:
-
a. werken, waarvan naar redelijkerwijs mag worden aangenomen geen nieuwe exemplaren tegen
betaling, in welke vorm ook, aan derden ter beschikking zullen worden gesteld;
-
b. in een dag-, nieuws- of weekblad of tijdschrift verschenen korte artikelen, berichten
of andere stukken.
-
3 Waar het geldt een werk, als bedoeld bij artikel 10, eerste lid, onder 6°, moet de verveelvoudiging door haar grootte of door de werkwijze, volgens welke zij
vervaardigd is, een duidelijk verschil vertonen met het oorspronkelijke werk.
-
4 Indien een ingevolge dit artikel toegelaten verveelvoudiging heeft plaatsgevonden,
mogen de vervaardigde exemplaren niet zonder toestemming van de maker of zijn rechtverkrijgenden
aan derden worden afgegeven, tenzij de afgifte geschiedt ten behoeve van een rechterlijke
of bestuurlijke procedure.
-
5 Bij algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald dat voor de verveelvoudiging,
bedoeld in het eerste lid, ten behoeve van de maker of diens rechtverkrijgenden een
billijke vergoeding is verschuldigd. Daarbij kunnen nadere regelen worden gegeven
en voorwaarden worden gesteld.
-
1 Als inbreuk op het auteursrecht op een werk van letterkunde, wetenschap of kunst wordt
niet beschouwd het reproduceren van het werk of een gedeelte ervan op een voorwerp
dat bestemd is om een werk ten gehore te brengen, te vertonen of weer te geven, mits
het reproduceren geschiedt zonder direct of indirect commercieel oogmerk en uitsluitend
dient tot eigen oefening, studie of gebruik van de natuurlijke persoon die de reproductie
vervaardigt.
-
2 Voor het reproduceren, bedoeld in het eerste lid, is ten behoeve van de maker of diens
rechtverkrijgenden een billijke vergoeding verschuldigd. De verplichting tot betaling
van de vergoeding rust op de fabrikant of de importeur van de voorwerpen, bedoeld
in het eerste lid.
-
6 Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regelen worden gegeven met betrekking
tot de voorwerpen ten aanzien waarvan de vergoeding, bedoeld in het tweede lid, verschuldigd
is. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen voorts nadere regelen worden gegeven
en voorwaarden worden gesteld ter uitvoering van het bepaalde in dit artikel met betrekking
tot de hoogte, verschuldigdheid en vorm van de billijke vergoeding.
-
7 Indien een ingevolge dit artikel toegelaten reproductie heeft plaatsgevonden, mogen
voorwerpen als bedoeld in het eerste lid niet zonder toestemming van de maker of zijn
rechtverkrijgenden aan derden worden afgegeven, tenzij de afgifte geschiedt ten behoeve
van een rechterlijke of bestuurlijke procedure.
-
1 De betaling van de in artikel 16c bedoelde vergoeding dient te geschieden aan een door Onze Minister van Justitie aan
te wijzen, naar zijn oordeel representatieve rechtspersoon, die belast is met de inning
en de verdeling van deze vergoeding overeenkomstig een reglement, dat is opgesteld
door deze rechtspersoon, en dat is goedgekeurd door het College van Toezicht, bedoeld
in de Wet toezicht collectieve beheersorganisaties auteurs- en naburige rechten. In aangelegenheden betreffende de inning en vergoeding vertegenwoordigt deze rechtspersoon
de makers of hun rechtverkrijgenden in en buiten rechte.
De hoogte van de in artikel 16c bedoelde vergoeding wordt vastgesteld door een door Onze Minister van Justitie aan
te wijzen stichting waarvan het bestuur zodanig is samengesteld dat de belangen van
de makers of hun rechtverkrijgenden en de ingevolge artikel 16c, tweede lid, betalingsplichtigen op evenwichtige wijze worden behartigd. De voorzitter van het
bestuur van deze stichting wordt benoemd door Onze Minister van Justitie.
Degene die tot betaling van de in artikel 16c bedoelde vergoeding verplicht is, is gehouden onverwijld of binnen een met de in
artikel 16d, eerste lid, bedoelde rechtspersoon overeengekomen tijdvak opgave te doen aan deze rechtspersoon
van het aantal van de door hem geïmporteerde of vervaardigde voorwerpen, bedoeld in
artikel 16c, eerste lid. Hij is voorts gehouden aan deze rechtspersoon op diens aanvrage onverwijld die bescheiden
ter inzage te geven, waarvan kennisneming noodzakelijk is voor de vaststelling van
de verschuldigdheid en de hoogte van de vergoeding.
Geschillen met betrekking tot de vergoeding, bedoeld in de artikelen 15i, 16, 16b, 16c en 16h, worden in eerste aanleg bij uitsluiting beslist door de rechtbank Den Haag.
-
1 De verkoper van de in artikel 16c, eerste lid bedoelde voorwerpen is gehouden aan de in artikel 16d, eerste lid, bedoelde rechtspersoon op diens aanvraag onverwijld die bescheiden ter inzage te
geven waarvan de kennisneming noodzakelijk is om vast te stellen of de in artikel 16c, tweede lid, bedoelde vergoeding door de fabrikant of de importeur betaald is.
-
2 Indien de verkoper niet kan aantonen dat de vergoeding door de fabrikant of de importeur
betaald is, is hij verplicht tot betaling daarvan aan de in artikel 16d, eerste lid, bedoelde rechtspersoon, tenzij uit de in het eerste lid genoemde bescheiden blijkt
wie de fabrikant of de importeur is.
-
1 Een reprografische verveelvoudiging van een artikel in een dag-, nieuws- of weekblad
of een tijdschrift of van een klein gedeelte van een boek en van de in zo'n werk opgenomen
andere werken wordt niet beschouwd als inbreuk op het auteursrecht, mits voor deze
verveelvoudiging een vergoeding wordt betaald.
-
2 Een reprografische verveelvoudiging van het gehele werk wordt niet beschouwd als inbreuk
op het auteursrecht, indien van een boek naar redelijkerwijs mag worden aangenomen
geen nieuwe exemplaren tegen betaling, in welke vorm dan ook, aan derden ter beschikking
worden gesteld, mits voor deze verveelvoudiging een vergoeding wordt betaald.
-
3 Bij algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald dat ten aanzien van de verveelvoudiging
van werken als bedoeld bij artikel 10, eerste lid, onder 1°, van het in een of meer der voorgaande leden bepaalde mag worden afgeweken ten behoeve
van de uitoefening van de openbare dienst, alsmede ten behoeve van de vervulling van
taken waarmee in het algemeen belang werkzame instellingen zijn belast. Daarbij kunnen
nadere regelen worden gegeven en nadere voorwaarden worden gesteld.
De vergoeding, bedoeld in artikel 16h, wordt berekend over iedere pagina waarop een werk als bedoeld in het eerste en tweede
lid van dat artikel reprografisch verveelvoudigd is.
Bij algemene maatregel van bestuur wordt de hoogte van de vergoeding vastgesteld en
kunnen nadere regelen en voorwaarden worden gesteld.
Een met inachtneming van artikel 16h vervaardigde reprografische verveelvoudiging mag, zonder toestemming van de maker
of zijn rechtverkrijgende, alleen worden afgegeven aan personen die in dezelfde onderneming,
organisatie of instelling werkzaam zijn, tenzij de afgifte geschiedt ten behoeve van
een rechterlijke of administratieve procedure.
De verplichting tot betaling van de vergoeding, bedoeld in artikel 16h, vervalt door verloop van drie jaar na het tijdstip waarop de verveelvoudiging vervaardigd
is.
De vergoeding is niet verschuldigd indien de betalingsplichtige kan aantonen dat de
maker of diens rechtverkrijgende afstand heeft gedaan van het recht op de vergoeding.
-
1 De betaling van de vergoeding, bedoeld in artikel 16h, dient te geschieden aan een door Onze Minister van Justitie aan te wijzen, naar
zijn oordeel representatieve rechtspersoon, die met uitsluiting van anderen belast
is met de inning en de verdeling van deze vergoeding.
Degene die de vergoeding, bedoeld in artikel 16h, dient te betalen aan de rechtspersoon, bedoeld in artikel 16l, eerste lid, is gehouden aan deze opgave te doen van het totale aantal reprografische
verveelvoudigingen dat hij per jaar maakt.
De opgave, bedoeld in het eerste lid, behoeft niet gedaan te worden, indien per jaar
minder dan een bij algemene maatregel van bestuur te bepalen aantal reprografische
verveelvoudigingen gemaakt wordt.
-
1 Als inbreuk op het auteursrecht op een werk van letterkunde, wetenschap of kunst wordt
niet beschouwd de verveelvoudiging door voor het publiek toegankelijke bibliotheken,
onderwijsinstellingen en musea of archieven die niet het behalen van een direct of
indirect economisch of commercieel voordeel nastreven, indien die verveelvoudiging
geschiedt met als enig doel:
-
1°. het exemplaar van het werk te restaureren;
-
2°. bij dreiging van verval van het exemplaar van het werk een verveelvoudiging daarvan
te behouden voor de instelling;
-
3°. het werk raadpleegbaar te houden als de technologie waarmee het toegankelijk gemaakt
kan worden in onbruik raakt.
-
1 Als inbreuk op het auteursrecht op een werk van letterkunde, wetenschap of kunst als
bedoeld in artikel 10, eerste lid, onder 1, 5 of 10, wordt niet beschouwd de reproductie of beschikbaarstelling door voor het publiek
toegankelijke bibliotheken, onderwijsinstellingen en musea, alsmede archieven en instellingen
voor cinematografisch of audiovisueel erfgoed die niet het behalen van een direct
of indirect economisch of commercieel voordeel nastreven, van een voor het eerst in
een lidstaat van de Europese Unie of in een staat die partij is bij de Overeenkomst
betreffende de Europese Economische Ruimte openbaar gemaakt werk mits:
-
a. het werk deel uitmaakt van de eigen verzameling van de hiervoor bedoelde organisaties;
-
b. de rechthebbende op het werk na een zorgvuldig onderzoek als bedoeld in artikel 16p niet is geïdentificeerd en opgespoord; en
-
c. de reproductie en beschikbaarstelling geschiedt in het kader van de uitoefening van
een publieke taak, in het bijzonder het behouden en restaureren van de werken en het
verstrekken van voor culturele en onderwijsdoeleinden bestemde toegang tot de werken
uit de eigen verzameling van de hiervoor bedoelde organisaties.
-
2 Indien aan twee of meer personen het auteursrecht toekomt op het werk en na een zorgvuldige
onderzoek niet alle rechthebbenden zijn geïdentificeerd en opgespoord, kan het werk
alleen worden gereproduceerd en beschikbaar gesteld indien de opgespoorde rechthebbende
met betrekking tot de rechten waarover hij beschikt daarvoor toestemming verleent.
De organisaties, genoemd in het eerste lid, vermelden bij de beschikbaarstelling de
geïdentificeerde, maar niet opgespoorde rechthebbende(n).
-
3 Een werk dat niet eerder is openbaar gemaakt, kan worden gereproduceerd en beschikbaar
gesteld, overeenkomstig het eerste lid, indien het werk met toestemming van de rechthebbende
in de in het eerste lid onder a bedoelde verzameling is opgenomen en redelijkerwijs
aannemelijk is dat de rechthebbende zich niet tegen de reproductie en beschikbaarstelling
zou verzetten.
