-
1 De verdachte wordt ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit gevraagd naar
zijn naam, voornamen, geboorteplaats en geboortedatum, het adres waarop hij in de
basisregistratie personen is ingeschreven en het adres van zijn feitelijke verblijfplaats.
Het vaststellen van zijn identiteit omvat tevens een onderzoek van een identiteitsbewijs
als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht. In de gevallen, bedoeld in artikel 55c, tweede en derde lid, omvat het vaststellen van zijn identiteit tevens het nemen van een of meer foto’s
en vingerafdrukken.
-
2 In de gevallen waarin van de verdachte overeenkomstig dit wetboek vingerafdrukken
zijn genomen en verwerkt, omvat het vaststellen van zijn identiteit ter verificatie
het nemen van zijn vingerafdrukken en het vergelijken van die vingerafdrukken met
de van hem verwerkte vingerafdrukken. In de andere gevallen omvat het vaststellen
van zijn identiteit een onderzoek van een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht.
-
3 De functionarissen en organen die met de toepassing van het strafrecht zijn belast,
gebruiken bij het onderling uitwisselen van persoonsgegevens over verdachten en veroordeelden
het strafrechtsketennummer, evenals bij het uitwisselen van deze persoonsgegevens
met de functionarissen die met de uitvoering van de Vreemdelingenwet 2000 zijn belast. Bij het uitwisselen van deze persoonsgegevens met andere gebruikers
als bedoeld in artikel 1, onder d, van de Wet algemene bepalingen burgerservicenummer gebruiken zij het burgerservicenummer om te waarborgen dat deze persoonsgegevens
betrekking hebben op de juiste verdachte of veroordeelde.
-
4 Het strafrechtsketennummer en de andere gegevens die noodzakelijk zijn voor de vaststelling
van de identiteit van verdachten en veroordeelden en die bij algemene maatregel van
bestuur zijn aangewezen, worden in de strafrechtsketendatabank verwerkt. Onze Minister
van Veiligheid en Justitie is verantwoordelijke voor deze databank.
-
2 Aan de verdachte die niet is aangehouden, wordt voorafgaand aan zijn eerste verhoor,
onverminderd artikel 29, tweede lid, mededeling gedaan van het recht op rechtsbijstand, bedoeld in artikel 28, eerste lid, en, indien van toepassing, het recht op vertolking en vertaling, bedoeld in artikel 27, vierde lid.
Artikel 27d
[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]
Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen
Artikel 27e
[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]
Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen
Artikel 28a
[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]
Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen
Artikel 28ab
[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]
Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen
Artikel 28b
[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]
Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen
Artikel 28c
[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]
Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen
Artikel 28d
[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]
Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen
Artikel 28e
[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]
Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen
-
1 In alle gevallen waarin iemand als verdachte wordt gehoord, onthoudt de verhoorende
rechter of ambtenaar zich van alles wat de strekking heeft eene verklaring te verkrijgen,
waarvan niet gezegd kan worden dat zij in vrijheid is afgelegd. De verdachte is niet
tot antwoorden verplicht.
-
3 De verklaringen van den verdachte, bepaaldelijk die welke eene bekentenis van schuld
inhouden, worden in het proces-verbaal van het verhoor zooveel mogelijk in zijne eigen
woorden opgenomen. De mededeling bedoeld in het tweede lid wordt in het proces-verbaal
opgenomen.
-
1 In alle gevallen waarin de verdachte wordt gehoord of een verhoor bijwoont, stelt
de rechterlijk ambtenaar de identiteit van de verdachte vast op de wijze, bedoeld
in artikel 27a, eerste lid, eerste volzin. De rechterlijk ambtenaar is tevens bevoegd de identiteit van de verdachte vast te
stellen op de wijze, bedoeld in artikel 27a, tweede lid, indien over zijn identiteit twijfel bestaat.
-
2 Indien de officier van justitie in gebreke blijft de kennisneming te verlenen, kan
hem op verzoek van de verdachte door de rechter-commissaris een termijn worden gesteld
binnen welke de kennisneming van processtukken wordt verleend. Alvorens op het verzoek
te beslissen, hoort de rechter-commissaris de officier van justitie.
-
4 De verdachte wordt in het geval, bedoeld in het derde lid, schriftelijk medegedeeld
dat de hem ter inzage gegeven stukken niet volledig zijn. De verdachte kan binnen
veertien dagen na dagtekening van de mededeling, bedoeld in de vorige volzin, en daarna
telkens na periodes van dertig dagen, een bezwaarschrift indienen bij de rechter-commissaris.
Alvorens te beslissen, hoort de rechter-commissaris de officier van justitie en stelt
hij de verdachte in de gelegenheid om opmerkingen te maken.
Aan de verdachte mag niet worden onthouden de volledige kennisneming van:
-
a. de processen-verbaal van zijn verhoren;
-
b. de processen-verbaal betreffende verhoren of handelingen van onderzoek, waarbij hij
of zijn raadsman de bevoegdheid heeft gehad tegenwoordig te zijn, tenzij en voor zover
uit een proces-verbaal blijkt van een omstandigheid waarvan hij in het belang van
het onderzoek tijdelijk onkundig moet blijven, en in verband daarmee een bevel als
bedoeld in artikel 50, tweede lid, is gegeven;
-
c. de processen-verbaal van verhoren, waarvan hem de volledige inhoud mondeling is medegedeeld.
-
2 In het belang van de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, de opsporing en
vervolging van strafbare feiten of op zwaarwichtige gronden aan het algemeen belang
ontleend, kan de officier van justitie bepalen dat van bepaalde stukken of gedeelten
daarvan geen afschrift wordt verstrekt. Indien tijdens het onderzoek ter terechtzitting
nog stukken bij de processtukken worden gevoegd, kan het gerecht in feitelijke aanleg
waarvoor de zaak wordt vervolgd ambtshalve, op vordering van de officier van justitie,
op verzoek van de verdachte of van de benadeelde partij overeenkomstig de voorgaande
volzin beslissen.
-
3 De verdachte wordt in het geval, bedoeld in het tweede lid, eerste volzin, schriftelijk
medegedeeld dat hem van bepaalde stukken of gedeelten daarvan geen afschrift wordt
verstrekt.
-
4 De verdachte kan binnen veertien dagen na dagtekening van de mededeling, bedoeld in
het derde lid, daartegen een bezwaarschrift indienen bij de rechter-commissaris. Alvorens
te beslissen, hoort de rechter-commissaris de officier van justitie.
-
1 De verdachte die de Nederlandse taal niet of onvoldoende beheerst, kan verzoeken processtukken
waarvan hem de kennisneming is toegestaan en die hij noodzakelijk acht voor zijn verdediging
geheel of gedeeltelijk schriftelijk te laten vertalen in een voor hem begrijpelijke
taal. Het verzoek wordt schriftelijk gedaan, omschrijft zo duidelijk mogelijk de processtukken
of gedeelten daarvan waarop het verzoek betrekking heeft en is met redenen omkleed.
-
2 Tijdens het voorbereidend onderzoek wordt het verzoek, bedoeld in het eerste lid,
gericht aan de officier van justitie; tijdens het onderzoek ter terechtzitting wordt
het verzoek gericht aan het gerecht in feitelijke aanleg waarvoor de zaak wordt vervolgd.
-
3 Indien de officier van justitie het verzoek, bedoeld in het eerste lid, afwijst, wordt
de verdachte daarvan schriftelijk mededeling gedaan. De verdachte kan binnen veertien
dagen na dagtekening van de mededeling daartegen een bezwaarschrift indienen bij de
rechter-commissaris. Alvorens te beslissen, hoort de rechter-commissaris de verdachte
en de officier van justitie.
De kennisneming van alle processtukken in het oorspronkelijk of in afschrift mag,
behoudens het bepaalde in artikel 149b, de verdachte niet worden onthouden zodra de dagvaarding ter terechtzitting in eerste
aanleg aan hem is betekend dan wel een strafbeschikking is uitgevaardigd.
