-
a. voor de weduwe, wier echtgenoot het leven heeft verloren in verband met het verzet,
dan wel is overleden aan de gevolgen van verwonding, verminking, ziekten of gebreken,
als bedoeld in artikel 4, alsmede voor de weduwe van de deelnemer aan het verzet, die is overleden door andere
oorzaken dan hiervoor genoemd en wiens invaliditeit, waarnaar zijn buitengewoon pensioen
laatstelijk was of zou zijn berekend, tenminste zestig procent bedroeg, vijfenzestig
procent van de pensioengrondslag, die op grond van het bepaalde in artikel 8 of artikel 41a voor de echtgenoot heeft of zou hebben gegolden, indien deze als deelnemer aan het
verzet recht op buitengewoon pensioen had of zou hebben gehad. Indien er bij het overlijden
van de deelnemer aan het verzet tevens recht of krachtens artikel 14, tweede lid, uitzicht op een of meerdere buitengewone pensioenen, als bedoeld onder i, bestaat, wordt het buitengewoon weduwenpensioen met het bedrag daarvan verminderd;
-
b. voor de weduwe van de deelnemer aan het verzet, die het leven heeft verloren door
andere oorzaken dan verwonding, verminking, ziekten of gebreken, als bedoeld in artikel 4, en wiens invaliditeit, waarnaar zijn buitengewoon pensioen laatstelijk was of zou
zijn berekend, minder dan zestig procent bedroeg, vijfenzestig procent van het pensioen,
waarop de deelnemer op het tijdstip van zijn overlijden recht had of zou hebben gehad.
Indien er bij het overlijden van de deelnemer aan het verzet tevens recht of krachtens
artikel 14, tweede lid, uitzicht op een of meer buitengewone pensioenen, als bedoeld onder j, bestaat, wordt het buitengewoon weduwenpensioen met het bedrag daarvan verminderd;
-
c. voor elk kind dat in familierechtelijke betrekking stond tot de deelnemer aan het
verzet, die het leven heeft verloren in verband met het verzet, dan wel is overleden
aan de gevolgen van verwonding, verminking, ziekten of gebreken, als bedoeld in artikel 4, alsmede voor elk door hem erkend kind, vijftien procent van de eerste € 2268,90
en tien procent van het overige gedeelte van de onder a bedoelde pensioengrondslag, indien de andere ouder aan het overlijden van de deelnemer
aan het verzet aanspraak op buitengewoon pensioen ontleent; dertig procent van de
eerste € 2268,90 en twintig procent van het overige gedeelte van het bedrag van die
grondslag, indien de andere ouder aan het overlijden van de deelnemer aan het verzet
geen aanspraak op buitengewoon pensioen ontleent.
Het vorenstaande is van overeenkomstige toepassing op het kind dat in familierechtelijke
betrekking stond tot de deelnemer aan het verzet, die is overleden door andere oorzaken
dan hiervoor genoemd en wiens invaliditeit, waarnaar zijn buitengewoon pensioen laatstelijk
was of zou zijn berekend, tenminste zestig procent bedroeg;
-
d. voor elk ander kind ten behoeve van hetwelk de vader, die het leven heeft verloren
in verband met het verzet, dan wel is overleden aan de gevolgen van verwonding, verminking,
ziekten of gebreken, als bedoeld in artikel 4, een onderhoudsplicht was opgelegd krachtens de bepalingen van het Burgerlijk Wetboek
of ten behoeve van hetwelk de vader deze onderhoudsplicht had erkend, vijftien procent
van de eerste € 2268,90 en tien procent van het overige gedeelte van de onder a bedoelde pensioengrondslag, indien de moeder aan het overlijden van de vader aanspraak
op buitengewoon pensioen ontleent; dertig procent van de eerste € 2268,90 en twintig
procent van het overige gedeelte van het bedrag van die grondslag, indien de moeder
aan het overlijden van de vader geen aanspraak op buitengewoon pensioen ontleent;
-
e. voor de ouders of bij ontstentenis van deze de grootouders van de overledene, zoveel
als hij in de regel als kostwinner tot hun levensonderhoud bijdroeg, doch niet meer
dan veertig procent van de eerste € 2268,90 en dertig procent van het overige bedrag
van de boven onder a bedoelde pensioengrondslag en wel tot de dood van de langstlevende;
-
f. voor elk ouderloos kleinkind van de overledene zoveel als hij in de regel als kostwinner
tot diens levensonderhoud bijdroeg, doch niet meer dan twintig procent van de eerste
€ 2268,90 en vijftien procent van het overige bedrag van de boven onder a bedoelde pensioengrondslag;
-
g. voor de schoonouders van de overledene zoveel als hij in de regel als kostwinner tot
hun levensonderhoud bijdroeg, doch niet meer dan veertig procent van de eerste € 2268,90
en dertig procent van het overige bedrag van de boven onder a bedoelde pensioengrondslag en wel tot de dood van de langstlevende dan wel tot het
tijdstip, waarop de overledene, ware hij nog in leven, als behuwdkind jegens hen niet
meer onderhoudsplichtig zou zijn geweest;
-
h. voor elk kind dat in familierechtelijke betrekking stond tot de deelnemer aan het
verzet, die het leven heeft verloren door andere oorzaken dan verwonding, verminking,
ziekten of gebreken, als bedoeld in artikel 4, en wiens invaliditeit, waarnaar zijn buitengewoon pensioen laatstelijk was of zou
zijn berekend, minder dan zestig procent bedroeg, vijftien procent van de eerste €
2268,90 en zes procent van het overige gedeelte van het onder b bedoelde pensioen, indien de andere ouder aan het overlijden van de deelnemer aan
het verzet aanspraak op buitengewoon pensioen ontleent; dertig procent van de eerste
€ 2268,90 en twaalf procent van het overige gedeelte van het bedrag van dat pensioen,
indien de andere ouder aan het overlijden van de deelnemer aan het verzet geen aanspraak
op buitengewoon pensioen ontleent.
Het in dit onderdeel bepaalde is slechts van toepassing op het kind, dat geboren is
uit het huwelijk van de hiervoren bedoelde ouders of dat voor de toepassing van deze
wet met een kind dat in familierechtelijke betrekking tot de deelnemer aan het verzet
staat is gelijkgesteld;
-
i. voor de gewezen echtgenote van een overleden deelnemer aan het verzet, die is overleden
aan de gevolgen van verwonding, verminking, ziekten of gebreken, als bedoeld in artikel 4, alsmede voor de gewezen echtgenote van een overleden deelnemer aan het verzet, die
is overleden door andere oorzaken dan hiervoor genoemd en wiens invaliditeit, waarnaar
zijn buitengewoon pensioen laatstelijk was of zou zijn berekend, ten minste zestig
procent bedroeg, een bedrag, berekend volgens de formule:
, in welke formule:
p voorstelt: het aantal volle jaren, gedurende hetwelk de man in zijn leeftijdsperiode
van 25 tot 65 jaar met de vrouw gehuwd is geweest, vermeerderd met het aantal volle
jaren, gedurende hetwelk de man in dezelfde leeftijdsperiode vóór het sluiten van
dat huwelijk zonder onderbreking ongehuwd is geweest, en
q voorstelt: de pensioengrondslag, welke op grond van het bepaalde in artikel 8 of artikel 41a voor de man op het tijdstip van zijn overlijden gold of zou hebben gegolden;
-
j. voor de gewezen echtgenote van een overleden deelnemer aan het verzet, die is overleden
door andere oorzaken dan verwonding, verminking, ziekten of gebreken, als bedoeld
in artikel 4, en wiens invaliditeit, waarnaar zijn buitengewoon pensioen laatstelijk was of zou
zijn berekend, minder dan zestig procent bedroeg, een bedrag, berekend volgens de
formule:
, in welke formule:
x voorstelt: het aantal volle jaren, gedurende hetwelk de man in zijn leeftijdsperiode
van 25 tot 65 jaar met de vrouw gehuwd is geweest, vermeerderd met het aantal volle
jaren, gedurende hetwelk de man in dezelfde leeftijdsperiode vóór het sluiten van
dat huwelijk zonder onderbreking ongehuwd is geweest, en
y voorstelt: het buitengewoon pensioen, waarop de man op het tijdstip van zijn overlijden
recht had of zou hebben gehad.