Stb. 2010, 819, datum inwerkingtreding 22-12-2010, bevat een wijziging met terugwerkende
kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2008.
10 Het bevoegd gezag is verplicht in te stemmen met een aanvraag van de ambtenaar het
verlof niet op te nemen of niet voort te zetten op grond van het opnemen van zwangerschaps-,
bevallings- of adoptieverlof als bedoeld in de artikelen 33fb, onderscheidenlijk 33h.
Het bevoegd gezag is tevens verplicht in te stemmen met een aanvraag van de ambtenaar
het verlof niet op te nemen of niet voort te zetten op grond van onvoorziene omstandigheden,
tenzij gewichtige redenen van dienstbelang zich hiertegen verzetten.
11 Het bevoegd gezag behoeft aan een aanvraag als bedoeld in het tiende lid niet met
ingang van een vroeger tijdstip dan vier weken na de aanvraag gevolg te geven. In
het geval het verlof met toepassing van het tiende lid, eerste volzin, na het tijdstip
van ingang daarvan niet wordt voortgezet, wordt de aanspraak op het overige deel van
het verlof opgeschort. In het geval het verlof met toepassing van het tiende lid,
tweede volzin, na het tijdstip van ingang daarvan niet wordt voortgezet, vervalt de
aanspraak op het overige deel van dat verlof.
12 Indien op grond van het zesde lid het verlof is opgedeeld, zijn het tiende en elfde
lid op iedere periode van toepassing.
13 Het bevoegd gezag kan, na overleg met de ambtenaar, de spreiding van de uren over
de week op grond van gewichtige redenen van dienstbelang wijzigen tot vier weken voor
het tijdstip van ingang van het verlof.
Stb. 2010, 819, datum inwerkingtreding 22-12-2010, bevat een wijziging met terugwerkende
kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2009.
7 De ambtenaar heeft over de uren waarop hem ouderschapsverlof is verleend, recht op
75% van zijn bezoldiging, verminderd met de ouderschapsverlofkorting waarop over die
uren op grond van artikel 8.14b van de Wet inkomstenbelasting 2001 maximaal recht
kan bestaan. Indien een ouderschapsverlofkorting is toegekend, heeft de ambtenaar
op zijn aanvraag tevens recht op het verschil tussen de maximale ouderschapsverlofkorting,
bedoeld in de eerste volzin, en de toegekende ouderschapsverlofkorting. De ambtenaar
dient zijn aanvraag in binnen zes maanden nadat de ouderschapsverlofkorting is toegekend.