-
3 Indien de officier van justitie in gebreke blijft te beslissen over het voegen van
de stukken onderscheidenlijk de kennisneming daarvan, kan hem op verzoek van de verdachte
door de rechter-commissaris een termijn worden gesteld binnen welke een beslissing
wordt genomen. Alvorens op het verzoek te beslissen, hoort de rechter-commissaris
de officier van justitie en de verdachte.
-
4 De officier van justitie kan het voegen van de stukken onderscheidenlijk de kennisneming
daarvan weigeren indien hij van oordeel is dat de stukken niet als processtukken kunnen
worden aangemerkt dan wel indien hij dit onverenigbaar acht met een van de in artikel 187d, eerste lid, vermelde belangen. Hij behoeft daartoe een schriftelijke machtiging, op diens vordering
te verlenen door de rechter-commissaris.
-
1 Wordt eene vervolging niet voortgezet, dan kan het gerecht in feitelijken aanleg,
voor hetwelk de zaak het laatst werd vervolgd, op het verzoek van den verdachte of
op voordracht van de rechter-commissaris op de voet van artikel 180, verklaren dat de zaak geëindigd is.
-
2 Het gerecht is bevoegd, de beslissing op het verzoek telkens gedurende een bepaalden
tijd aan te houden, indien het openbaar ministerie aannemelijk maakt dat alsnog verdere
vervolging zal plaats vinden.
Waar deze wet voorziet in de mogelijkheid van een verzoek van de verdachte, kan een
schriftelijk verzoek langs elektronische weg worden overgedragen, met behulp van een
bij algemene maatregel van bestuur aangewezen elektronische voorziening.
Artikel 36b
[Vervallen per 01-01-2013]
Artikel 36c
[Vervallen per 01-01-2013]
Artikel 36d
[Vervallen per 01-01-2013]
Artikel 36e
[Vervallen per 01-01-2013]
Titel VI. Beteekenis van sommige in het wetboek voorkomende uitdrukkingen
Onder opsporingsambtenaren worden verstaan alle personen met de opsporing van het
strafbare feit belast.
Waar van misdrijf in het algemeen of van enig misdrijf in het bijzonder gesproken
wordt, wordt daaronder medeplichtigheid aan, poging tot en voorbereiding van dat misdrijf
begrepen, voorzover niet uit enige bepaling het tegendeel volgt.
Waar een termijn in dagen is uitgedrukt, worden daaronder verstaan vrije dagen, voor
zoover niet uit eenige bepaling het tegendeel volgt.
Onder ouders van een minderjarige worden verstaan de ouders die het gezag over de
minderjarige uitoefenen.
-
1 Waar in dit wetboek de bevoegdheid wordt gegeven tot het horen, verhoren of ondervragen
van personen, wordt daaronder, met uitzondering van bij algemene maatregel van bestuur
te bepalen gevallen, mede begrepen horen, verhoren of ondervragen per videoconferentie,
waarbij een directe beeld- en geluidsverbinding totstandkomt tussen de betrokken personen.
-
2 De voorzitter van het college, de rechter, de rechter-commissaris of ambtenaar die
met de leiding over het horen is belast, beslist of van videoconferentie gebruik gemaakt
wordt, waarbij het belang van het onderzoek in aanmerking wordt genomen. Alvorens
te beslissen wordt de te horen persoon of diens raadsman en in voorkomende gevallen
de officier van justitie, in de gelegenheid gesteld hun mening kenbaar te maken over
de toepassing van videoconferentie. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen hierover
nadere regels worden gesteld.
Waar wordt gesproken van bijstand van een tolk aan een verdachte die de Nederlandse
taal niet of onvoldoende beheerst, wordt daaronder mede begrepen bijstand van een
daartoe geschikte persoon als tolk aan een verdachte die niet of slechts zeer gebrekkig
kan horen of spreken.
Onder het voorbereidende onderzoek wordt verstaan het onderzoek hetwelk aan de behandeling
ter terechtzitting voorafgaat.
Onder opsporing wordt verstaan het onderzoek in verband met strafbare feiten onder
gezag van de officier van justitie met als doel het nemen van strafvorderlijke beslissingen.
Onder voorloopige hechtenis wordt verstaan de vrijheidsbeneming ingevolge eenig bevel
van bewaring, gevangenneming of gevangenhouding.
Bij de beantwoording der vraag of eene zaak al dan niet is geëindigd, wordt het rechtsgevolg,
bij artikel 255 aan het bekend worden van nieuwe bezwaren verbonden, buiten beschouwing gelaten.
-
1 Onder maand wordt verstaan een tijd van dertig dagen, onder dag, behoudens voor de
toepassing van de Algemene termijnenwet, een tijd van vierentwintig uren.
-
1 Wordt verstaan:
onder schipper: elke gezagvoerder van een Nederlands schip of zeevissersschip of degene
die deze vervangt;
onder opvarende: ieder ander die zich aan boord van een Nederlands schip of zeevissersschip
bevindt; opvarende blijft wie buiten het rijk in Europa het vaartuig gedurende de
reis tijdelijk verlaat;
onder schepeling: ieder die zich als scheepsofficier of scheepsgezel aan boord van
een Nederlands schip of zeevissersschip bevindt;
onder gezagvoerder van een luchtvaartuig: elke gezagvoerder van een Nederlands burgerlijk
luchtvaartuig of degene die deze vervangt.
Onder bedreigde getuige wordt verstaan een getuige ten aanzien van wie door de rechter
op grond van artikel 226a bevel is gegeven dat ter gelegenheid van het verhoor zijn identiteit verborgen wordt
gehouden.
Onder afgeschermde getuige wordt verstaan een getuige die door de rechter op grond
van artikel 226m als zodanig is aangemerkt.
Onder de bevoegdheid tot kennisneming van processtukken wordt begrepen die tot kennisneming
van stukken die op gegevensdragers zijn opgenomen en vastgelegd.
Worden verstaan:
onder beschikkingen de niet op de terechtzitting gegeven beslissingen;
onder rechterlijke beslissingen zowel de beschikkingen van een rechter als de uitspraken;
onder uitspraken de op de terechtzitting gegeven beslissingen;
onder einduitspraken de uitspraken tot schorsing der vervolging of tot verklaring
van onbevoegdheid, niet-ontvankelijkheid of nietigheid van dagvaarding, en die welke
na afloop van het geheele onderzoek op de terechtzitting over de zaak worden gedaan.
Onder DNA-onderzoek wordt verstaan het onderzoek van celmateriaal dat slechts gericht
is op het vergelijken van DNA-profielen, het vaststellen van uiterlijk waarneembare
persoonskenmerken van de onbekende verdachte of het onbekende slachtoffer of het vaststellen
van verwantschap.
Onder een verkort vonnis wordt verstaan een vonnis waarin geen bewijsmiddelen zijn
opgenomen, noch een opgave daarvan.
Onder een verkort proces-verbaal wordt verstaan een proces-verbaal dat uitsluitend
bevat de uitspraken, die niet in het vonnis zijn opgenomen, en de aantekeningen, waarvan
opneming door de wet, anders dan door artikel 326, eerste of tweede lid, wordt verlangd.
Onder een elektronische handtekening wordt verstaan een handtekening die bestaat uit
elektronische gegevens die gehecht zijn aan of logisch verbonden zijn met andere elektronische
gegevens en die worden gebruikt door de ondertekenaar om te ondertekenen.
Onder getekend of ondertekend respectievelijk waarmerken of gewaarmerkt wordt mede
verstaan een ondertekening respectievelijk waarmerking met een elektronische handtekening
die voldoet aan de bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te stellen eisen
ten aanzien van in elk geval het betrouwbaarheidsniveau van authenticatie.