-
a. voor de weduwe, wier echtgenoot het leven heeft verloren in verband met zijn dienstbetrekking
als zeeman gedurende het in het eerste lid van artikel 1 genoemd tijdvak, of in verband met zijn gevangenhouding door de vijand, dan wel wier
echtgenoot is overleden aan de gevolgen van verwonding, verminking, ziekten of gebreken
als bedoeld in artikel 3, eerste en tweede lid, alsmede voor de weduwe van een zeeman, die is overleden door andere oorzaken dan
hiervoor genoemd en wiens arbeidsongeschiktheid, waarnaar zijn buitengewoon pensioen
laatstelijk was of zou zijn berekend, ten minste zestig procent bedroeg, vijfenzestig
procent van de pensioengrondslag, die op grond van het bepaalde in artikel 7 of artikel 35d voor de echtgenoot heeft of zou hebben gegolden, indien deze als zeeman recht op
buitengewoon pensioen had of zou hebben gehad. Indien er bij het overlijden van de
zeeman tevens recht of krachtens artikel 14, tweede lid, uitzicht op een of meerdere buitengewone pensioenen, als bedoeld onder i bestaat, wordt het buitengewoon weduwenpensioen met het bedrag daarvan verminderd;
-
b. voor de weduwe van de zeeman, die is overleden door andere oorzaken dan verwonding,
verminking, ziekten of gebreken, als bedoeld in artikel 3, eerste en tweede lid, en wiens arbeidsongeschiktheid, waarnaar zijn buitengewoon pensioen laatstelijk
was of zou zijn berekend, minder dan zestig procent bedroeg, vijfenzestig procent
van het pensioen, waarop de zeeman op het tijdstip van zijn overlijden recht had of
zou hebben gehad. Indien er bij het overlijden van de zeeman tevens recht of krachtens
artikel 14, tweede lid, uitzicht op een of meerdere buitengewone pensioenen, als bedoeld onder j, bestaat, wordt het buitengewoon weduwenpensioen met het bedrag daarvan verminderd;
-
c. voor elk kind dat in familierechtelijke betrekking stond tot de zeeman, die het leven
heeft verloren in verband met zijn dienstbetrekking als zeeman, gedurende het in het
eerste lid van artikel 1 genoemde tijdvak, of in verband met zijn gevangenhouding door de vijand, dan wel
is overleden aan de gevolgen van verwonding, verminking, ziekten of gebreken, als
bedoeld in artikel 3, eerste en tweede lid, vijftien procent van de eerste € 2268,90 en tien procent van het overige gedeelte
van de onder a bedoelde grondslag, indien de andere ouder aan het overlijden van de zeeman aanspraak
op buitengewoon pensioen ontleent; dertig procent van de eerste € 2268,90 en twintig
procent van het overige gedeelte van het bedrag van die grondslag, indien de andere
ouder aan het overlijden van de zeeman, geen aanspraak op buitengewoon pensioen ontleent.
Het vorenstaande is van overeenkomstige toepassing op het kind dat in familierechtelijke
betrekking stond tot de zeeman die is overleden door andere oorzaken dan hiervoor
genoemd en wiens arbeidsongeschiktheid, waarnaar zijn buitengewoon pensioen laatstelijk
was of zou zijn berekend, ten minste zestig procent bedroeg;
-
d. voor elk ander kind, ten behoeve van hetwelk aan de vader, die het leven heeft verloren
in verband met zijn dienstbetrekking als zeeman gedurende het in het eerste lid van artikel 1 genoemd tijdvak, of in verband met zijn gevangenhouding door de vijand, dan wel is
overleden aan de gevolgen van verwonding, verminking, ziekten of gebreken als bedoeld
in artikel 3, eerste en tweede lid, een onderhoudsplicht was opgelegd krachtens de bepalingen van het Burgerlijk Wetboek
of ten behoeve van hetwelk de vader deze onderhoudsplicht had erkend, vijftien procent
van de eerste € 2268,90 en tien procent van het overige gedeelte van de onder a bedoelde pensioengrondslag, indien de moeder aan het overlijden van de vader aanspraak
op buitengewoon pensioen ontleent; dertig procent van de eerste € 2268,90 en twintig
procent van het overige gedeelte van het bedrag van die grondsl ag, indien de moeder
aan het overlijden van de vader geen aanspraak op buitengewoon pensioen ontleent;
-
e. voor de ouders of bij ontstentenis van deze voor de grootouders van de overledene,
zoveel als hij in de regel als kostwinner tot hun levensonderhoud bijdroeg, doch niet
meer dan veertig procent van de eerste € 2268,90 en dertig procent van het overige
bedrag van de boven onder a bedoelde pensioengrondslag en wel tot de dood van de langstlevende;
-
f. voor elk ouderloos kleinkind van de overledene zoveel als hij in de regel als kostwinner
tot diens levensonderhoud bijdroeg, doch niet meer dan twintig procent van de eerste
€ 2268,90 en vijftien procent van het overige bedrag van de boven onder a bedoelde pensioengrondslag;
-
g. voor de schoonouders van de overledene zoveel als hij in de regel als kostwinner tot
hun levensonderhoud bijdroeg, doch niet meer dan veertig procent van de eerste € 2268,90
en dertig procent van het overige bedrag van de boven onder a bedoelde pensioengrondslag en wel tot de dood van de langstlevende dan wel tot het
tijdstip, waarop de overledene, ware hij nog in leven, als behuwdkind jegens hen niet
meer onderhoudsplichtig zou zijn geweest;
-
h. voor elk kind dat in familierechtelijke betrekking stond tot de zeeman, die het leven
heeft verloren door andere oorzaken dan verwonding, verminking, ziekten of gebreken,
als bedoeld in artikel 3, eerste en tweede lid, en wiens arbeidsongeschiktheid, waarnaar zijn buitengewoon pensioen laatstelijk
was of zou zijn berekend, minder dan zestig procent bedroeg, vijftien procent van
de eerste € 2268,90 en zes procent van het overige gedeelte van het onder b bedoelde pensioen, indien de andere ouder aan het overlijden aanspraak op buitengewoon
pensioen ontleent; dertig procent van de eerste € 2268,90 en twaalf procent van het
overige gedeelte van het bedrag van dat pensioen, indien de andere ouder aan het overlijden
van de zeeman geen aanspraak op buitengewoon pensioen ontleent. Het in dit onderdeel
bepaalde is slechts van toepassing op het kind, dat geboren is uit het huwelijk van
de hiervoren bedoelde ouders of dat voor de toepassing van deze wet met een kind dat
in familierechtelijke betrekking tot de zeeman staat is gelijkgesteld;
-
i. voor de gewezen echtgenote van een overleden zeeman, die is overleden aan de gevolgen
van verwonding, verminking, ziekten of gebreken, als bedoeld in artikel 3, eerste en tweede lid, alsmede voor de gewezen echtgenote van een overleden zeeman, die is overleden door
andere oorzaken dan hiervoor genoemd en wiens arbeidsongeschiktheid, waarnaar zijn
buitengewoon pensioen laatstelijk was of zou zijn berekend, ten minste zestig procent
bedroeg, een bedrag, berekend volgens de formule:
,
in welke formule: p voorstelt: het aantal volle jaren, gedurende hetwelk de man in zijn leeftijdsperiode
van 25 tot 65 jaar met de vrouw gehuwd is geweest, vermeerderd met het aantal volle
jaren, gedurende hetwelk de man in dezelfde leeftijdsperiode vóór het sluiten van
dat huwelijk zonder onderbreking ongehuwd is geweest, en q voorstelt: de pensioengrondslag, welke op grond van het bepaalde in artikel 7 of artikel 35d voor de man op het tijdstip van zijn overlijden gold of zou hebben gegolden;
-
j. voor de gewezen echtgenote van een overleden zeeman, die is overleden door andere
oorzaken dan verwonding, verminking, ziekten of gebreken, als bedoeld in artikel 3, eerste en tweede lid, en wiens arbeidsongeschiktheid, waarnaar zijn buitengewoon pensioen laatstelijk
was of zou zijn berekend, minder dan zestig procent bedroeg, een bedrag, berekend
volgens de formule:
,
in welke formule: x voorstelt: het aantal volle jaren, gedurende hetwelk de man in zijn leeftijdsperiode
van 25 tot 65 jaar met de vrouw gehuwd is geweest, vermeerderd met het aantal volle
jaren, gedurende hetwelk de man in dezelfde leeftijdsperiode vóór het sluiten van
dat huwelijk zonder onderbreking ongehuwd is geweest, en y voorstelt: het buitengewoon pensioen, waarop de man op het tijdstip van zijn overlijden
recht had of zou hebben gehad.