Wet van 19 juli 1934, tot vaststelling van bepalingen omtrent de opruiming van vaartuigen
en andere voorwerpen, in openbare wateren gestrand, gezonken of aan den grond geraakt
of in waterkeeringen of andere waterstaatswerken vastgeraakt
Wij WILHELMINA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau,
enz., enz., enz.
Allen, die deze zullen zien of hooren lezen, salut! doen te weten:
Alzoo Wij in overweging genomen hebben, dat het noodig is wettelijke bepalingen vast
te stellen omtrent de opruiming van vaartuigen en andere voorwerpen, in openbare wateren
gestrand, gezonken of aan den grond geraakt of op of in waterkeeringen of andere waterstaatswerken
vastgeraakt;
Zoo is het, dat Wij, den Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal,
hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze: