Wanneer ten behoeve van openbare werken:
die door het Rijk, door eene provincie of ingevolge het reglement voor de instelling
door een waterschap, veenschap of veenpolder worden of zijn ondernomen,
die door Ons, Onze Minister die het aangaat of door provinciale staten onderscheidenlijk
gedeputeerde staten krachtens de wet zijn bevolen, die door een waterschap, veenschap
of veenpolder anders dan ingevolge het reglement voor de instelling of door eene gemeente
worden of zijn ondernomen of zijn bevolen terwijl het openbaar belang door Ons of
van Onzentwege is erkend,
die ingevolge eene door het openbaar gezag verleende concessie worden of zijn tot
stand gebracht, terwijl het openbaar belang door Ons of van Onzentwege is erkend,
of
van welke het algemeen nut uitdrukkelijk bij de wet is erkend,
een werk noodig is, waarvoor duurzaam of tijdelijk gebruik moet worden gemaakt van
onroerende zaken, kan ieder, die eenig recht heeft ten aanzien van die zaken, behoudens
recht op schadevergoeding, worden verplicht te gedoogen, dat zoodanig werk wordt aangelegd
en in stand gehouden, indien naar het oordeel van Onzen Minister van Waterstaat de
belangen van de rechthebbenden redelijkerwijs onteigening niet vorderen en in het
gebruik van de zaken niet meer belemmering wordt gebracht, dan redelijkerwijs voor
den aanleg en de instandhouding van het werk noodig is.
-
1 Is met de rechthebbenden ten aanzien van enige onroerende zaak geen overeenstemming
verkregen, dan worden ten verzoeke van dengene, wien het werk aangaat, door den burgemeester
der gemeente, waarbinnen die zaak is gelegen, gedurende veertien dagen ten gemeentehuize
ter inzage gelegd:
-
1°. eene beschrijving van het gedeelte van het werk, waarvoor het gebruik van die zaak
verlangd wordt;
-
2°. eene duidelijke grondteekening van dat gedeelte van het werk.
-
2 Van die nederlegging wordt door den burgemeester hetzij in een in zijne gemeente
verspreid wordend nieuwsblad, of, bij het ontbreken daarvan, door aanplakking in het
openbaar, vooraf mededeeling gedaan. Gelijktijdig daarmede wordt door den burgemeester
schriftelijk kennis gegeven aan de rechthebbenden, die in de basisregistratie kadaster
als zodanig staan vermeld, zoomede aan de overige rechthebbenden, voor zooveel deze
of hun vertegenwoordigers aan den burgemeester bekend zijn en woonplaats binnen het
Rijk hebben.
-
4 Na het einde van den in het eerste lid genoemden termijn wordt eene zitting gehouden,
waar bezwaren kunnen worden ingediend en overleg kan worden gepleegd met den verzoeker.
Deze zitting heeft plaats ter secretarie van de gemeente, binnen welke de onroerende
zaak is gelegen, ten ware door Gedeputeerde Staten eene andere plaats of gemeente
is aangewezen. De zitting wordt geleid door een lid van Gedeputeerde Staten, door
dat College aangewezen, en bijgewoond door een lid van het dagelijksch bestuur der
gemeente, binnen welke de onroerende zaak is gelegen, door dat bestuur aangewezen.
Van het ter zitting voorgevallene wordt ten overstaan van het lid van Gedeputeerde
Staten een proces-verbaal opgemaakt, dat aan den verzoeker en de gehoorde personen
ter mede-onderteekening wordt aangeboden.
-
5 Is geen overeenstemming verkregen, dan kan eene verplichting, als bij artikel 1 bedoeld, bij met redenen omkleede beslissing van Onzen Minister van Waterstaat, gehoord
Gedeputeerde Staten van de provincie, waarin de zaak is gelegen, zoo noodig onder
voorwaarden te stellen aan den verzoeker, worden opgelegd.
-
1 Ten verzoeke van dengene, wien het werk aangaat, kunnen rechthebbenden ten aanzien
van onroerende zaken, waarvan krachtens overeenstemming of krachtens beslissing, als
in het voorgaande artikel bedoeld, wordt gebruik gemaakt, behoudens recht op schadevergoeding,
worden verplicht te gedoogen, dat in het werk verandering wordt gebracht en dat het
aldus veranderde werk in stand wordt gehouden, of ook, dat het werk naar een andere
plaats van de onroerende zaak wordt overgebracht en op die plaats in stand wordt gehouden,
indien naar het oordeel van Onzen Minister van Waterstaat hunne belangen redelijkerwijs
onteigening niet vorderen en in het gebruik van de onroerende zaken niet meer belemmering
wordt gebracht, dan redelijkerwijs voor de verandering of de overbrenging en voor
de instandhouding van het werk noodig is.
-
2 Is met de rechthebbenden omtrent de verandering of de verplaatsing geen overeenstemming
verkregen, dan kan, nadat zij in de gelegenheid zijn gesteld, hunne bezwaren te doen
kennen, eene verplichting, als bedoeld bij het eerste lid van dit artikel, bij met
redenen omkleede beslissing van Onzen Minister van Waterstaat, gehoord Gedeputeerde
Staten, zoo noodig onder voorwaarden te stellen aan den verzoeker, worden opgelegd.
-
1 Afschrift van eene beslissing, als bedoeld in het vijfde lid van artikel 2 of het tweede lid van artikel 3, wordt toegezonden aan den burgemeester der gemeente, binnen welke de onroerende
zaak, waarop de beslissing betrekking heeft, is gelegen. Dit afschrift wordt door
den burgemeester onverwijld ten gemeentehuize ter inzage gelegd en daarvan wordt mededeeling
en kennisgeving gedaan op de wijze, als bepaald in het tweede lid van artikel 2. Binnen een maand, nadat het afschrift ter inzage is gelegd, kan ieder die eenig
recht heeft ten aanzien van de onroerende zaak, aan het Gerechtshof, binnen het gebied
waarvan die zaak gelegen is, vernietiging van de beslissing verzoeken op grond, dat
daarbij ten onrechte is geoordeeld hetzij dat de belangen van de rechthebbenden ten
aanzien van die zaak redelijkerwijze onteigening niet vorderen hetzij dat in het gebruik
van die zaak niet meer belemmering wordt gebracht dan redelijkerwijze voor den aanleg,
de instandhouding, de verandering of de overbrenging van het werk noodig is.
-
2 Het met redenen omkleede verzoekschrift wordt ingediend door een advocaat. Het wordt,
binnen eene week na ontvangst, door den griffier van het Hof gezonden aan Onzen Minister
van Waterstaat, die aan het Hof een vertoogschrift kan overleggen, onder terugzending
van het verzoekschrift en bijvoeging van een afschrift van het vertoogschrift. Het
afschrift wordt door den griffier onverwijld aan den advocaat gezonden.
-
3 Indien hetzij in het verzoekschrift, hetzij in het vertoogschrift, hetzij binnen
een week na verzending van het afschrift van het laatste, is verzocht de zaak mondeling
te mogen toelichten of te doen toelichten, of wel het Hof mondelinge toelichting noodig
acht, worden degeen, namens wien het verzoekschrift is ingediend en Onze Minister
van Waterstaat of de door dezen laatste in het vertoogschrift aangewezen persoon tot
dat einde door den griffier opgeroepen.
-
4 Het Hof kan, alvorens op het verzoek te beschikken, zich door een of meer deskundigen
doen voorlichten; het kan mede eene plaatsopneming doen geschieden door een of meer
zijner leden, vergezeld van den griffier. De vergoeding voor reis- en verblijfkosten
der deskundigen en hunne vacatiën worden door den Voorzitter vastgesteld op den voet
van het tarief van justitiekosten en salarissen in burgerlijke zaken. Deze kosten,
alsmede die welke de gerechtelijke plaatsopneming medebrengt, worden door den griffier
bij voorschot voldaan. De griffier verhaalt de kosten, bij vernietiging van de beslissing
van Onzen Minister van Waterstaat, op dengene, wien het werk aangaat, en, bij bevestiging
van de beslissing, op dengene, namens wien het verzoekschrift tot vernietiging is
ingediend. De invordering geschiedt, zo nodig, op de wijze als bij de Wet tarieven in burgerlijke zaken ten aanzien van de invordering van griffierechten is bepaald.
-
6 Zoolang de in het eerste lid van dit artikel bedoelde termijn niet is verstreken
of op het verzoekschrift nog niet is beslist, mag, behalve in de gevallen, dat naar
het oordeel van Onzen Minister van Waterstaat met de uitvoering niet kan worden gewacht,
aan de beslissing van dien Minister geenerlei gevolg worden gegeven.
-
7 Indien in de in het vorig lid bedoelde gevallen aan de beslissing van Onzen Minister
van Waterstaat gevolg is gegeven voordat de in het eerste lid bedoelde termijn is
verstreken of op het verzoekschrift is beslist, dan zal in het geval de beslissing
van genoemden Minister door het Hof wordt vernietigd, voor zooveel van de betrokken
onroerende zaak gebruik is gemaakt, alles zooveel mogelijk in den vorigen staat worden
teruggebracht, onverminderd het recht op schadevergoeding van de rechthebbenden ten
aanzien van die zaak.
-
1 Onze Minister van Waterstaat kan op verzoek van rechthebbenden ten aanzien van onroerende
zaken, waarvan krachtens overeenstemming of krachtens beslissing, als in de voorgaande
artikelen bedoeld, is of wordt gebruik gemaakt, de verplaatsing van het werk onder
aan den verzoeker te stellen voorwaarden bevelen.
-
2 Bepaald kan onder meer worden, dat tot verplaatsing niet zal behoeven te worden overgegaan,
dan nadat de daaruit voortvloeiende schade door dengene, op wiens verzoek de verplaatsing
zoude geschieden, geheel of gedeeltelijk zal zijn vergoed of voor die vergoeding zekerheid
zal zijn gesteld. Indien de verplaatsing der werken zoude geschieden ten behoeve van
de oprichting van gebouwen of de uitvoering van andere werken, kan ook worden bepaald,
dat zekerheid zal moeten worden gegeven voor vergoeding van de schade, uit de verplaatsing
voortvloeiende, voor het geval de gebouwen niet, of niet binnen den bij het bevel
gestelden termijn, worden opgericht, of de werken niet, of niet binnen dien termijn,
worden uitgevoerd.
Artikel 8
[Vervallen per 01-07-2007]
-
1 De rechthebbenden ten aanzien van onroerende zaken, waarvan krachtens overeenstemming
of krachtens beslissing, als in de voorgaande artikelen bedoeld, is gebruik gemaakt,
zijn, behoudens recht op schadevergoeding, verplicht te gedoogen, dat het werk wordt
opgeruimd, tenzij daaromtrent anders is overeengekomen of beslist.
-
1 Voor zoover met betrekking tot boomen en beplantingen ingevolge eene beslissing als
bedoeld bij art. 2, vijfde lid, niet reeds eene verplichting tot gedoogen daarvan bestaat kunnen rechthebbenden
ten aanzien van zoodanige boomen en beplantingen behoudens recht op schadevergoeding
worden verplicht, deze te rooien of op te snoeien of de takken of wortels in te korten,
indien en voorzoover die boomen en beplantingen hinderlijk zijn of worden voor den
aanleg of het gebruik van het werk.
-
2 Is met de in het vorig lid bedoelde rechthebbenden omtrent deze werkzaamheden geen
overeenstemming verkregen, dan kan, nadat zij in de gelegenheid zijn gesteld, hunne
bezwaren te doen kennen, de verplichting bij beslissing van of vanwege Onzen Minister
van Waterstaat, zoo noodig onder voorwaarden te stellen aan dengene, wien het werk
aangaat, worden opgelegd.
-
3 Heeft de rechthebbende niet binnen den bij schriftelijke kennisgeving te stellen
termijn aan de hem opgelegde verplichting voldaan, dan kunnen de werkzaamheden door
dengene, wien het werk aangaat, worden verricht.
-
4 In spoedeischende gevallen kan, in afwijking van het bepaalde in de voorgaande drie
leden van dit artikel, en behoudens het recht van de rechthebbenden op schadevergoeding,
degene, wien het werk aangaat, onmiddellijk tot het verrichten van de noodzakelijke
werkzaamheden overgaan. Aan de rechthebbenden wordt hiervan zoo spoedig mogelijk kennis
gegeven.
Wanneer tot het maken van het plan van eenig werk als in de voorgaande artikelen bedoeld,
gravingen, opmetingen of het stellen van teekenen in of op iemands onroerende zaak
noodig geacht worden, moeten de rechthebbenden ten aanzien van die zaak dit, behoudens
recht op schadevergoeding, gedoogen, mits hun dit twee maal vier en twintig uren te
voren door den burgemeester schriftelijk zij aangezegd.
Ten behoeve van de in de voorgaande artikelen bedoelde werken en werkzaamheden hebben
de daarmede belaste personen, behoudens de verplichting tot schadevergoeding, toegang
tot de percelen, met inbegrip van een woning zonder toestemming van de bewoner, voor
zover dat redelijkerwijs voor de vervulling van hun taak nodig is.
De in de voorgaande artikelen bedoelde werken en werkzaamheden moeten in dier voege
worden uitgevoerd, dat in het gebruik van de onroerende zaken niet meer belemmering
wordt gebracht dan redelijkerwijs noodig is.
-
1 Alle rechtsvorderingen, tot vergoeding van schade, bedoeld in de artikelen 1, 3, 4, 5 en 9 tot en met 12, staan ter kennisneming van de rechtbank van het arrondissement, waarin de onroerende
zaken, ten aanzien waarvan bij of krachtens deze wet aan rechthebbenden eene verplichting
is opgelegd, geheel of gedeeltelijk zijn gelegen. De rechtsvorderingen worden behandeld
en beslist door de kantonrechter van de rechtbank.
-
2 De bepalingen, voor burgerlijke twistgedingen geldende, zijn op de twistgedingen,
in dit artikel bedoeld, van toepassing, voorzoover daarvan bij het vorige lid niet
is afgeweken.
-
1 Met hechtenis van ten hoogste drie maanden of geldboete van de tweede categorie wordt
gestraft hij, die den aanleg of de verandering of de verplaatsing van werken, strekkende
ten behoeve van openbare werken als in artikel 1 bedoeld, belet of poogt te beletten, een en ander voor zooveel die aanleg, verandering
of verplaatsing geschiedt krachtens overeenstemming of steunt op eene krachtens de
artikelen 2, 3, 4 of 5 genomen beslissing, alsmede hij, die verhindert of poogt te verhinderen, dat van
de bevoegdheden, bedoeld in de artikelen 10, derde en vierde lid, 11 en 12, wordt gebruik gemaakt.
-
2 Met dezelfde straf wordt gestraft hij, die de instandhouding van werken, strekkende
ten behoeve van openbare werken als in artikel 1 bedoeld, wederrechtelijk belet of poogt te beletten, alsmede hij, die deze werken
wederrechtelijk verwijdert of poogt te verwijderen.
-
1 Alle bevoegdheid, die de Provinciale Staten, de gemeenteraden en de besturen van waterschappen,
veenschappen en veenpolders vóór de totstandkoming van deze wet omtrent het in deze
wet behandelde onderwerp konden ontleenen aan de uitoefening van hun wettelijk verordeningsrecht,
blijft onverlet.
-
2 De inwerkingtreding dezer wet heeft niet tot gevolg, dat de bepalingen, door de Provinciale
Staten, de gemeenteraden en de besturen van waterschappen, veenschappen en veenpolders
omtrent het in deze wet behandelde onderwerp krachtens hun in het vorige lid bedoeld
verordeningsrecht vastgesteld, van rechtswege ophouden te gelden.
Bepalingen, in bijzondere wetten omtrent het in deze wet behandelde onderwerp voorkomende,
blijven van kracht.
-
2 Is de aanleg, de verplaatsing, de verandering of de instandhouding van electriciteitswerken
geschied krachtens overeenstemming of krachtens beslissing, als in artikel 2, artikel
3 of artikel 5 van de in het eerste lid van dit artikel genoemde wet bedoeld, of met
toepassing, als in artikel 10 dier wet bedoeld, eener provinciale verordening, dan wordt overeenstemming of beslissing
geacht verkregen te zijn overeenkomstig artikel 2, artikel 3 of artikel 5 dezer wet.
Deze wet kan worden aangehaald onder den naam "Belemmeringenwet Privaatrecht".