Reglement en programma examen handelsbriefwisseling

Geraadpleegd op 29-12-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 06-01-2014 en zichtdatum 28-12-2024.
Geldend van 02-12-1994 t/m heden

Besluit van 10 mei 1938, waarbij met intrekking van het Koninklijk besluit van 3 Augustus 1926 (Staatsblad No. 291) worden vastgesteld een reglement en een programma voor het examen, bedoeld in artikel 77bis der middelbaar-onderwijswet

Wij WILHELMINA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz.

Op de voordracht van Onzen Minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen van 7 Mei 1937, No. 6776, Afdeeling Voorbereidend Hooger en Middelbaar Onderwijs;

Overwegende, dat voorschriften noodig zijn ter uitvoering van artikel 77bis der middelbaar-onderwijswet en in verband daarmede Ons besluit van 3 Augustus 1926 (Staatsblad No. 291) kan worden ingetrokken;

Hebben goedgevonden en verstaan:

met ingang van 1 Juni 1938:

in te trekken Ons besluit van 3 Augustus 1926 (Staatsblad No. 291);

vast te stellen het navolgende reglement en programma voor het examen, bedoeld in artikel 77bis der middelbaar-onderwijswet.

Reglement

Artikel 1

Aan hen, die in het bezit zijn van een akte of getuigschrift, waaraan de bevoegdheid is verbonden tot het geven van middelbaar onderwijs in de Nederlandsche, de Fransche, de Hoogduitsche of de Engelsche taal, wordt eenmaal per jaar gelegenheid gegeven examen af te leggen in de handelsbriefwisseling in de taal, waarvoor zij bevoegdheid bezitten.

Artikel 2

De Informatie Beheer Groep benoemt jaarlijks een commissie, die het examen zal afnemen. Een der leden wordt daarbij tot voorzitter aangewezen. De commissie benoemt uit haar leden een secretaris.

Artikel 3

  • 1 Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen stelt het bedrag van het examengeld vast.

  • 2 De Informatie Beheer Groep maakt jaarlijks plaats en tijd van het examen bekend.

Artikel 4

Zij, die aan het examen wenschen deel te nemen, moeten zich aanmelden bij den voorzitter der examencommissie onder overlegging van het bewijs van hun bevoegdheid tot het geven van middelbaar onderwijs in de taal, waarvoor zij het examen willen afleggen, en van het bewijs, dat zij het examengeld hebben voldaan.

Artikel 5

Het examen wordt schriftelijk en mondeling afgenomen volgens het bij dit besluit behoorende programma.

Artikel 6

De examencommissie regelt het examen en stelt de regelen vast voor het verleenen van de in artikel 7 bedoelde aanteekening.

Artikel 7

Wanneer een candidaat het examen met gunstig gevolg heeft afgelegd, wordt op zijn bewijs van bevoegdheid tot het geven van middelbaar onderwijs een aanteekening gesteld. Deze aanteekening wordt door den voorzitter en den secretaris der examencommissie onderteekend.

Artikel 8

De examencommissie brengt aan Onzen voornoemden Minister en aan de Informatie Beheer Groep verslag uit omtrent haar werkzaamheden.

Artikel 9

De leden der examencommissie genieten vacatiegeld, volgens regelen, door Onzen voornoemden Minister vast te stellen, benevens vergoeding voor reis- en verblijfkosten.

Programma

III.

Het examen omvat:

  • 1. Het stellen van brieven naar aanleiding van gegeven handelstransacties.

  • 2.

    • a. Wat de Nederlandse taal betreft: de behandeling van een gegeven onderwerp uit het bedrijfsleven;

    • b. wat de Franse, de Hoogduitse en de Engelse taal betreft: het vertalen van een stuk proza op economisch gebied uit de vreemde taal in goed Nederlands en uit het Nederlands in de vreemde taal.

  • 3. Kennis en begrip van de handelsterminologie.

  • 4. Algemeene kennis van de organisatie en techniek van het goederen-, geld- en kapitaalverkeer, met inbegrip van de ondernemingsvormen; kennis van de kenmerkende handelsinstellingen en bijzondere gebruiken in binnen- en buitenland.

Onze Minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen is belast met de uitvoering van dit besluit, hetwelk in het Staatsblad zal worden geplaatst.

's-Gravenhage, den 10den Mei 1938

WILHELMINA.

De Minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen,

J. R. SLOTEMAKER DE BRUINE.

Uitgegeven den vier en twintigsten Mei 1938.

De Minister van Justitie,

C. GOSELING.