-
1 In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
waren: eetwaren, waaronder tevens worden begrepen kauwpreparaten, andere dan van tabak,
en drinkwaren, alsmede andere roerende zaken;
verhandelen: het te koop aanbieden, uitstallen, verkopen, afleveren of voorhanden of in voorraad
hebben van een waar;
Onze Minister: Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport;
bijlage: de bijlage bedoeld in artikel 32b;
overtreding: een handeling als omschreven in de bijlage, welke in strijd is met het bepaalde
bij of krachtens de artikelen 4 tot en met 11, 13 tot en met 20, 22, 26, 31, 32, 32c en 32k;
boete: de bestuurlijke sanctie bestaande in de verplichting aan de staat een bepaalde geldsom
te betalen.
-
3 Deze wet is ten aanzien van het voorhanden of in voorraad hebben van een waar niet
van toepassing indien aannemelijk kan worden gemaakt dat de waar niet voor aflevering
bestemd is. Voorts is deze wet ten aanzien van het afleveren van een waar niet van
toepassing indien aannemelijk kan worden gemaakt dat het afleveren geschiedt ter vernietiging
van de waar of om de waar in overeenstemming te brengen met regels, bij of krachtens
deze wet met betrekking tot die waar gesteld.
-
5 Bij algemene maatregel van bestuur kunnen voorts bij of krachtens deze wet gestelde
regels, bij de maatregel aangegeven, ten aanzien van waren, behorende tot een bij
de maatregel aangewezen categorie, of voor bij de maatregel omschreven categorieën
van gevallen geheel of gedeeltelijk buiten toepassing worden verklaard.
-
3 Wordt het voorstel van wet door de Staten-Generaal verworpen, dan wordt bij koninklijk
besluit, op voordracht van Onze Minister-President, de bepaling die ingevolge het
eerste lid in werking is gesteld, onverwijld buiten werking gesteld.
-
4 Bij koninklijk besluit, op voordracht van Onze Minister-President, wordt de bepaling
die ingevolge het eerste lid in werking is gesteld, buiten werking gesteld, zodra
de omstandigheden dit naar Ons oordeel toelaten.
-
5 Het besluit, bedoeld in het eerste, derde en vierde lid, wordt op de daarin te bepalen
wijze bekendgemaakt. Het treedt in werking terstond na de bekendmaking.
-
6 Het besluit, bedoeld in het eerste, derde en vierde lid, wordt in ieder geval geplaatst
in het Staatsblad.
Artikel 2a
[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]
Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen
In het belang van de volksgezondheid, van de veiligheid, van de eerlijkheid in de
handel of van goede voorlichting omtrent waren kunnen met betrekking tot waren regels
worden gesteld op de voet van het in de artikelen 4 tot en met 9 bepaalde.
-
1 Ten behoeve van het weren van waren
-
a. die bij aanwending overeenkomstig redelijkerwijze te verwachten gebruik uit het oogpunt
van gezondheid of veiligheid schadelijk kunnen zijn, of
-
b. waarvan bij zodanige aanwending de voedings- of gebruikswaarde geringer is dan in
redelijkheid ten minste mag worden verlangd,
kan bij algemene maatregel van bestuur worden verboden waren, behorende tot een bij
de maatregel aangewezen categorie, te bereiden, te vervaardigen, te verhandelen of
voor een bij het verbod aangegeven doel te verwerken of te bezigen, die niet voldoen
aan de eisen, bij de maatregel gesteld met betrekking tot hun samenstelling of uitvoering
of met betrekking tot hun hoedanigheid of eigenschappen.
-
2 Met betrekking tot eet- of drinkwaren die een wezenlijk onderdeel van het gangbare
voedingspakket uitmaken, kan bij algemene maatregel van bestuur aan het eerste lid
overeenkomstige toepassing worden gegeven ter bevordering van de aanwezigheid in die
waren van uit het oogpunt van gezondheid belangrijke voedingsstoffen. Bij zodanige
maatregel wordt tevens voorzien in een vrijstelling voor de betrokken eet- of drinkwaren
waarin de desbetreffende voedingsstoffen niet of in geringere mate aanwezig zijn,
onder de voorwaarde dat wordt voldaan aan bij die maatregel gestelde voorschriften
met betrekking tot het bezigen van vermeldingen of voorstellingen betreffende de afwezigheid
of de geringere mate van aanwezigheid van de desbetreffende voedingsstoffen.
-
3 In de gevallen waarin ter zake van het verwerken of bezigen van een waar een krachtens
het eerste of tweede lid gesteld verbod geldt, is het tevens verboden die waar voorhanden
of in voorraad te hebben. Het in de vorige volzin bepaalde geldt niet indien aannemelijk
kan worden gemaakt dat de waar niet voor een met het gestelde verbod stijdige toepassing
bestemd is.
-
4 Het ontwerp van een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in het tweede lid,
wordt alvorens de voordracht wordt gedaan, aan beide Kamers der Staten-Generaal overgelegd.
Binnen 30 dagen vanaf de dag, waarop de overlegging is geschied kan door een der Kamers
of door ten minste een vijfde van het grondwettelijk aantal leden van een der Kamers
de wens worden te kennen gegeven dat het in het ontwerp te regelen onderwerp bij de
wet wordt geregeld. Alsdan wordt een daartoe strekkend wetsvoorstel zo spoedig mogelijk
ingediend.
-
1 Voor de doeleinden, omschreven in artikel 4, eerste lid, onder a en b, en tweede lid, kan voorts bij algemene maatregel van bestuur worden verboden waren, behorende tot
een bij de algemene maatregel aangewezen categorie, te bereiden, te vervaardigen,
te behandelen, te bewerken, te verwerken, te verpakken, te bewaren of te vervoeren:
-
a. anders dan met inachtneming van daaromtrent bij de maatregel gestelde voorschriften,
-
1°. betrekking hebbende op de wijze waarop bedoelde handelingen worden verricht, op voorwerpen,
gereedschappen of materialen die bij het verrichten van bedoelde handelingen worden
gebezigd, of op de - al dan niet besloten - ruimten waarin bedoelde handelingen plaatshebben,
en hetgeen in of bij die ruimten aanwezig is, of
-
2°. bevattende de eisen van hygiëne, geldende ten aanzien van personen die bij het verrichten
van bedoelde handelingen betrokken zijn;
-
b. zonder vergunning, verleend door Onze Minister of door een bij de maatregel aangewezen
bestuursorgaan;
-
c. voordat Onze Minister of een bij de maatregel aangewezen bestuursorgaan op de hoogte
is gesteld van bij de maatregel aangewezen gegevens betreffende de samenstelling van
de waar.
-
2 Onze Minister kan in gevallen waarin bij toepassing van het eerste lid, onder b, de bevoegdheid tot verlening van vergunning is toegekend aan een ander bestuursorgaan,
niet zijnde een of meer van Onze Ministers, ten aanzien van de uitoefening van die
bevoegdheid regels stellen.
-
3 Een vergunning kan slechts worden geweigerd indien gegronde vrees bestaat dat de uitoefening
van de werkzaamheid waarvoor zij is gevraagd, niet zal voldoen aan hetgeen met betrekking
tot de onderwerpen, in het eerste lid, onder a, 1° en 2°, omschreven, voor de in de aanhef van dat lid bedoelde doeleinden moet
worden verlangd. Een vergunning kan onder beperkingen worden verleend. Aan een vergunning
kunnen voorschriften worden verbonden, betrekking hebbende op de in de eerste volzin
bedoelde onderwerpen. Voor zover zulks bij algemene maatregel van bestuur is bepaald,
kan een verleende vergunning worden gewijzigd of ingetrokken.
-
4 Bij toepassing van het eerste lid, onder b, worden bij algemene maatregel van bestuur regels gesteld betreffende de wijze waarop
de aanvrage om een vergunning dient te geschieden, en de gegevens die van de aanvrager
kunnen worden verlangd.
-
5 In gevallen waarin toepassing is gegeven aan het eerste lid, kan bij algemene maatregel
van bestuur tevens worden verboden waren te verhandelen, met betrekking tot welke
in afwijking van de bij of krachtens de voorgaande leden gestelde voorschriften is
gehandeld.
Voor de doeleinden, omschreven in artikel 4, eerste lid, onder a en b, en tweede lid, kan eveneens bij algemene maatregel van bestuur worden verboden:
-
a. waren, behorende tot een bij de maatregel aangewezen categorie, te verhandelen, die
in een toestand verkeren, welke niet voldoet aan de daaromtrent bij de maatregel gestelde
eisen;
-
b. waren, behorende tot een bij de maatregel aangewezen categorie, te bereiden, te vervaardigen
of te verhandelen, die niet voldoen aan de eisen, bij de maatregel gesteld met betrekking
tot hun houdbaarheid;
-
c. waren, behorende tot een bij de maatregel aangewezen categorie, te verhandelen na
het verstrijken van een bij de maatregel met het oog op hun houdbaarheid gestelde
termijn;
-
d. waren, behorende tot een bij de maatregel aangewezen categorie, te verhandelen anders
dan in een verpakking, dan wel zodanige waren te verhandelen in verpakkingen die niet
voldoen aan de daaromtrent bij de maatregel gestelde eisen.
-
1 Ten behoeve van het weren van waren, niet zijnde eet- of drinkwaren, die bij aanwending
overeenkomstig redelijkerwijs te verwachten gebruik uit het oogpunt van gezondheid
of veiligheid schadelijk kunnen zijn, kan bij algemene maatregel van bestuur worden
verboden waren, behorende tot een bij de maatregel aangewezen categorie, te vervaardigen
of te verhandelen, indien zij niet behoren tot een type, dat bij een keuring, verricht
aan de hand van de bij of krachtens de maatregel daartoe vastgestelde voorschriften,
is goedgekeurd.
Ten behoeve van de duidelijkheid voor de afnemers van waren kan bij algemene maatregel
van bestuur worden verboden:
-
a. waren, behorende tot een bij de maatregel aangewezen categorie, te verhandelen anders
dan met inachtneming van de voorschriften, bij de maatregel gesteld met betrekking
tot hun aanduiding;
-
b. met gebruikmaking van de bij de maatregel aangegeven - of daarop gelijkende - aanduidingen
andere waren te verhandelen dan die waaraan die aanduidingen bij de maatregel zijn
voorbehouden;
-
c. waren, behorende tot een bij de maatregel aangewezen categorie, te verhandelen anders
dan met inachtneming van de voorschriften, bij de maatregel gesteld met betrekking
tot het bezigen van vermeldingen of voorstellingen, betreffende: de aard, samenstelling,
uitvoering, hoedanigheid, eigenschappen, bestemming, houdbaarheid, hoeveelheid of
afmetingen van de waar, de wijze en het tijdstip waarop de waar is bereid, vervaardigd,
behandeld, bewerkt of verpakt, de herkomst van de waar, de personen die bij de maatregel
aangegeven handelingen ten aanzien van de waar hebben verricht, alsmede de wijze waarop
met betrekking tot de waar ware te handelen, en de uitwerking die de waar bij gebruik
kan hebben op de gezondheid van de mens;
-
d. waren, behorende tot een bij de maatregel aangewezen categorie, te verhandelen - dan
wel zodanige waren in verpakte vorm te verhandelen - anders dan in verpakkingen die
aan de daaromtrent bij de maatregel gestelde eisen voldoen, of anders dan in verpakkingen
die voorzien zijn van de daarvoor bij de maatregel voorgeschreven vermeldingen, de
verpakking als zodanig betreffende;
-
e. waren, behorende tot een bij de maatregel aangewezen categorie, te verhandelen - dan
wel zodanige waren in verpakte vorm te verhandelen - anders dan in verpakkingen die
een bij de maatregel aangegeven hoeveelheid, bepaald naar de waar als zodanig of naar
bij de maatregel omschreven bestanddelen daarvan, inhouden en waarop die hoeveelheid
is vermeld, dan wel zodanige waren te verhandelen anders dan in eenheden, een bij
de maatregel aangegeven hoeveelheid als hiervoor bedoeld uitmakende;
-
f. waren, behorende tot een bij de maatregel aangewezen categorie, te verhandelen, die
van een andere dan bij de maatregel aangegeven samenstelling of uitvoering zijn.
Ten behoeve van het weren van waren die bij aanwending overeenkomstig redelijkerwijze
te verwachten gebruik uit het oogpunt van gezondheid of veiligheid schadelijk kunnen
zijn, of ten behoeve van de duidelijkheid voor de afnemers van waren, kan bij algemene
maatregel van bestuur worden verboden waren behorende tot een bij de maatregel aangewezen
categorie:
De krachtens de artikelen 4 tot en met 9 ten aanzien van waren, behorende tot een bij de maatregel aangewezen categorie, gestelde
eisen of voorschriften kunnen betrekking hebben op een bij die maatregel omschreven
groep van waren.
-
1 Bij algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald dat degenen die zich bezighouden
met het verhandelen van waren, behorende tot een daartoe bij de maatregel aangewezen
categorie, verplicht zijn de daarbij omschreven maatregelen te treffen, strekkende
ter bevordering van een goede naleving van het ten aanzien van die waren bij of krachtens
deze wet bepaalde. Tot deze maatregelen kunnen behoren het onderwerpen van waren aan
een onderzoek, het toetsen van waren aan de hand van een onderzoek van uit die waren
genomen steekproeven, al dan niet met toepassing van een erkend bedrijfscontrole-systeem,
het voeren van een administratie en het aanbrengen of het aangebracht houden van kentekens
of vermeldingen ten behoeve van een doelmatig toezicht op bedoelde naleving, een en
ander overeenkomstig de voorschriften, bij algemene maatregel van bestuur daaromtrent
gesteld.
-
2 Bij algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald dat het degene voor wie een
krachtens het eerste lid gestelde verplichting geldt, verboden is waren te verhandelen,
ten aanzien waarvan de vereiste maatregelen niet zijn genomen.
-
3 Bij algemene maatregel van bestuur kan voorts worden bepaald, dat het degene voor
wie krachtens het eerste lid de verplichting geldt tot het toetsen van waren aan de
hand van een onderzoek van een uit die waren genomen steekproef, is verboden waren
met betrekking waartoe bij zodanige toetsing een ongunstig resultaat wordt verkregen,
te verhandelen, dan wel te verhandelen alvorens ten aanzien van die waren de maatregelen
zijn genomen die bij die algemene maatregel van bestuur zijn voorgeschreven.
-
4 Bij een algemene maatregel van bestuur, waarbij met toepassing van het eerste lid
de verplichting is opgelegd tot het toetsen van waren met toepassing van een erkend
bedrijfscontrolesysteem, worden regelen gesteld omtrent de aanvrage tot erkenning
van een zodanig systeem, de hoogte van het bedrag dat voor de werkzaamheden, voortvloeiende
uit de behandeling van de aanvrage, is verschuldigd, de betaling van dat bedrag, de
wijze van mededeling van een besluit inzake erkenning en omtrent de weigering of intrekking
van een erkenning. Bij een zodanige maatregel kan aan Onze Minister de bevoegdheid
of de verplichting worden opgelegd de instantie aan te wijzen die de erkenning van
een bedrijfscontrolesysteem kan verlenen en intrekken.
-
5 Bij een algemene maatregel van bestuur waarbij met toepassing van het eerste lid de
verplichting is opgelegd tot het aanbrengen of het aangebracht houden van kentekens
of vermeldingen, kan worden bepaald dat het verboden is waren die niet behoren tot
de categorie waarop de kentekens of vermeldingen moeten zijn aangebracht, te verhandelen
met gebruikmaking van die - of daarop gelijkende - kentekens of vermeldingen.
Bij algemene maatregel van bestuur kan een daartoe omschreven methode van onderzoek
worden aangewezen, die bij uitsluiting beslissend is voor de vaststelling of met betrekking
tot een waar, behorende tot een bij de maatregel aangewezen categorie, al dan niet
is voldaan aan bij of krachtens deze wet gestelde regels, bij de maatregel aangegeven.
Bij algemene maatregel van bestuur kunnen voorts regels worden gesteld ter uitvoering
van een met betrekking tot waren tot stand gekomen bindend besluit van de Raad van
de Europese Unie, van het Europees Parlement en de Raad gezamenlijk of van de Commissie
van de Europese Gemeenschappen dat betreft:
-
1 Ter uitvoering van een krachtens het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap
met betrekking tot waren tot stand gekomen bindend besluit inzake de toelating van
eet- of drinkwaren, kan Onze Minister, voor zover van toepassing in overeenstemming
met Onze Ministers wie het mede aangaat, op aanvraag een instantie aanwijzen die belast
zal zijn met:
Bij een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in een der artikelen 4 tot en met 13a kan worden bepaald dat Onze Minister, met betrekking tot onderwerpen die in de maatregel
zijn geregeld, nadere regels kan dan wel moet stellen. Bij de maatregel kan worden
bepaald dat het stellen van zodanige regels geschiedt in overeenstemming met een of
meer van Onze daarbij aangewezen andere Ministers, dan wel door Onze daarbij aangewezen
Ministers gezamenlijk.
-
1 In gevallen waarin een spoedige voorziening krachtens een der artikelen 1 en 4 tot
en met 14 in het belang van de volksgezondheid of de veiligheid, dan wel op grond
van een regeling als bedoeld in artikel 13 zo dringend geboden is dat de totstandkoming van een daartoe strekkende algemene
maatregel van bestuur niet kan worden afgewacht, kan Onze Minister terzake voorlopig
geldende regels stellen en daarbij bepalingen van op die artikelen berustende algemene
maatregelen van bestuur zo nodig buiten toepassing verklaren. Onze Minister neemt
een besluit als bedoeld in de eerste volzin in overeenstemming met Onze Minister van
Economische Zaken en, ingeval het betrekking heeft op produkten van de landbouw of
de visserij, Onze Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij.
-
2 Het besluit vervalt een jaar nadat het in werking is getreden, of, indien binnen die
termijn een algemene maatregel van bestuur ter vervanging van dat besluit in werking
is getreden, op het tijdstip waarop de maatregel in werking treedt. De termijn kan
door Onze Minister in overeenstemming met Onze Minister van Economische Zaken en,
ingeval het betrekking heeft op produkten van de landbouw of de visserij, Onze Minister
van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, eenmaal met ten hoogste een jaar worden verlengd.
-
1 Onze Minister kan met betrekking tot waren, behorende tot een bij zijn besluit aangewezen
categorie, van regels, geldende ingevolge toepassing van een der artikelen 4 tot en met 15, vrijstelling verlenen.
-
2 Door Onze Minister kan voorts met betrekking tot waren, behorende tot een bij het
desbetreffende besluit aangewezen categorie, van zodanige regels op aanvrage ontheffing
worden verleend. Bij algemene maatregel van bestuur kan de bevoegdheid tot verlening
van ontheffing in bij de maatregel omschreven categorieën van gevallen aan een ander
bestuursorgaan worden overgedragen. Onze Minister kan ten aanzien van de uitoefening
van een aldus overgedragen bevoegdheid regels stellen.
-
5 Tot de voorschriften die aan een ontheffing worden verbonden, kan een voorschrift
behoren, inhoudende dat de houder van de ontheffing verplicht is bij het verhandelen
van waren waarvoor de ontheffing geldt, op of bij de waar of op haar verpakking ten
behoeve van degenen die haar verder verhandelen, aanwijzingen op te nemen met betrekking
tot het bewaren, vervoeren of behandelen van de waar.
-
6 Onze Minister neemt een besluit als bedoeld in het eerste, tweede of vierde lid in
overeenstemming met Onze Minister van Economische Zaken en, ingeval het betrekking
heeft op produkten van de landbouw of visserij, Onze Minister van Landbouw, Natuurbeheer
en Visserij.
-
1 De houder van een ontheffing als bedoeld in artikel 16, tweede lid, is verplicht bij het verhandelen van waren waarvoor de ontheffing geldt, op of bij
de waar of op haar verpakking een vermelding met betrekking tot het besluit waarbij
de ontheffing werd verleend, te plaatsen. Ingeval bij het verlenen van de ontheffing
toepassing is gegeven aan artikel 16, vijfde lid, is hij voorts verplicht zulks bij de aldaar bedoelde aanwijzingen te vermelden.
-
2 Voor degenen die waren waarvoor een ontheffing is verleend als bedoeld in artikel 16, verder verhandelen, geldt met betrekking tot die waren vrijstelling van de voorschriften
waarvan de ontheffing is verleend.
-
3 Degenen die waren waarvoor een ontheffing is verleend, verder verhandelen, zijn verplicht
ervoor zorg te dragen dat op of bij zodanige waren of op haar verpakking een vermelding
met betrekking tot het besluit waarbij de ontheffing werd verleend, is geplaatst.
Ingeval bij het verlenen van de ontheffing toepassing is gegeven aan artikel 16, vijfde lid, zijn zij voorts verplicht de aldaar bedoelde aanwijzingen in acht te nemen.
Onverminderd het bij of krachtens de voorgaande artikelen bepaalde is het verboden:
-
a. eet- of drinkwaren te verhandelen die door hun ondeugdelijkheid de gezondheid of veiligheid
van de mens in gevaar kunnen brengen;
-
b. eet- of drinkwaren te bereiden met gebruikmaking van grondstoffen waarvan de verwerking
in de waren tot gevolg heeft dat de waren door hun ondeugdelijkheid de gezondheid
of veiligheid van de mens in gevaar kunnen brengen;
-
c. waren, niet zijnde eet- of drinkwaren, naar hun aard bestemd of geschikt om in de
sfeer van de particuliere huishouding te worden gebruikt, te verhandelen, waarvan
degene die de waren verhandelt, weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat zij bij
het gezien hun bestemming te verwachten gebruik bijzondere gevaren kunnen opleveren
voor de gezondheid of veiligheid van de mens;
-
d. eet- of drinkwaren te verhandelen die ongeschikt zijn voor gebruik;
-
e. eet- of drinkwaren, dan wel waren, behorende tot een hiertoe bij algemene maatregel
van bestuur aangewezen categorie, te verhandelen, waarvan degene die de waren verhandelt,
weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat hun samenstelling, uitvoering, hoedanigheid,
eigenschappen of toestand in ernstige mate minder is dan wat in redelijkheid mag worden
verlangd.
-
3 Bij algemene maatregel van bestuur kunnen vermeldingen of voorstellingen worden aangewezen,
die in elk geval worden beschouwd als vermeldingen of voorstellingen, bedoeld in het
eerste lid, onder a of b.
-
1 Het is een ieder verboden in de uitoefening van een beroep of bedrijf een waar aan
te prijzen op een wijze waarvan hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat zij
strijdig is met het ter zake van het verhandelen van die waar, met betrekking tot
het daarbij bezigen van aanduidingen, vermeldingen of voorstellingen, krachtens artikel 8, onder a tot en met e, bepaalde.
-
4 Bij algemene maatregel van bestuur kunnen vermeldingen of voorstellingen worden aangewezen,
die in elk geval worden beschouwd als vermeldingen of voorstellingen, bedoeld in het
tweede lid, onder a of b.
-
5 Ten behoeve van de bescherming van de gezondheid en de veiligheid van de mens, alsmede
ter uitvoering van internationale verplichtingen kan bij algemene maatregel van bestuur
worden verboden waren, behorende tot een bij de maatregel aangewezen categorie, met
betrekking waartoe krachtens artikel 8, onder a tot en met e, voorschriften zijn gegeven, in de uitoefening van een beroep of bedrijf op een bij
de maatregel aangewezen wijze aan te prijzen, anders dan met gebruikmaking van bij
de maatregel aangewezen aanduidingen, vermeldingen of voorstellingen.
-
1 Indien eet- en drinkwaren, alsmede andere roerende zaken welke naar hun aard bestemd
of geschikt zijn om in de sfeer van de particuliere huishouding te worden gebruikt,
naar het oordeel van Onze Minister gevaar opleveren voor de gezondheid of de veiligheid
van de mens, kan hij met het oog op de bescherming van die belangen degene die de
desbetreffende waar verhandelt of heeft verhandeld, gelasten om de houders dan wel
de vermoedelijke houders van die waar onverwijld en op doeltreffende wijze op de hoogte
te stellen van het gevaar.
-
2 Een krachtens toepassing van het vorige lid vastgestelde verordening behoeft de goedkeuring
van Onze Minister. Krachtens de verordening vastgestelde nadere voorschriften en genomen
besluiten behoeven eveneens zodanige goedkeuring voor zover zulks bij de betrokken
algemene maatregel van bestuur is bepaald. Onze Minister neemt een besluit over de
goedkeuring in overeenstemming met Onze Minister van Economische Zaken en, ingeval
de verordening betrekking heeft op produkten van de landbouw of de visserij, Onze
Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij.
-
4 In een algemene maatregel van bestuur waarbij toepassing wordt gegeven aan het eerste
lid, onder a, kan artikel 16, eerste tot en met vijfde lid, met betrekking tot nadere regels die krachtens die maatregel worden gesteld, van
overeenkomstige toepassing worden verklaard, met dien verstande dat de bevoegdheid
tot verlening van vrijstelling of ontheffing, als in dat artikel bedoeld, met betrekking
tot zodanige regels komt te berusten bij een bestuursorgaan, daartoe bij de maatregel
aangewezen.
Artikel 24
[Vervallen per 21-02-1997]
-
2 Onze Minister kan in overeenstemming met Onze Ministers van Economische Zaken en van
Landbouw, Natuurbeheer en Visserij ten aanzien van het bepaalde in artikel 5:18 van de Algemene wet bestuursrecht, voor zover van belang voor deze wet, en ten aanzien van het bepaalde in het eerste
lid regels stellen.
Artikel 27
[Vervallen per 01-01-1998]
Artikel 28
[Vervallen per 01-01-1998]
De in artikel 25 bedoelde ambtenaren zijn bevoegd, met medeneming van de benodigde apparatuur, een
woning binnen te treden zonder toestemming van de bewoner, voor zover deze bevoegdheid
strekt tot het zich begeven naar en het betreden van in de woning aanwezige bedrijfsruimten.
Artikel 30
[Vervallen per 01-01-1998]
-
1 Bij algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald, dat, ingeval aan artikel 10 toepassing is gegeven of in andere bij die maatregel aangewezen categorieën van gevallen,
de krachtens artikel 25 aangewezen ambtenaren volgens bij of krachtens die maatregel gestelde regels aan
de hand van een onderzoek van een deel, dat als steekproef is genomen uit een bij
die maatregel omschreven groep of partij waren, kunnen vaststellen of die groep of
partij voldoet aan de bij die maatregel aangewezen eisen of voorschriften, gesteld
krachtens de artikelen 4 tot en met 9.
-
2 Bij een maatregel als bedoeld in het eerste lid worden in ieder geval regels gegeven
omtrent de grootte van de steekproef, de maatstaven aan de hand waarvan de uitslag
van het onderzoek van de steekproef als gunstig of ongunstig voor de betrokken groep
of partij wordt aangemerkt, en omtrent de mededeling van de voor de betrokken groep
of partij vastgestelde uitslag van het onderzoek dat met toepassing van het krachtens
het eerste lid bepaalde is verricht, aan degene die bij het nemen van de steekproef
alle tot die steekproef behorende waren onder zich had, en omtrent de wijze waarop
die mededeling wordt gedaan.
-
4 Bij algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald, dat, ingeval met toepassing
van het krachtens het eerste lid bepaalde wordt vastgesteld, dat de betrokken groep
of partij waren niet aan de bij die maatregel aangewezen eisen of voorschriften, bedoeld
in het eerste lid voldoet:
-
a. volgens bij die maatregel gestelde regels aan de betrokkene of betrokkenen de gelegenheid
wordt geboden om tegenbewijs te leveren;
-
b. de desbetreffende groep, partij of een deel van die groep of partij niet mag worden
verhandeld, dan wel niet mag worden verhandeld alvorens ten aanzien van die groep
of partij of dat deel van die groep of partij de maatregelen zijn genomen die bij
algemene maatregel van bestuur zijn voorgeschreven.
-
5 De bevoegdheid tot het opleggen van een boete vervalt indien ter zake van de overtreding
op grond waarvan de boete kan worden opgelegd, tegen de overtreder een strafvervolging
is ingesteld en het onderzoek ter terechtzitting een aanvang heeft genomen, dan wel
het recht tot strafvervolging is vervallen ingevolge artikel 74 van het Wetboek van Strafrecht.
De ingevolge artikel 25 aangewezen ambtenaren zijn bevoegd ten dienste van het onderzoek een ieder staande
te houden en te vorderen, dat hij zijn naam, voornamen, geboortedatum, geboortejaar,
geboorteplaats en adres opgeeft.
Degene jegens wie een handeling is verricht waaraan hij in redelijkheid de gevolgtrekking
kan verbinden dat hem wegens een overtreding een boete zal worden opgelegd, is niet
verplicht ter zake daarvan enige verklaring af te leggen. Hij wordt hiervan in kennis
gesteld alvorens hem mondeling om informatie wordt gevraagd.
-
1 Indien Onze Minister voornemens is een boete op te leggen, geeft hij de persoon, bedoeld
in artikel 32a, eerste lid, daarvan kennis onder vermelding van de gronden waarop het voornemen berust.
-
4 Indien de persoon zijn zienswijze mondeling naar voren wil brengen en de Nederlandse
taal onvoldoende begrijpt, draagt Onze Minister op zijn verzoek zorg voor benoeming
van een tolk die hem kan bijstaan, tenzij redelijkerwijs kan worden aangenomen dat
daaraan geen behoefte bestaat.
-
5 Op verzoek van de persoon, bedoeld in artikel 32a, eerste lid, die het rapport wegens zijn gebrekkige kennis van de Nederlandse taal onvoldoende
begrijpt, draagt Onze Minister er zoveel mogelijk zorg voor dat de inhoud van het
rapport aan die persoon wordt medegedeeld in een voor hem begrijpelijke taal.
-
3 Op verzoek van de persoon bedoeld in artikel 32a, eerste lid, die de beschikking wegens zijn gebrekkige kennis van de Nederlandse taal onvoldoende
begrijpt, draagt Onze Minister er zoveel mogelijk zorg voor dat de inhoud van de beschikking
aan die persoon wordt medegedeeld in een voor hem begrijpelijke taal.
De werking van een beschikking als bedoeld in artikel 32g wordt opgeschort totdat de beroepstermijn is verstreken of, indien beroep is ingesteld,
op het beroep is beslist.
-
3 Indien niet is betaald binnen de in het eerste lid genoemde termijn, wordt degene
aan wie de boete is opgelegd schriftelijk bevolen binnen twee weken alsnog het bedrag
van de boete, verhoogd met de kosten van de aanmaning, te betalen.
-
4 Bij gebreke van betaling binnen de in het derde lid genoemde termijn, kan Onze Minister
de verschuldigde boete, verhoogd met de op de aanmaning en invordering betrekking
hebbende kosten, bij dwangbevel invorderen.
-
1 Bij regeling van Onze Minister kan de verhandeling van bepaalde eet- en drinkwaren
alsmede andere roerende zaken welke naar hun aard bestemd of geschikt zijn om in de
particuliere sfeer te worden gebruikt, ten aanzien waarvan gerede aanwijzingen bestaan
dat zij gevaar opleveren voor de veiligheid of de gezondheid van de mens, tijdelijk
verbieden totdat het onderzoek bedoeld in artikel 5:18 van de Algemene wet bestuursrecht met betrekking tot deze waren is afgerond.
-
2 Bij regeling van Onze Minister kan de bereiding, de vervaardiging, de behandeling,
de bewerking, de verwerking, de verpakking of het vervoer van de in het eerste lid
bedoelde waren tijdelijk verbieden, zodat deze waren het onderzoek bedoeld in artikel 5:18 van de Algemene wet bestuursrecht kunnen ondergaan.
-
3 Bij een in het eerste lid bedoelde algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald
dat Onze Minister, in overeenstemming met Onze Ministers wie het mede aangaat, met
het oog op de goede uitvoering van in die maatregel geregelde onderwerpen bij ministeriële
regeling nadere regels vaststelt of kan vaststellen.
-
1 De voordracht voor een algemene maatregel van bestuur krachtens deze wet wordt Ons
gedaan door Onze Minister in overeenstemming met Onze Minister van Economische Zaken.
Indien zodanige maatregel evenwel geheel of grotendeels regels inhoudt in het belang
van de eerlijkheid in de handel of de goede voorlichting omtrent waren, wordt de voordracht
Ons gedaan door Onze Minister en Onze Minister van Economische Zaken gezamenlijk.
Artikel 35
[Vervallen per 01-01-1994]
Wij stellen vast op welk tijdstip deze wet in werking treedt. Op dat tijdstip vervalt
de Warenwet (Stb. 1919, 581), zoals die wet is gewijzigd bij de wet van 29 juni 1925 (Stb. 308).
Deze wet kan worden aangehaald als: Warenwet.