-
4 De organisaties, genoemd in het eerste lid, mogen met de reproductie en beschikbaarstelling
inkomsten generen op voorwaarde dat deze inkomsten uitsluitend dienen ter vergoeding
van de kosten van de digitalisering en beschikbaarstelling van de in het eerste lid
bedoelde werken.
-
1 Het zorgvuldig onderzoek naar de rechthebbende, als bedoeld in artikel 16o, eerste lid, onder b, wordt uitgevoerd door voor ieder werk als bedoeld in artikel 16o, eerste lid, en
voor ieder daarin opgenomen werk van letterkunde, wetenschap of kunst de voor de desbetreffende
categorie van werken geschikte bronnen voor het opsporen van rechthebbenden te raadplegen.
Op voordracht van Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap worden bij algemene
maatregel van bestuur regels gegeven ten aanzien van de bij het onderzoek te raadplegen
bronnen.
-
3 Voor een werk als bedoeld in artikel 16o, derde lid, vindt het onderzoek plaats in de lidstaat waar de organisatie die het werk met toestemming
van de rechthebbende in de eigen verzameling heeft opgenomen, is gevestigd.
-
5 De organisaties, bedoeld in artikel 16o, eerste lid, houden bij welke bronnen in het kader van het onderzoek zijn geraadpleegd en welke
informatie hieruit is voortgekomen. De organisaties verstrekken de volgende gegevens
aan een op voordracht van Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap bij of
krachtens algemene maatregel van bestuur aan te wijzen instantie, ten behoeve van
doorgeleiding aan het Harmonisatiebureau voor de Interne Markt:
-
a. de resultaten van het zorgvuldig onderzoek dat door de organisaties is verricht en
dat tot de conclusie heeft geleid dat het werk verweesd is;
-
b. de wijze waarop het werk zal worden gebruikt;
-
c. de contactgegevens van de organisaties; en
-
d. voor zover van toepassing, iedere wijziging in de status van het werk.
Op voordracht van Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap worden bij of
krachtens algemene maatregel van bestuur nadere regels gesteld over de aan te leveren
gegevens en de wijze van aanleveren.
-
6 Voor verweesde werken opgenomen in de databank van het Harmonisatiebureau, genoemd
in het vijfde lid, is voor de reproductie en beschikbaarstelling als bedoeld in artikel 16o, eerste lid, een zorgvuldig onderzoek als bedoeld in artikel 16o, eerste lid, onder b, niet noodzakelijk.
Het gebruik van een werk van letterkunde, wetenschap of kunst overeenkomstig artikel
16o, eerste lid, wordt beëindigd indien een rechthebbende met betrekking tot de rechten
waar hij over beschikt, gebruik maakt van de mogelijkheid om de status van verweesd
werk te beëindigen. De organisaties bedoeld in artikel 16o, eerste lid, zijn aan de rechthebbende een billijke vergoeding verschuldigd voor het gebruik
dat op grond van artikel 16o van het werk is gemaakt.
Voor de toepassing van de artikelen 16o, 16p, 16q en 17 wordt onder beschikbaarstelling verstaan het, per draad of draadloos, beschikbaar
stellen van een werk van letterkunde, wetenschap of kunst voor het publiek op zodanige
wijze dat de leden van het publiek op een door hen gekozen individuele plaats en tijd
toegang hebben tot het werk.
Bij algemene maatregel van bestuur kunnen in het algemeen belang regelen worden gesteld
nopens de uitoefening van het recht van de maker van een werk of zijn rechtverkrijgenden
met betrekking tot de openbaarmaking van een werk door uitzending van een radio- of
televisieprogramma via radio of televisie, of een ander medium dat eenzelfde functie
vervult. De algemene maatregel van bestuur, bedoeld in de eerste volzin, kan bepalen,
dat zodanig werk in Nederland mag worden openbaar gemaakt zonder voorafgaande toestemming
van de maker of zijn rechtverkrijgenden, indien de uitzending plaats vindt vanuit
Nederland dan wel vanuit een staat die geen partij is bij de Overeenkomst betreffende
de Europese Economische Ruimte. Zij die bevoegd zijn een werk zonder voorafgaande
toestemming openbaar te maken, zijn desalniettemin verplicht de rechten van de maker,
bedoeld in artikel 25, te eerbiedigen en aan de maker of zijn rechtverkrijgenden een billijke vergoeding
te betalen, welke bij gebreke van overeenstemming op vordering van de meest gerede
partij door de rechter zal worden vastgesteld, die tevens het stellen van zekerheid
kan bevelen. Het hiervoor bepaalde is niet van toepassing op het uitzenden van een
in een radio- of televisieprogramma opgenomen werk door middel van een satelliet.
-
1 Tenzij anders is overeengekomen, sluit de bevoegdheid tot openbaarmaking door uitzending
van een radio- of televisieprogramma via radio of televisie, of een ander medium dat
eenzelfde functie vervult niet in de bevoegdheid het werk vast te leggen.
-
2 De omroeporganisatie die bevoegd is tot de openbaarmaking, bedoeld in het eerste lid,
is echter gerechtigd met haar eigen middelen en uitsluitend voor uitzending van haar
eigen radio- of televisieprogramma's het ter uitzending bestemde werk tijdelijk vast
te leggen. De omroeporganisatie, die dientengevolge gerechtigd is tot vastlegging,
is desalniettemin verplicht de rechten van de maker van het werk, bedoeld in artikel 25, te eerbiedigen.
Als inbreuk op het auteursrecht op een werk van letterkunde of kunst wordt niet beschouwd
de gemeentezang en de instrumentale begeleiding daarvan tijdens een eredienst.
Een krachtens artikel 16b, vijfde lid, artikel 16c, zesde lid, artikel 16h, derde lid, artikel 16m, tweede lid, artikel 17a of artikel 29a, vierde lid, vastgestelde algemene maatregel van bestuur of een wijziging daarvan treedt niet
eerder in werking dan acht weken na datum van uitgifte van het Staatsblad waarin hij
is geplaatst. Van de plaatsing wordt onverwijld mededeling gedaan aan de beide Kamers
der Staten-Generaal.
Als inbreuk op het auteursrecht op een werk als bedoeld in artikel 10, eerste lid, onder 6°, of op een werk, betrekkelijk tot de bouwkunde als bedoeld in artikel 10, eerste lid, onder 8°, dat is gemaakt om permanent in openbare plaatsen te worden geplaatst, wordt niet
beschouwd de verveelvoudiging of openbaarmaking van afbeeldingen van het werk zoals
het zich aldaar bevindt. Waar het betreft het overnemen in een compilatiewerk, mag
van dezelfde maker niet meer worden overgenomen dan enkele van zijn werken.
Als inbreuk op het auteursrecht op een werk van letterkunde, wetenschap of kunst wordt
niet beschouwd de incidentele verwerking ervan als onderdeel van ondergeschikte betekenis
in een ander werk.
Als inbreuk op het auteursrecht op een werk van letterkunde, wetenschap of kunst wordt
niet beschouwd de openbaarmaking of verveelvoudiging ervan in het kader van een karikatuur,
parodie of pastiche mits het gebruik in overeenstemming is met hetgeen naar de regels
van het maatschappelijk verkeer redelijkerwijs geoorloofd is.
-
1 Als inbreuk op het auteursrecht op een portret wordt niet beschouwd de verveelvoudiging
daarvan door, of ten behoeve van, den geportretteerde of, na diens overlijden, zijne
nabestaanden.
-
2 Bevat eene zelfde afbeelding het portret van twee of meer personen, dan staat die
verveelvoudiging aan ieder hunner ten aanzien van andere portretten dan zijn eigen
slechts vrij met toestemming van die andere personen of, gedurende tien jaren na hun
overlijden, van hunne nabestaanden.
-
3 Ten aanzien van een fotografisch portret wordt mede niet als inbreuk op het auteursrecht
beschouwd het openbaar maken daarvan in een nieuwsblad of tijdschrift door of met
toestemming van een der personen, in het eerste lid genoemd, mits daarbij de naam
des makers, voor zoover deze op of bij het portret is aangeduid, vermeld wordt.
-
4 Dit artikel is slechts van toepassing ten aanzien van portretten, welke vervaardigd
zijn ingevolge eene opdracht, door of vanwege de geportretteerde personen, of te hunnen
behoeve aan den maker gegeven.
-
1 Tenzij anders is overeengekomen is degene, wien het auteursrecht op een portret toekomt,
niet bevoegd dit openbaar te maken zonder toestemming van den geportretteerde of,
gedurende tien jaren na diens overlijden, van diens nabestaanden.
-
2 Bevat eene zelfde afbeelding het portret van twee of meer personen, dan is ten aanzien
van de gansche afbeelding de toestemming vereischt van alle geportretteerden of, gedurende
tien jaren na hun overlijden, van hunne nabestaanden.
Is een portret vervaardigd zonder daartoe strekkende opdracht, den maker door of vanwege
den geportretteerde, of te diens behoeve, gegeven, dan is openbaarmaking daarvan door
dengene, wien het auteursrecht daarop toekomt, niet geoorloofd, voor zoover een redelijk
belang van den geportretteerde of, na zijn overlijden, van een zijner nabestaanden
zich tegen de openbaarmaking verzet.
-
2 Als inbreuk op het auteursrecht op een werk van letterkunde, wetenschap of kunst wordt
niet beschouwd het overnemen ervan ten behoeve van de openbare veiligheid of om het
goede verloop van een bestuurlijke, parlementaire of gerechtelijke procedure of de
berichtgeving daarover te waarborgen.
Tenzij anders overeengekomen, is de eigenaar, bezitter of houder van een teken-, schilder-,
bouw- of beeldhouwwerk of een werk van toegepaste kunst bevoegd dat werk te verveelvoudigen
of openbaar te maken voor zover dat noodzakelijk is voor openbare tentoonstelling
of openbare verkopen van dat werk, een en ander met uitsluiting van enig ander commercieel
gebruik.
Tenzij anders is overeengekomen blijft de maker van eenig schilderwerk, niettegenstaande
de overdracht van zijn auteursrecht, bevoegd gelijke schilderwerken te vervaardigen.
-
1 Als inbreuk op het auteursrecht op een verzameling als bedoeld in artikel 10, derde lid, wordt niet beschouwd de verveelvoudiging, vervaardigd door de rechtmatige gebruiker
van de verzameling, die noodzakelijk is om toegang te verkrijgen tot en normaal gebruik
te maken van de verzameling.
-
3 Van het recht, in het eerste lid, onder a genoemd kan afstand worden gedaan. Van de rechten onder b en c genoemd kan afstand worden gedaan voor zover het wijzigingen in het werk of in de
benaming daarvan betreft.
-
4 Heeft de maker van het werk het auteursrecht overgedragen dan blijft hij bevoegd in
het werk zodanige wijzigingen aan te brengen als hem naar de regels van het maatschappelijk
verkeer te goeder trouw vrijstaan. Zolang het auteursrecht voortduurt komt gelijke
bevoegdheid toe aan de door de maker bij uiterste wilsbeschikking aangewezene, als
redelijkerwijs aannemelijk is, dat ook de maker die wijzigingen zou hebben goedgekeurd.
In deze paragraaf worden onder nabestaanden verstaan de ouders, de echtgenoot of de
geregistreerde partner en de kinderen. De aan de nabestaanden toekomende bevoegdheden
kunnen zelfstandig door ieder van hen worden uitgeoefend. Bij verschil van mening
kan de rechter een voor hen bindende beslissing geven.