Stb. 2005, 435, datum inwerkingtreding 14-09-2005, bevat een wijziging met terugwerkende
kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2005.
1 Tenzij een zwaarwegend dienstbelang zich daartegen verzet wordt aan de ambtenaar verlof
met behoud van bezoldiging verleend voor de noodzakelijke verzorging in verband met
ziekte van:
-
a. zijn echtgenote of echtgenoot;
-
b. een inwonend kind tot wie de ambtenaar als ouder in een familierechtelijke betrekking
staat;
-
c. een inwonend kind van zijn echtgenote of echtgenoot;
-
d. een pleegkind dat blijkens verklaringen uit de gemeentelijke basisadministratie op
hetzelfde adres woont als de ambtenaar en door hem duurzaam wordt verzorgd en opgevoed
op basis van een pleegcontract als bedoeld in artikel 22, eerste lid, van de Wet op
de jeugdzorg.
2 Tenzij een zwaarwegend dienstbelang zich daartegen verzet wordt aan de ambtenaar verlof
met behoud van bezoldiging verleend voor de noodzakelijke verzorging in verband met
ernstige ziekte van: echtgenote, echtgenoot, ouders, stiefouders, pleegouders, schoonouders,
kinderen, stiefkinderen, pleegkinderen of aangehuwde kinderen.
3 Het verlof, bedoeld in het eerste en tweede lid, bedraagt in elk kalenderjaar ten
hoogste tweemaal de arbeidsduur per week.
4 De ambtenaar meldt vooraf aan het bevoegd gezag dat hij het verlof, bedoeld in het
eerste en tweede lid, opneemt onder opgave van de reden. Indien dit niet mogelijk
is, meldt de ambtenaar het opnemen van het verlof zo spoedig mogelijk aan het bevoegd
gezag onder opgave van de reden. Bij die melding geeft de ambtenaar ook de omvang,
de wijze van opneming en de vermoedelijke duur van het verlof aan.
5 Het bevoegd gezag kan achteraf van de ambtenaar verlangen dat hij aannemelijk maakt
dat hij zijn arbeid niet heeft verricht in verband met de noodzakelijke verzorging
als bedoeld in het eerste en tweede lid.
6 Indien de ambtenaar aan wie verlof is verleend gedurende dat verlof of gedurende een
bepaalde periode van dat verlof tevens recht heeft op een financiële tegemoetkoming
op basis van de Wet arbeid en zorg, wordt gedurende de periode waarin sprake is van
samenloop een inhouding op de doorbetaling van bezoldiging als bedoeld in het eerste
en tweede lid toegepast welke overeenkomt met het bedrag van bedoelde financiële tegemoetkoming.
7 Indien aan gestelde voorwaarden voor het toekennen van een financiële tegemoetkoming
als bedoeld in het zesde lid is voldaan maar geen financiële tegemoetkoming is toegekend
omdat de ambtenaar geen aanvraag heeft ingediend, past het bevoegd gezag het zesde
lid op overeenkomstige wijze toe. In dat geval wordt rekening gehouden met de financiële
tegemoetkoming die aan de ambtenaar zou zijn toegekend indien hij wel een aanvraag
zou hebben ingediend.