-
1°. De raad van de centrale gemeente stelt met toepassing van artikel 122 van de gemeentewet voor den keuringsdienst een afzonderlijk financieel en administratief beheer in.
Met dit beheer worden belast burgemeester en wethouders der centrale gemeente.
Bij de begrooting der kosten voor den keuringsdienst kan het bestuur der centrale
gemeente zich de bevoegdheid voorbehouden tot af- en overschrijving op de posten der
begrooting.
-
2°. De dienst werkt zonder onderscheid van gemeenten of personen in het geheele gebied
ter uitvoering van de wet en van de krachtens de wet gegeven voorschriften.
-
3°. De dienst moet staan onder leiding van een directeur-scheikundige. Aan den dienst
moeten zijn verbonden:
-
a. één of meer scheikundigen, die eene wetenschappelijke opleiding hebben genoten.
Bovendien kan door Gedeputeerde Staten of in het geval, bedoeld bij artikel 8 der
wet, door Ons worden toegestaan dat de dienst de beschikking heeft over één of meer
veeartsen en wel, hetzij uitsluitend ten eigen behoeve, hetzij gezamenlijk met een
anderen dienst;
-
b. een voldoend aantal keurmeesters en analisten.
Onze Minister kan nadere voorschriften geven met betrekking tot de bevoegdheid om
als keurmeester op te treden.
-
4°. Aan de goedkeuring van Onzen Minister zijn onderworpen:
-
a. de algemeene organisatie van den dienst en het aantal ambtenaren in de verschillende
rangen:
-
b. het koopen, huren of stichten van gebouwen voor den dienst, benevens alle verbouwingen
of uitbreidingen van de tot den dienst behoorende gebouwen, alsmede het koopen, in
erfpacht of opstal nemen van den voor de stichting of uitbreiding der dienstgebouwen
benoodigden grond, onderscheidenlijk de aanwijzing van reeds aan de gemeente krachtens
eenig zakelijk recht toebehoorenden grond voor de stichting of uitbreiding van dienstgebouwen
en de ter zake voorgenomen overeenkomsten;
-
c. de benoeming van de directeur-scheikundige, de scheikundigen en de dierenarts.
-
5°. De raad der centrale gemeente draagt zorg, dat een geneeskundig onderzoek naar de
lichamelijke geschiktheid van het aan den dienst te verbinden personeel wordt ingesteld
vóór de aanstelling en dat geen personeel in dienst wordt genomen of gehouden, dat
gevaar oplevert voor verspreiding van nader door Onzen Minister aan te wijzen, ziekten,
alsmede dat personeel, zoolang dat gevaar aanwezig is, geen dienst doet.
Onder lichamelijke gesteldheid wordt, voor zoover het personeel van den keuringsdienst
betreft, dat met onderzoek of met opsporing van overtredingen is belast, ook verstaan:
"het afwezig zijn van kleurenblindheid".
De raad der centrale gemeente stelt - onder goedkeuring van Gedeputeerde Staten -
bepalingen vast betreffende het toekennen van wachtgeld.
-
6°. Aan den Hoofdinspecteur en aan de betrokken Inspecteurs, zoomede aan de door Onzen
Minister aangegeven ambtenaren, wordt te allen tijde toegang verleend tot de terreinen
en gebouwen van den dienst.
-
7°. Het bestuur van de centrale gemeente is gehouden Onzen Minister, benevens de onder
6°. bedoelde ambtenaren desgevraagd alle verlangde inlichtingen, den dienst betreffende,
desgewenscht ook schriftelijk, te verschaffen.
-
8°. Het bestuur der centrale gemeente is gehouden de gebouwen en goederen, tot den keuringsdienst
behoorende, behoorlijk te onderhouden en zorg te dragen, dat de dienst naar behooren
blijft werken. De gebouwen, voor zoover eigendom der centrale gemeente, en de goederen
moeten ten genoegen van Onzen Minister worden verzekerd tegen brandschade.
-
9°. Indien gebouwen of grond worden verkocht of niet meer voor den keuringsdienst worden
gebruikt, wordt aan het Rijk uitgekeerd eenzelfde gedeelte van de boekwaarde als het
Rijk in de kosten van deze gebouwen of van dezen grond heeft bijgedragen; het verschil
tusschen de boekwaarde en de opbrengst of taxatiewaarde wordt ten bate of ten laste
van de exploitatie gebracht, zoo noodig over een door Onzen Minister te bepalen aantal
jaren verdeeld. De taxatie heeft plaats op de wijze, bepaald in artikel 5, onder b.
-
10°. Jaarlijks zendt het bestuur der centrale gemeente de begrooting van den keuringsdienst
voor het volgend dienstjaar, alsmede de balans en verlies- en winstrekening van dien
dienst betreffende het afgeloopen dienstjaar met de toelichting tot die stukken in
drievoud ter goedkeuring, respectievelijk vaststelling, aan Gedeputeerde Staten toe.
Deze toezending geschiedt niet later dan de toezending der gemeentebegrooting en van
de rekening en verantwoording van de centrale gemeente aan Gedeputeerde Staten, tenzij
Onze Minister van dit voorschrift ontheffing verleent.
Gelijktijdig zendt het bestuur der centrale gemeente een afschrift der in het eerste
lid bedoelde stukken aan de besturen der kringgemeenten.
Eventueele aanvullingsbegrootingen voor den keuringsdienst worden zoo spoedig mogelijk
met de toelichtende stukken in drievoud aan Gedeputeerde Staten toegezonden en in
afschrift aan de besturen der kringgemeenten medegedeeld.
De besturen der kringgemeenten kunnen binnen vier weken na de toezending van de in
de derde en vierde alinea van dit nummer bedoelde stukken hun opmerkingen deswege
aan Gedeputeerde Staten doen toekomen.
Gedeputeerde Staten zenden gelijktijdig met het bericht van goedkeuring der begrooting
een afschrift van hunne beslissing aan den Inspecteur.
Deze Inspecteur kan binnen 14 dagen na ontvangst van het afschrift bij Ons in beroep
komen.
Artikel 236 van de Gemeentewet is van toepassing.
-
11°. Jaarlijks vóór den eersten Juni zendt het bestuur van de centrale gemeente aan Onzen
Minister, aan den betrokken Hoofdinspecteur en den betrokken Inspecteur, aan Gedeputeerde
Staten en aan de besturen van de kringgemeenten een door den directeur van den keuringsdienst
opgemaakt verslag omtrent de bevindingen en handelingen van den keuringsdienst in
het afgeloopen kalenderjaar. Aan het voor Onzen Minister bestemde exemplaar van dit
verslag, hetwelk van de onderteekening van den directeur van den keuringsdienst moet
zijn voorzien, wordt toegevoegd een staat van het aan den dienst verbonden personeel,
benevens een staat van de gebouwen en goederen van den dienst, welke staat tevens
vermeldt den oorspronkelijken kostprijs of aanschaffingsprijs dier gebouwen en goederen.
In dit verslag bevinden zich één of meer verzamelstaten en tabellen, die een overzicht
geven van:
-
a. de inspectiën van verkoop-, bereid- en bewaarplaatsen;
-
b. de in het laboratorium onderzochte en afgekeurde monsters;
-
c. de afgekeurde partijen;
-
d. de opgemaakte processen-verbaal;
-
e. de bijzondere onderzoekingen, als bedoeld onder 12° van dit artikel, met vermelding
van den aard en de bijzonderheden van die onderzoekingen.
Onze Minister is bevoegd te bepalen, dat nog andere gegevens dan de in de vorige alinea
genoemde in het verslag moeten worden opgenomen en kan nadere voorschriften geven
nopens de inrichting van dit verslag.
-
12°. De raad der centrale gemeente draagt zorg, dat van alle diensten, door den keuringsdienst
ten behoeve van een kringgemeente of van particulieren, bewezen, welke buiten verband
staan met de uitvoering van de bepalingen krachtens de wet gegeven, afzonderlijk aanteekening
wordt gehouden en dat afzonderlijk boek wordt gehouden van alle vergoedingen deswege
genoten.
Bedoelde vergoedingen zijn verschuldigd volgens een bijzonder tarief, dat de raad
der centrale gemeente, met inachtneming van de artikelen 269-273 en 287 der Gemeentewet,
vaststelt.
Indien naar het oordeel van Gedeputeerde Staten, of in het geval, bedoeld bij artikel 8 der wet, van Ons, door het verleenen van bijzondere diensten als bovenbedoeld de
keuringsdienst te zeer aan zijne bestemming wordt onttrokken, zijn Gedeputeerde Staten,
respectievelijk Wij bevoegd te bepalen, dat het verleenen van bedoelde diensten telkens
vooraf aan hun, respectievelijk Onze goedkeuring moet worden onderworpen.