Stb. 2010, 831, datum inwerkingtreding 01-01-2011, bevat een wijziging met terugwerkende
kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot 10-10-2010.
Werkt terug tot het tijdstip waarop artikel I, tweede lid, van de Rijkswet wijziging
Statuut in verband met de opheffing van de Nederlandse Antillen in werking treedt.
-
– ministers en staatssecretarissen;
-
– de commissarissen van de Koning;
-
– gedeputeerden;
-
– burgemeesters;
-
– wethouders;
-
– de Rijksvertegenwoordiger voor de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba;
-
– krachtens de Grondwet of de wet voor hun leven benoemde ambtenaren;
-
– de Nationale ombudsman en de substituut-ombudsmannen;
-
– notarissen en gerechtsdeurwaarders;
-
– de voorzitter, de leden, de plaatsvervangende leden en de buitengewone leden van het
College bescherming persoonsgegevens, bedoeld in artikel 51 van de Wet bescherming
persoonsgegevens;
-
– de leden van dagelijkse besturen van waterschappen, waaronder de voorzitters;
-
– de voorzitter, de plaatsvervangende voorzitters en de andere leden van de Sociaal-Economische
Raad, de voorzitters en de plaatsvervangende voorzitters van de produkt-, de hoofdbedrijf-
en de bedrijfschappen en de leden van de besturen van deze lichamen, alsmede degenen
die deel uitmaken van organen van lichamen als bedoeld in artikel 110 van de Wet op
de Bedrijfsorganisatie;
-
– het personeel in dienst van de Sociaal-Economische Raad, de produkt-, de hoofdbedrijf-
en de bedrijfschappen en de lichamen, bedoeld in artikel 110 van de Wet op de Bedrijfsorganisatie;
-
– de leden van de Raden van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen
en de Sociale verzekeringsbank, bedoeld in de Wet structuur uitvoeringsorganisatie
werk en inkomen;
-
– de voorzitter en de plaatsvervangende voorzitter van het Nederlands Instituut van
Registeraccountants, de leden van het bestuur van dit lichaam en de leden van de andere
bij of krachtens de Wet op de Registeraccountants ingestelde colleges;
-
– de voorzitter, de ondervoorzitter en de andere leden van het bestuur van de Organisatie
ter verbetering van de binnenvisserij;
-
– de voorzitter en de leden van het College voor zorgverzekeringen, genoemd in artikel
58, eerste lid, van de Zorgverzekeringswet;
-
– de voorzitter en de leden van het College bouw zorginstellingen en het College sanering
zorginstellingen, bedoeld in de Wet toelating zorginstellingen;
-
– de voorzitter en de plaatsvervangende voorzitter van de Nederlandse Orde van Accountants-Administratieconsulenten,
de leden van het bestuur van dit lichaam en de leden van de andere bij of krachtens
de Wet op de Accountants-Administratieconsulenten ingestelde colleges;
-
– de voorzitter en de leden van de Nederlandse Zorgautoriteit, bedoeld in de Wet marktordening
gezondheidszorg;
-
– militaire ambtenaren;
-
– onbezoldigde ambtenaren, behorende tot het personeel van de buitenlandse dienst;
-
– de leden van de Commissie gelijke behandeling, bedoeld in de Algemene wet gelijke
behandeling;
-
– de leden van een adviescollege als bedoeld in de Kaderwet adviescolleges, niet zijnde
een adviescollege als bedoeld in artikel 3 van die wet;
-
– de voorzitter en de andere leden van het bestuur van het Bureau Financieel Toezicht,
bedoeld in artikel 110, eerste lid, van de Wet op het notarisambt;
-
– de voorzitter en de plaatsvervangend voorzitter van de Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie,
de andere leden van het bestuur van dit lichaam en de leden van het bestuur van de
ringen en hun plaatsvervangers;
-
– de voorzitter en plaatsvervangend voorzitter van de Koninklijke Beroepsorganisatie
van Gerechtsdeurwaarders en de andere leden van het bestuur van dit lichaam;
-
– de voorzitter en de leden van de commissie van toezicht, bedoeld in de Wet op de inlichtingen-
en veiligheidsdiensten 2002;
-
– de leden van de KNMI-raad, bedoeld in artikel 11 van de Wet op het Koninklijk Nederlands
Meteorologisch Instituut;
-
– de leden en de plaatsvervangende leden van de Raad voor werk en inkomen, bedoeld in
de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen;
-
– het lid van het Centraal Bestuur voor de Arbeidsvoorziening, bedoeld in de Arbeidsvoorzieningswet
1996;
-
– de deskundige leden, bedoeld in de artikelen 48, derde lid, 55a, tweede lid, 66, tweede
en derde lid, 67, derde lid, 69, tweede lid, en 70, tweede lid, van de Wet op de rechterlijke
organisatie, de militaire leden, bedoeld in de artikelen 54, derde lid, 55, tweede
lid, en 68, tweede lid, van diezelfde wet, en hun plaatsvervangers;
-
– de leden van zelfstandige bestuursorganen aan wie een schadeloosstelling als bedoeld
in artikel 14, eerste lid, van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen is toegekend;
-
– de buitengriffiers en de waarnemend griffiers, bedoeld in de artikelen 14, vierde
lid, en 73, tweede lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie.