Opiumwet

Geraadpleegd op 30-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-01-2005 en zichtdatum 27-11-2024.
Geldend van 17-12-2004 t/m 30-06-2006

Wet van 12 mei 1928, tot vaststelling van bepalingen betreffende het opium en andere verdoovende middelen

Wij WILHELMINA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz.

Allen, die deze zullen zien, of hooren lezen, salut! doen te weten:

Alzoo Wij in overweging genomen hebben, dat het noodzakelijk is, de bepalingen betreffende het opium en andere verdoovende middelen in overeenstemming te brengen met de bepalingen van het op 19 Februari 1925 te Genève tusschen Nederland en andere Staten gesloten internationale opiumverdrag;

Zoo is het, dat Wij, den Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Artikel 1

  • 1 In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

    • a. Onze Minister: Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport;

    • b. substantie: stof van menselijke, dierlijke, plantaardige of chemische oorsprong, daaronder begrepen dieren, planten, delen van dieren of planten, alsmede micro-organismen;

    • c. preparaat: een vast of vloeibaar mengsel van substanties;

    • d. middel: substantie of preparaat;

    • e. Enkelvoudig Verdrag: het op 30 maart 1961 te New York tot stand gekomen Enkelvoudig Verdrag inzake verdovende middelen (Trb. 1963, 81), zoals gewijzigd bij het op 25 maart 1972 te Genève tot stand gekomen Protocol tot wijziging van dat verdrag (Trb. 1987, 90);

    • f. Psychotrope Stoffen Verdrag: het op 21 februari 1971 te Wenen tot stand gekomen Verdrag inzake psychotrope stoffen (Trb. 1989, 129);

    • g. Gemeenschappelijk optreden: het Gemeenschappelijk Optreden nr. 97/396/JBZ van 16 juni 1997 vastgesteld door de Raad van de Europese Unie op basis van artikel K.3 van het Verdrag betreffende de Europese Unie, betreffende de informatie-uitwisseling, risicoanalyse en controle van nieuwe synthetische drugs (PbEG L 167).

  • 2 Voor toepassing van deze wet en de daarop berustende bepalingen worden de zouten van de substanties met die substanties gelijkgesteld.

  • 3 Voor de toepassing van deze wet wordt onder vervaardigen begrepen raffineren en omzetten.

  • 4 Onder binnen het grondgebied van Nederland brengen van middelen, bedoeld in de artikelen 2 en 3, is begrepen: het binnen het grondgebied van Nederland brengen van de voorwerpen of goederen, waarin die middelen verpakt of geborgen zijn en elke op het verder vervoer, de opslag, de aflevering, ontvangst of overdracht gerichte handeling, met betrekking tot die middelen, die binnen het grondgebied van Nederland zijn gebracht, of tot de voorwerpen of goederen, waarin die middelen verpakt of geborgen zijn.

  • 5 Onder buiten het grondgebied van Nederland brengen van middelen, bedoeld in de artikelen 2 en 3, is begrepen: het buiten het grondgebied van Nederland brengen van de voorwerpen of goederen, waarin die middelen verpakt of geborgen zijn en het met bestemming naar het buitenland vervoeren, ten vervoer aannemen of ten vervoer aanbieden, het ten uitvoer dan wel ten wederuitvoer aangeven, daaronder begrepen het in kennis stellen van de wederuitvoer, in de zin van verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 12 oktober 1992 tot vaststelling van het communautair douanewetboek (PbEG L 302) of het in, op of aan een naar het buitenland bestemd vaar-, voer- of luchtvaartuig aanwezig hebben van die middelen, of van die voorwerpen of goederen.

Artikel 2

Het is verboden een middel als bedoeld in de bij deze wet behorende lijst I dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid:

  • A. binnen of buiten het grondgebied van Nederland te brengen;

  • B. te bereiden, te bewerken, te verwerken, te verkopen, af te leveren, te verstrekken of te vervoeren;

  • C. aanwezig te hebben;

  • D. te vervaardigen.

Artikel 3

Het is verboden een middel als bedoeld in de bij deze wet behorende lijst II dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid:

  • A. binnen of buiten het grondgebied van Nederland te brengen;

  • B. te telen, te bereiden, te bewerken, te verwerken, te verkopen, af te leveren, te verstrekken of te vervoeren;

  • C. aanwezig te hebben;

  • D. te vervaardigen.

Artikel 3a

  • 1 Bij algemene maatregel van bestuur worden aan de bij deze wet behorende lijst I of lijst II middelen toegevoegd indien deze onder de werking van het Enkelvoudig Verdrag of het Psychotrope Stoffen Verdrag worden gebracht of uit hoofde van de uit het Gemeenschappelijk optreden voortvloeiende verplichting onder de werking van deze wet dienen te worden gebracht. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen van lijst I of II middelen worden geschrapt indien deze aan de werking van de in de eerste volzin bedoelde verdragen worden onttrokken dan wel indien de in die volzin bedoelde verplichting uit hoofde van het Gemeenschappelijk optreden komt te vervallen.

  • 2 Bij algemene maatregel van bestuur kunnen aan lijst I of lijst II middelen worden toegevoegd indien is gebleken dat deze het bewustzijn van de mens beïnvloeden en bij gebruik door de mens kunnen leiden tot schade aan zijn gezondheid en schade voor de samenleving.

  • 3 Bij algemene maatregel van bestuur worden middelen die krachtens het tweede lid zijn toegevoegd, van lijst I of lijst II geschrapt indien is gebleken dat zij de in het tweede lid bedoelde eigenschappen niet of niet meer bezitten.

  • 4 Een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in het eerste, tweede en derde lid, wordt niet vastgesteld dan nadat vier weken zijn verstreken nadat het ontwerp van de maatregel is overgelegd aan de beide Kamers der Staten-Generaal en binnen die termijn niet door of namens een van beide Kamers de wens te kennen wordt gegeven dat het in het ontwerp van de maatregel geregelde onderwerp wordt geregeld bij wet.

  • 5 Indien naar het oordeel van Onze Minister handelingen als bedoeld in artikel 2 of 3 ten aanzien van een middel onverwijld moeten worden verboden en de totstandkoming van een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in het eerste of tweede lid niet kan worden afgewacht, kan het middel daartoe bij ministeriële regeling worden aangewezen. Onze Minister draagt ervoor zorg dat tegelijk met de vaststelling van deze ministeriële regeling het ontwerp van een algemene maatregel van bestuur met dezelfde inhoud ter beoordeling aan de ministerraad wordt aangeboden. De ministeriële regeling blijft, behoudens eerdere intrekking, van kracht totdat de algemene maatregel van bestuur waarbij het betreffende middel wordt aangewezen in werking treedt, doch uiterlijk tot een jaar na het inwerkingtreden van de regeling.

Artikel 3b

  • 1 Elke openbaarmaking, welke er kennelijk op is gericht de verkoop, aflevering of verstrekking van een middel als bedoeld in artikel 2 of artikel 3 te bevorderen, is verboden.

  • 2 Het in het eerste lid vervatte verbod geldt niet ter zake van openbaarmaking in het kader van medische of wetenschappelijke voorlichting.

Artikel 3c

  • 1 Bij algemene maatregel van bestuur kunnen middelen en toepassingen worden aangewezen waarvoor een in artikel 2 of 3 omschreven verbod geheel of ten dele niet geldt.

  • 2 Bij algemene maatregel van bestuur kunnen met betrekking tot middelen als bedoeld in lijst I of II regels worden gesteld om naleving van de bepalingen van het Enkelvoudig Verdrag of het Psychotrope Stoffen Verdrag te verzekeren of om misbruik van die middelen te voorkomen.

Artikel 4

  • 1 Het is verboden een middel als bedoeld in lijst I of II voor te schrijven op recept, tenzij het middel daartoe, in het belang van de volksgezondheid, is aangewezen bij algemene maatregel van bestuur. Bij de maatregel kunnen voorschriften worden gesteld ter zake van het recept en het doel waarvoor een middel wordt voorgeschreven.

    Een krachtens de eerste volzin vastgestelde algemene maatregel van bestuur treedt niet eerder in werking dan acht weken na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin hij is geplaatst.

    Van de plaatsing wordt onverwijld mededeling gedaan aan de beide kamers der Staten-Generaal. In het belang van de volksgezondheid kan, in afwijking van de eerste volzin, bij ministeriële regeling een middel worden aangewezen dat mag worden voorgeschreven op recept, zolang het middel tevens is aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid.

  • 3 Het is verboden ter verkrijging van enig middel, in lijst I en II bedoeld:

    • a. een vals of vervalst recept aan te bieden;

    • b. een recept aan te bieden, waarin een andere naam of een ander adres is vermeld dan de naam of het adres van degene te wiens behoeve het recept is voorgeschreven.

Artikel 5

  • 1 Bij algemene maatregel van bestuur worden voorschriften gesteld ter zake van het afleveren van krachtens artikel 4 aangewezen middelen. Onverminderd deze algemene maatregel van bestuur, is het verbod op het bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren of aanwezig hebben van een middel bedoeld in lijst I of II, niet van toepassing op:

    • a. apothekers en apotheekhoudende artsen indien zij krachtens artikel 4, eerste lid, aangewezen middelen voor geneeskundige doeleinden bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren of aanwezig hebben en deze werkzaamheden geschieden binnen de normale beroepsuitoefening;

    • b. dierenartsen, indien zij de krachtens artikel 4 aangewezen middelen voor diergeneeskundige doeleinden verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren of aanwezig hebben.

  • 2 De verboden inzake het verstrekken, vervoeren of aanwezig hebben van middelen als bedoeld in lijst I of II, zijn voorts niet van toepassing op daartoe bij algemene maatregel van bestuur aangewezen instellingen en op hen die de desbetreffende middelen in de aanwezige hoeveelheid tot uitoefening van de geneeskunst, de tandheelkunde of de diergeneeskunde, dan wel voor eigen geneeskundig gebruik behoeven of krachtens wettelijk voorschrift in voorraad moeten hebben en langs wettige weg hebben verkregen.

  • 3 Voorts kunnen, indien een noodtoestand als bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de Coördinatiewet uitzonderingstoestanden is afgekondigd, bij koninklijk besluit, op voordracht van Onze Minister, andere instellingen of personen dan die, bedoeld in het eerste en tweede lid, worden aangewezen voor wie de verboden inzake het verstrekken, vervoeren of aanwezig hebben van middelen als bedoeld in lijst I of II, niet van toepassing zijn. Deze aanwijzing kan worden beperkt tot bepaalde gebieden en bepaalde middelen. Voorts kunnen aan de aanwijzing nadere voorschriften worden verbonden. De aanwijzing vervalt van rechtswege indien de noodtoestand wordt beëindigd, en kan voorts worden ingetrokken bij koninklijk besluit, op voordracht van Onze Minister.

  • 4 De verboden inzake het vervoeren of aanwezig hebben zijn bovendien niet van toepassing op hen die de middelen vervoeren of daartoe aanwezig hebben in opdracht van degene die tot zodanig vervoer bevoegd is.

Artikel 6

  • 1 Onze Minister kan, met inachtneming van artikel 8i, eerste lid, ontheffing verlenen van een verbod als bedoeld in artikel 2 of 3. Hij kan voorts een ontheffing verlengen, wijzigen, aanvullen of intrekken.

  • 2 Een ontheffing of een verlenging daarvan wordt verleend voor ten hoogste vijf jaren, met dien verstande dat een ontheffing van een verbod als bedoeld in artikel 2, onder A, of artikel 3, onder A, wordt verleend per geval en voor ten hoogste zes maanden.

  • 3 Onze Minister stelt de aanvrager van een ontheffing of van een verlenging daarvan binnen drie maanden na ontvangst van de aanvraag in kennis van zijn beslissing.

Artikel 7

  • 1 Voor de behandeling van een aanvraag voor een ontheffing of een wijziging, aanvulling of verlenging daarvan, kan een vergoeding worden geheven. Voor de behandeling van een aanvraag voor een ontheffing als bedoeld in artikel 8i, tweede lid, is geen vergoeding verschuldigd.

  • 2 Voor een ontheffing kan jaarlijks een vergoeding worden geheven. Het eerste lid, tweede volzin, is van overeenkomstige toepassing met betrekking tot de jaarlijkse vergoeding.

  • 3 De hoogte van de vergoedingen, bedoeld in het eerste en tweede lid, wordt bij ministeriële regeling vastgesteld en kan per categorie van ontheffing verschillend worden vastgesteld. Indien een ontheffing voor een periode korter dan een jaar geldt, wordt de vergoeding, bedoeld in het tweede lid, naar evenredigheid op een lager bedrag vastgesteld.

Artikel 8

  • 1 Een ontheffing kan slechts worden verleend of verlengd indien de aanvrager ten genoegen van Onze Minister heeft aangetoond:

    • a. dat daarmee het belang van de volksgezondheid of dat van de gezondheid van dieren wordt gediend;

    • b. deze nodig te hebben voor het verrichten van wetenschappelijk of analytisch-chemisch onderzoek dan wel voor instructieve doeleinden, voor zover het belang van de volksgezondheid zich hier niet tegen verzet, of

    • c. deze nodig te hebben voor het verrichten van een handeling als bedoeld in artikel 2 of 3 krachtens een overeenkomst met:

      • 1. een ander aan wie krachtens artikel 6, eerste lid, een ontheffing is verleend;

      • 2. een apotheker of apotheekhoudende arts;

      • 3. een dierenarts;

      • 4. een instelling of persoon, aangewezen krachtens artikel 5, tweede of derde lid;

      • 5. een houder van een in een ander land verleende vergunning of ontheffing om de desbetreffende middelen in dat land in te voeren, voor zover het belang van de volksgezondheid zich hier niet tegen verzet.

  • 2 Een ontheffing kan voorts worden verleend of verlengd indien de aanvrager deze nodig heeft voor het telen van cannabis krachtens een overeenkomst met Onze Minister.

Artikel 8a

  • 1 Aan een ontheffing kunnen voorschriften worden verbonden om naleving van de bepalingen van het Enkelvoudig Verdrag en het Psychotrope Stoffen Verdrag en de bij of krachtens deze wet gestelde voorschriften te verzekeren, of om misbruik van een middel als bedoeld in lijst I of II te voorkomen.

  • 2 In de ontheffing wordt ten minste vermeld:

    • a. voor welke van de verboden, bedoeld in artikel 2 of 3 zij wordt verleend;

    • b. voor welke doeleinden zij wordt verleend;

    • c. op welk perceel of in welke lokaliteit de desbetreffende handelingen mogen plaatsvinden;

    • d. de wijze van opslag;

    • e. de wijze van beveiliging;

    • f. de manier waarop de voorraadadministratie is ingericht.

Artikel 8b

Een ontheffing of een verlenging daarvan wordt geweigerd indien de aanvrager ingevolge een onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak onder curatele is gesteld dan wel zijn goederen onder bewind zijn gesteld.

Artikel 8c

Artikel 8d

Een ontheffing wordt ingetrokken:

  • a. op aanvraag van de houder van de ontheffing;

  • b. indien het belang van de volksgezondheid dit vordert;

  • c. indien naar het oordeel van Onze Minister de doeleinden waarvoor de ontheffing is verleend niet meer gerealiseerd kunnen worden;

  • d. indien een krachtens artikel 7, tweede lid, verschuldigde vergoeding niet binnen 30 dagen na heffing is voldaan en evenmin gevolg is gegeven aan de aanmaning van Onze Minister, gedaan na afloop van die termijn, om alsnog binnen acht dagen te betalen.

Artikel 8e

Artikel 8f

  • 1 Degene wiens ontheffing wordt ingetrokken ontdoet zich van de middelen waarop de ontheffing betrekking heeft, gedurende het tijdvak, gelegen tussen de mededeling van de intrekking en de laatste dag waarop de ontheffing geldt. Hij ontdoet zich van die middelen hetzij door vernietiging, hetzij door overdracht aan personen, rechtspersonen daaronder begrepen, die bevoegd zijn tot het verrichten van handelingen als bedoeld in artikel 2 of 3.

  • 2 In afwijking van het eerste lid, ontdoet de houder van een ontheffing voor de teelt van hennep zich van de middelen waarop de ontheffing betrekking heeft, hetzij door vernietiging van die middelen, hetzij door overdracht daarvan aan Onze Minister.

Artikel 8g

Een ontheffing vervalt:

  • a. door het overlijden van de houder;

  • b. indien ingevolge een onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak de houder van de ontheffing onder curatele is gesteld dan wel zijn goederen onder bewind zijn gesteld;

  • c. indien de rechtspersoon aan wie de ontheffing is verleend, wordt ontbonden, fuseert en niet de verkrijgende rechtspersoon is, of wordt gesplitst.

Artikel 8h

Onze Minister draagt ervoor zorg dat:

  • a. in Nederland voldoende hennep wordt geteeld voor wetenschappelijk onderzoek naar de geneeskundige toepassing van hennep, hasjiesj en hennepolie of voor de productie van geneesmiddelen;

  • b. de geteelde hennep, bedoeld onder a, wordt gebruikt voor een onder a genoemd doel.

Artikel 8i

  • 1 Onze Minister verleent niet meer ontheffingen van het verbod tot teelt van hennep dan nodig is voor de in artikel 8h bedoelde doeleinden en voor de veredeling van hennep.

  • 2 Een ontheffing van het verbod op het telen van hennep dan wel tot het verwerken, bewerken of vervoeren van hennep, hasjiesj en hennepolie voor de in artikel 8h genoemde doeleinden, wordt slechts verleend aan degene met wie Onze Minister ter zake een overeenkomst tot het verrichten van zodanige handelingen aangaat.

  • 3 Een overeenkomst als bedoeld in het tweede lid eindigt van rechtswege met ingang van de datum waarop de aan de wederpartij verleende ontheffing wordt ingetrokken of vervalt.

  • 4 In een overeenkomst als bedoeld in het tweede lid, wordt in elk geval bepaald dat de wederpartij van Onze Minister de geteelde hennep binnen vier maanden na het oogsten uitsluitend aan hem verkoopt en aflevert en de overtollige hennep vernietigt.

  • 5 Onze Minister is met uitsluiting van anderen bevoegd hennep, hasjiesj en hennepolie:

    • a. binnen of buiten het grondgebied van Nederland te brengen;

    • b. te verkopen en af te leveren;

    • c. aanwezig te hebben, met uitzondering van de voorraden die worden beheerd door degenen die ontheffing hebben deze middelen te telen, te bewerken of te verwerken.

  • 6 Het vijfde lid is niet van toepassing voor zover toepassingen van hennep, hasjiesj of hennepolie krachtens artikel 3c, eerste lid, zijn aangewezen.

Artikel 8j

Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze wet zijn belast de ambtenaren van het Staatstoezicht op de volksgezondheid en de ambtenaren van de belastingdienst, bevoegd inzake douane.

Artikel 8k

Met het opsporen van de in deze wet strafbaar gestelde feiten zijn, behalve de bij of krachtens artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering aangewezen personen, belast de ambtenaren, bedoeld in artikel 8j.

Artikel 9

  • 1 De opsporingsambtenaren hebben, voor zover dat redelijkerwijs voor de vervulling van hun taak nodig is, toegang:

    • a. tot de vervoermiddelen, met inbegrip van woongedeelten, waarvan hun bekend is, of waarvan redelijkerwijze door hen kan worden vermoed, dat daarmede ingevoerd of vervoerd worden of dat daarin, daarop of daaraan bewaard worden of aanwezig zijn middelen als bedoeld in lijst I of II;

    • b. tot de plaatsen, waar een overtreding van deze wet gepleegd wordt of waar redelijkerwijze vermoed kan worden, dat zodanige overtreding gepleegd wordt.

  • 2 Zij zijn bevoegd een persoon, verdacht van een bij deze wet als misdrijf strafbaar gesteld feit, bij het bestaan van ernstige bezwaren tegen deze, aan de kleding te onderzoeken.

  • 3 Zij zijn te allen tijde bevoegd tot inbeslagneming van daarvoor vatbare voorwerpen. Zij kunnen daartoe hun uitlevering vorderen.

  • 4 De officier van justitie of de hulpofficier van justitie voor wie de verdachte wordt geleid of die zelf de verdachte heeft aangehouden is bevoegd een persoon die zojuist binnen het grondgebied van Nederland is binnengekomen of die op het punt staat dit grondgebied te verlaten, en die is aangehouden terzake van een bij deze wet als misdrijf strafbaar gesteld feit, een vordering te geven tot medewerking aan een urineonderzoek, gericht op het aantonen van de aanwezigheid in het lichaam van middelen als bedoeld in lijst I of II.

Artikel 10

  • 3 Hij die opzettelijk handelt in strijd met het in artikel 2 onder B of D, gegeven verbod, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste acht jaren of geldboete van de vijfde categorie.

  • 4 Hij die opzettelijk handelt in strijd met een in artikel 2 onder A, gegeven verbod, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste twaalf jaren of geldboete van de vijfde categorie.

  • 5 Indien het feit, bedoeld in het tweede onderscheidenlijk het vierde lid, betrekking heeft op een geringe hoeveelheid, bestemd voor eigen gebruik, wordt gevangenisstraf van ten hoogste een jaar of geldboete van de derde categorie opgelegd.

Artikel 10a

  • 1 Hij die om een feit, bedoeld in het derde of vierde lid van artikel 10, voor te bereiden of te bevorderen:

    • 1°. een ander tracht te bewegen om dat feit te plegen, te doen plegen, mede te plegen of uit te lokken, om daarbij behulpzaam te zijn of om daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen te verschaffen,

    • 2°. zich of een ander gelegenheid, middelen of inlichtingen tot het plegen van dat feit tracht te verschaffen,

    • 3°. voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen, gelden of andere betaalmiddelen voorhanden heeft, waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit,

    wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren of geldboete van de vijfde categorie.

  • 2 Niet strafbaar is hij die de in het eerste lid omschreven feiten begaat met betrekking tot het binnen of buiten het grondgebied van Nederland brengen van een geringe hoeveelheid, bestemd voor eigen gebruik.

Artikel 11

  • 1 Hij die handelt in strijd met een in artikel 3 gegeven verbod, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste een maand of geldboete van de tweede categorie.

  • 2 Hij die opzettelijk handelt in strijd met een in artikel 3 onder B, C of D, gegeven verbod, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste twee jaren of geldboete van de vierde categorie.

  • 3 Hij die in de uitoefening van een beroep of bedrijf opzettelijk handelt in strijd met een in artikel 3, onder B, gegeven verbod, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vier jaren of geldboete van de vijfde categorie.

  • 4 Hij die opzettelijk handelt in strijd met een in artikel 3 onder A, gegeven verbod, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vier jaren of geldboete van de vijfde categorie.

  • 5 Het tweede lid is niet van toepassing, indien het feit betrekking heeft op een hoeveelheid van hennep of hasjiesj van ten hoogste 30 gram.

  • 6 Het tweede en vierde lid zijn niet van toepassing, indien het feit betrekking heeft op een geringe hoeveelheid, bestemd voor eigen gebruik, van de in lijst II vermelde middelen, met uitzondering van hennep en hasjiesj.

Artikel 12

Indien de waarde der zaken, waarmee of met betrekking tot welke de feiten, strafbaar gesteld in de artikelen 10, eerste, tweede, derde en vierde lid, 10a, eerste lid, en 11, tweede, derde en vierde lid, zijn begaan, of die geheel of gedeeltelijk door middel van die feiten zijn verkregen, hoger is dan het vierde gedeelte van het maximum der geldboete op die feiten gesteld, kan, ook indien het feit door een natuurlijke persoon is begaan, een geldboete van de naast hogere categorie worden opgelegd.

Artikel 13

  • 2 De in artikel 10, tweede, derde, vierde en vijfde lid, in artikel 10a, eerste lid, en in artikel 11, tweede, derde en vierde lid, strafbaar gestelde feiten zijn misdrijven.

  • 3 De Nederlandse strafwet is toepasselijk op ieder die zich buiten Nederland schuldig maakt aan:

Artikel 13b

  • 1 De burgemeester is bevoegd tot toepassing van bestuursdwang indien in voor het publiek toegankelijke lokalen en daarbij behorende erven een middel als bedoeld in lijst I of II wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig is.

  • 2 Het eerste lid is niet van toepassing indien de desbetreffende lokalen gebruikt worden ter uitoefening van de artsenijbereidkunst, de geneeskunst, de tandheelkunst of de diergeneeskunde door onderscheidenlijk apothekers, artsen, tandartsen en dierenartsen.

Artikel 15

Deze wet treedt in werking met ingang van een door Ons te bepalen dag.

Op dat tijdstip vervalt de wet van 4 oktober 1919, Stb. nr. 592, houdende vaststelling van bepalingen, betreffende het opium en andere verdovende middelen, zoals deze wet gewijzigd is bij de wet van 29 juni 1925, Stb. nr. 308.

Lasten en bevelen, dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle Ministerieele Departementen, Autoriteiten, Colleges en Ambtenaren, wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven ten Paleize het Loo, den 12den Mei 1928

WILHELMINA.

De Minister van Arbeid, Handel en Nijverheid,

J. R. SLOTEMAKER DE BRUÏNE.

De Minister van Binnenlandsche Zaken en Landbouw,

J. B. KAN.

De Minister van Financiën,

DE GEER.

De Minister van Waterstaat,

H. v. d. VEGTE.

Uitgegeven den een en dertigsten Mei 1928.

De Minister van Justitie,

J. DONNER.

Lijst I

International Non-proprietary Name (INN)1

andere benamingen

nadere omschrijving

acetorfine

 

acetyl-alfa-methylfentanyl

N-[1-(alfa-methylfenethyl)-4-piperidyl]-acetanilide

acetyldihydrocodeïne

4,5-epoxy-3-methoxy-N-methylmorfinan-6-yl-acetaat

acetylmethadol

 

alfacetylmethadol

 

alfameprodine

 

alfamethadol

 
 

alfa-methylfentanyl

N-[1(alfa-methylfenethyl)-4-piperidyl]propionanilide

 

alfa-methylthiofentanyl

N-[1-[1-methyl-2-(2-thienyl)ethyl]-4-piperidyl]propionanilide

alfaprodine

 

alfentanil

 

allylprodine

 

amfetamine

 

amineptine

 

7-[(10,11-dihydro-5H-dibenzo[a,d]cyclohepten-5-yl)amino]heptanoic acid

anileridine

 

benzethidine

 

benzylmorfine

3-benzoyloxy-4,5-epoxy-N-methyl-7-morfineen-6-ol

betacetylmethadol

 

beta-hydroxy-3-methylfentanyl

N-[1-(beta-hydroxyfenethyl)-3-methyl-4-piperidyl]propionanilide

beta-hydroxyfentanyl

N-[1-(beta-hydroxyfenethyl)-4-piperidyl]-propionanilide

betameprodine

 

betamethadol

 

betaprodine

 

bezitramide

 

bolkaf

alle delen van de plant Papaver somniferum L. na het oogsten, met uitzondering van het zaad

brolamfetamine

 

cathinon

 
 

2C-B

4-bromo-2,5-dimethoxyfenetylamine

2C-I

2,5-dimethoxy-4-iodofenethylamine

2C-T-2

2,5-dimethoxy-4-ethylthiofenethylamine

2C-T-7

2,5-dimethoxy-4-(n)-propylthiofenethylamine

clonitazeen

 

cocablad

bladeren van planten van het geslacht Erythroxylon

cocaïne

(-)-3-beta-benzoyloxytropaan-2-beta-carbonzure methylester

codeïne

4,5-epoxy-3-methoxy-N-methyl-7-morfineen-6-ol

codoxim

 

concentraat van bolkaf

het materiaal dat wordt verkregen door bolkaf te onderwerpen aan een behandeling ter concentratie van zijn alkaloïden

desomorfine

 

dexamfetamine

 

dextromoramide

 

dextropropoxyfeen

 

diampromide

 

diëthylthiambuteen

 

N,N-diëthyltryptamine, DET

3-[2-(diethylamino)ethyl]indol

difenoxine

 

difenoxylaat

 

dihydrocodeïne

 

dihydroethorfine

7,8-dihydro-7-alfa-[1-(R)-hydroxy- 1-methylbutyl]-6,14-endo-ethano-tetrahydro-oripavine

dihydromorfine

4,5-epoxy-N-methylmorfinan-3,6-diol

dimefeptanol

 

dimenoxadol

 

2,5-dimethoxyamfetamine, DMA

(±)-2,5-dimethoxy-alfa-methylfenethylamine

2,5-dimethoxy-4-ethylamfetamine, DOET

(±)-4-ethyl-2,5-dimethoxy-alfa-methylfenethylamine

2,5-dimethoxy-4-methamfetamine, STP, DOM

2,5-dimethoxy-alfa,4-dimethylfenethylamine

dimethylthiambuteen

 

N,N-dimethyltryptamine, DMT

3-[2-(dimethylamino)ethyl]indol

dioxafetylbutiraat

 

dipipanon

 

DMHP

3-(1,2-dimethylheptyl)-7,8,9,10-tetrahydro-6,6,9-trimethyl-6H-dibenzo[b,d]pyran-1-ol

drotebanol

 

ecgonine

3-hydroxy-2-tropaancarbonzuur

N-ethyl-3,4-methyleendioxy-amfetamine, N-ethyl-MDA

(±)-N-ethyl-alfa-methyl-3,4-(methyleen-dioxy)fenethylamine

ethylmethylthiambuteen

 

ethylmorfine

4,5-epoxy-3-ethoxy-N-methyl-7-morfineen-6-ol

eticyclidine

 

etonitazeen

 

etorfine

 

etoxeridine

 

etryptamine

 

fenadoxon

 

fenampromide

 

fenazocine

 

fencyclidine

 

fenetylline

 

fenmetrazine

 

fenomorfan

 

fenoperidine

 

fentanyl

 

folcodine

 

furethidine

1-(2-tetrahydrofurfuryloxyethyl)-4-fenyl-piperidine-4-carbonzure ethylester

hennepolie

concentraat van planten van het geslacht Cannabis (hennep) verkregen door extractie van hennep of hasjiesj, al dan niet vermengd met olie

heroïne, diamorfine

4,5-epoxy-17-methylmorfinan-3,6-diyl-diacetaat

hydrocodon

 

hydromorfinol

 

hydromorfon

 

N-hydroxymethyleen-dioxy-amfetamine, N-hydroxyMDA

(±)-N-[alfa-methyl-3,4-(methyleendioxy)-fenethyl]hydroxylamine

hydroxypethidine

 

isomethadon

 

ketobemidon

 

levamfetamine

 

levofenacylmorfan

 

levomethamfetamine

(-)-N,alfa-dimethylfenethylamine

levomethorfan

 

levomoramide

 

levorfanol

 

lysergide

   

mecloqualon

 

mescaline

3,4,5-trimethoxyfenethylamine

metamfetamine

 

metamfetamine racemaat

 

metazocine

 

methadon

 

methadon-tussenproduct

4-cyano-2-dimethylamino-4,4-difenylbutaan

methaqualon

 

methcathinon

(2-methylamino)-1-fenylpropaan-1-on

2-methoxy-4,5-methyleendioxyamfetamine, MMDA

2-methoxy-alfa-methyl-4,5-(methyleendioxy)- fenethylamine

4-methylaminorex

(±)-cis-2-amino-4-methyl-5-fenyl-2-oxazoline

methyldesorfine

 

methyldihydromorfine

 

3,4-methyleendioxymethamfetamine, MDMA

(±)-N,alfa-dimethyl-3,4-(methyleendioxy)-fenethylamine

methylfenidaat

 

3-methylfentanyl

N-(3-methyl-1-fenethyl-4-piperidyl)propion-anilide

MPPP

1-methyl-4-fenyl-4-piperidinol propionaat (ester)

4-methylthioamfetamine, 4-MTA

4-methylthio-alfa-methylfenethylamine

3-methylthiofentanyl

N-[3-methyl-1-[2-(2-thienyl)ethyl]-4-piperidyl]propionanilide

metopon

 

moramide-tussenproduct

2-methyl-3-morfolino-1,1-difenylpropaan-carbonzuur

morferidine

 

morfine

4,5-epoxy-N-methyl-7-morfineen-3,6-diol

morfine-methobromide

4,5-epoxy-N-methyl-7-morfineen-3,6-diol methylbromide

morfine-N-oxide

4,5-epoxy-3,6-dihydroxy-N-methyl-7-morfine

myrofine

 

nicocodine

 

nicodicodine

 

nicomorfine

 

noracymethadol

 

norcodeïne

 

norlevorfanol

 

normethadon

 

normorfine

 

norpipanon

 

opium

het gestremde melksap, verkregen van de plant Papaver somniferum L.

oxycodon

 

oxymorfon

 

para-fluorfentanyl

4'-fluoro-N-(1-fenethyl-4-piperidyl)propion-anilide

parahexyl

3-hexyl-7,8,9,10-tetrahydro-6,6,9-trimethyl-6H- dibenzo[b,d]pyran-1-ol

para-methoxyamfetamine, PMA

p-methoxy-alfa-methylfenethylamine

 

para-methoxymethamfetamine, PMMA

N-methyl-1-(4-methoxyfenyl)-2-aminopropaan

 

PEPAP

1-fenethyl-4-fenyl-4-piperidinolacetaat (ester)

pethidine

 

pethidine-tussenproduct A

4-cyano-1-methyl-4-phenylpiperidine

pethidine-tussenproduct B

4-fenylpiperidine-4-carbonzure ethylester

pethidine-tussenproduct C

1-methyl-4-fenylpiperidine-4-carbonzuur

piminodine

 

piritramide

 

proheptazine

 

properidine

 

propiram

 

psilocine

3-[2-(dimethylamino)ethyl]indol-4-ol

psilocybine

 

racemethorfan

 

racemoramide

 

racemorfan

 

remifentanil

 

rolicyclidine

 

secobarbital

 

sufentanil

 

tenamfetamine

 

tenocyclidine

 

tetrahydrocannabinol

(6aR,10aR)-6a,7,8,10a-tetrahydro-6,6,9-trimethyl-3-pentyl-6H-dibenzo[b,d]pyran-1-ol

thebacon

 

thebaïne

4,5-epoxy-3,6-dimethoxy-N-methyl-6,8-morfine

thiofentanyl

N-[1-[2-(2-thienyl)ethyl]-4-piperidyl]propion- anilide

tilidine

 

TMA-2

2,4,5-trimethoxyamfetamine

trimeperidine

 

3,4,5-trimethoxyamfetamine, TMA

(±)-3,4,5-trimethoxy-alfa-methylfenethylamine

zipeprol

 

de esters en derivaten van ecgonine, die kunnen worden omgezet in ecgonine en cocaïne;

de mono- en di-alkylamide-, de pyrrolidine- en morfolinederivaten van lyserginezuur, en de daarvan door invoering van methyl-, acetyl- of halogeengroepen verkregen middelen;

vijfwaardige stikstof-gesubstitueerde morfinederivaten, waaronder begrepen morfine-N-oxide-derivaten, zoals codeïne-N-oxide;

de isomeren en stereoisomeren van tetrahydrocannabinol;

de ethers, esters en enantiomeren van de bovengenoemde substanties, met uitzondering van dextromethorfan (INN) als enantiomeer van levomethorfan en racemethorfan, en met uitzondering van dextrorfanol (INN) als enantiomeer van levorfanol en racemorfan;

preparaten die één of meer van de bovengenoemde substanties bevatten.

Lijst II

International Non-proprietary Name (INN)

andere benamingen

nadere omschrijving

allobarbital

 

alprazolam

 

amobarbital

 

amfepramon

 

aminorex

 

barbital

 

benzfetamine

 

bromazepam

 

brotizolam

 

buprenorfine

 

butalbital

 

butobarbital

2-bromo-4-(o-chlorofenyl)-9-methyl-6H-thieno[3,2-f]-s-triazolo[ 4,3-a][1,4]diazepine

camazepam

 

cathine

 

chlordiazepoxide

 

clobazam

 

clonazepam

 

clorazepaat

 

clotiazepam

 

cloxazolam

 

cyclobarbital

 

delorazepam

 

diazepam

 

estazolam

 

ethchlorvynol

 

ethinamaat

 

ethylloflazepaat

 

ethylamfetamine

 

fencamfamine

 

fendimetrazine

 

fenobarbital

 

fenproporex

 

fentermine

 

fludiazepam

 

flunitrazepam

 

flurazepam

 

gluthethimide

 

halazepam

 

haloxazolam

 

hasjiesj

een gebruikelijk vast mengsel van de afgescheiden hars verkregen van planten van het geslacht Cannabis (hennep), met plantaardige elementen van deze planten

hennep

elk deel van de plant van het geslacht Cannabis (hennep), waaraan de hars niet is onttrokken, met uitzondering van de zaden

   

4-hydroxyboterzuur

ketazolam

 

lefetamine

 

loprazolam

 

lorazepam

 

lormetazepam

 

mazindol

 

medazepam

 

mefenorex

 

meprobamaat

 

mesocarb

 

methylfenobarbital

 

methyprylon

 

midazolam

 

nimetazepam

 

nitrazepam

 

nordazepam

 

oxazepam

 

oxazolam

 

pemoline

 

pentazocine

 

pentobarbital

 

pinazepam

 

pipradrol

 

prazepam

 

pyrovaleron

 

secbutabarbital

 

temazepam

 

tetrazepam

 

triazolam

 

vinylbital

 

zolpidem

 

Preparaten die één of meer van de bovengenoemde substanties bevatten, met uitzondering van hennepolie.

  1. De door de Wereldgezondheidsorganisatie vastgestelde generieke benaming. ^ [1]