Wet van 29 juni 1925, tot regeling der tegemoetkoming aan de Zuiderzeevisschersbevolking,
enz. wegens de schade, welke de afsluiting der Zuiderzee hun mocht berokkenen
Wij WILHELMINA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau,
enz., enz., enz.
Allen, die deze zullen zien of hooren lezen, salut! doen te weten:
Alzoo Wij in overweging genomen hebben, dat ingevolge artikel 3 der Wet van den 14den
Juni 1918 (Staatsblad n°. 354) tot afsluiting en droogmaking van de Zuiderzee, bij de wet behooren te worden
geregeld en vastgesteld de maatregelen ter tegemoetkoming aan de Zuiderzeevisschersbevolking
en andere personen, wegens de schade, welke de afsluiting hun mocht berokkenen;
Zoo is het, dat Wij, den Raad van State gehoord en met gemeen overleg der Staten-Generaal,
hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze: