Wet van 15 maart 1928, houdende regeling van sommige van landgoederen geheven belastingen
tot bevordering van behoud van natuurschoon
Wij WILHELMINA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau,
enz., enz., enz.
Allen, die deze zullen zien of hooren lezen, salut! doen te weten:
Alzoo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenschelijk is om, tot bevordering
van behoud van natuurschoon, sommige van landgoederen geheven wordende belastingen
nader te regelen;
Zoo is het, dat Wij, den Raad van State gehoord en met gemeen overleg der Staten-Generaal,
hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan, bij deze: