Wet van 13 mei 1948, tot opheffing van de bijzondere gerechtshoven, de Bijzondere
Raad van Cassatie en de tribunalen
Wij WILHELMINA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau,
enz., enz., enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de berechting van politieke
delinquenten en het opleggen van bijzondere maatregelen krachtens het Tribunaalbesluit zo spoedig mogelijk aan de organen van de gewone rechterlijke macht over te dragen
door de bijzondere gerechtshoven, de Bijzondere Raad van Cassatie en de tribunalen
op te heffen en de rechtsmacht dezer colleges te doen overgaan op de organen der gewone
rechterlijke macht, alsmede enige andere met de bijzondere rechtspleging verband houdende
voorzieningen te treffen;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal,
hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze: