Wet van den 19den December 1931, houdende regelen betreffende den rechtstoestand van
de militaire ambtenaren
Wij WILHELMINA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau,
enz., enz., enz.
Allen, die deze zullen zien of hooren lezen, salut! doen te weten:
Alzoo Wij in overweging genomen hebben, dat regelen betreffende den rechtstoestand
van de militaire ambtenaren van zee- en landmacht behooren te worden gesteld;
Zoo is het, dat Wij, den Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal,
hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze: