Wet van 26 maart 1920, houdende bepalingen tot regeling van het Veeartsenijkundig
Staatstoezicht
Wij WILHELMINA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau,
enz., enz., enz.
Allen, die deze zullen zien of hooren lezen, salut! doen te weten:
Alzoo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenschelijk is nieuwe wettelijke
voorschriften tot regeling van het veeartsenijkundig Staatstoezicht uit te vaardigen;
Zoo is het, dat Wij, den Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal,
hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze: