Besluit instelling examens ter verkrijging getuigschrift tolk-vertaler

Geraadpleegd op 30-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-08-2016 en zichtdatum 26-11-2024.
Geldend van 22-09-1991 t/m heden

Besluit van 16 september 1949, houdende instelling van examens ter verkrijging van een getuigschrift van tolk-vertaler

Wij JULIANA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen van 2 Maart 1949, no. 20186, afdeling Voorbereidend Hoger en Middelbaar Onderwijs;

Overwegende, dat het wenselijk is examens ter verkrijging van een getuigschrift van tolk-vertaler in te stellen en een reglement en programma voor die examens vast te stellen;

De Raad van State gehoord (advies van 24 Mei 1949, no. 21);

Gezien het nader rapport van Onze voornoemde Minister van 5 September 1949, no. 16841, afdeling Voorbereidend Hoger en Middelbaar Onderwijs;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel 1

Telkenjare wordt van Rijkswege gelegenheid gegeven tot het afleggen van examens ter verkrijging van een getuigschrift van tolk-vertaler. De examens zullen worden afgenomen met inachtneming van de navolgende bepalingen.

Artikel 2

De examens worden afgenomen door de commissiën, belast met het afnemen van de examens ter verkrijging van een akte van bekwaamheid tot het geven van middelbaar onderwijs in de vreemde talen, in dier voege, dat elke commissie is belast met het afnemen der examens ter verkrijging van het getuigschrift van tolk-vertaler in de taal, waarvoor zij de akte-examens afneemt.

Artikel 3

De vereisten zijn:

  • a. degelijke kennis van de spraakkunst, zowel van de vormleer als van de syntaxis;

  • b. het maken van een schriftelijke vertaling van een niet te gemakkelijk stuk proza, betrekking hebbende op het maatschappelijk leven in de ruimste zin, uit het Nederlands in de vreemde taal;

  • c. het maken van een schriftelijke vertaling van een niet te gemakkelijk stuk proza, betrekking hebbende op het maatschappelijk leven in de ruimste zin, uit de vreemde taal in het Nederlands;

  • d. het schrijven van ten hoogste drie brieven in de vreemde taal, betrekking hebbende op het maatschappelijk leven in de ruimste zin;

  • e. het geven van een korte mondelinge dan wel schriftelijke samenvatting in het Nederlands van een stuk proza in de vreemde taal alsmede het geven van een korte mondelinge dan wel schriftelijke samenvatting in de vreemde taal van een stuk proza in het Nederlands;

  • f. kennis van land en volk in Nederland en in het land waar de vreemde taal als eerste taal geldt;

  • g. vaardigheid van het tolken tussen sprekers in het Nederlands en sprekers in de vreemde taal;

  • h. vaardigheid in het spreken;

  • i. een goede uitspraak.

Artikel 4

  • 1 Zij, die zich wensen te onderwerpen aan een der examens ter verkrijging van een getuigschrift van tolk-vertaler en in het bezit zijn van het getuigschrift wegens met gunstig gevolg afgelegd candidaatsexamen aan een universiteit in de taal, waarvoor zij het getuigschrift van tolk-vertaler verlangen, dan wel van de akte van bekwaamheid tot het geven van middelbaar onderwijs in de taal, waarvoor zij het getuigschrift van tolk-vertaler verlangen, worden bij het examen vrijgesteld van een onderzoek in de onderdelen, vermeld in artikel 3 onder a en f.

  • 2 De examencommissie kan op schriftelijk verzoek vrijstelling verlenen van een of meer onderdelen van het examen op grond van het bezit van een ander diploma of getuigschrift of een andere akte dan bedoeld in het eerste lid, dan wel op grond van het bezit van een verklaring als bedoeld in artikel 31 van de Wet op het voortgezet onderwijs (Stb. 1986, 552) of in artikel 35 van de Wet op het hoger beroepsonderwijs (Stb. 1986, 289).

  • 3 De geldigheidsduur van een vrijstelling als bedoeld in het tweede lid wordt door de examencommissie vastgesteld en kan door haar worden verlengd.

  • 4 Indien de examencommissie de gevraagde vrijstelling, bedoeld in het tweede lid, verleent, zendt zij de verzoeker een bewijs van vrijstelling. Dit bewijs vermeldt de datum waarop de vrijstelling is verleend, het examenonderdeel of de examenonderdelen waarop de vrijstelling betrekking heeft, en tevens de geldigheidsduur.

Artikel 5

  • 1 Voor het afleggen van het examen is een bedrag van f 450, met een interimtarief van f 360 voor het examen dat in 1986 aanvangt, verschuldigd.

  • 2 Indien het volledige staatsexamen in één kalenderjaar wordt afgelegd, is het in het eerste lid genoemde bedrag verschuldigd.

  • 3 Indien het staatsexamen, bedoeld in het eerste lid, verspreid over meer dan één kalenderjaar wordt afgelegd, bedraagt het examengeld per kalenderjaar f 50, vermeerderd met een bedrag voor elk onderdeel dat in het desbetreffende kalenderjaar wordt afgelegd. Het bedrag voor een onderdeel wordt bepaald door het bedrag, bedoeld in het eerste lid, te verminderen met f 50 en te delen door het aantal onderdelen.

  • 4 Onze Minister van Onderwijs en Wetenschappen stelt na overleg met de desbetreffende staatsexamencommissie het aantal onderdelen als bedoeld in het derde lid vast.

  • 5 Voor het afleggen van een herexamen is geen examengeld verschuldigd.

Artikel 6

De examencommissie regelt het examen en stelt de regelen vast voor het verlenen van het gevraagde getuigschrift.

Artikel 7

Het model van de uit te reiken getuigschriften wordt door Onze Minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen vastgesteld.

Artikel 8

De getuigschriften als tolk-vertaler, verkregen volgens de bepalingen van het bereids vervallen besluit van de Secretaris-Generaal van het Departement van Opvoeding, Wetenschap en Kultuurbescherming van 12 Maart 1942, no. 82 O.W.K., (opgenomen in de Nederlandse Staatscourant van 4 Augustus 1942, no. 149), gewijzigd bij diens besluit van 18 Februari 1943, worden gelijkgesteld met de getuigschriften, welke worden uitgereikt op grond van de bepalingen van dit besluit.

Onze Minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen is belast met de uitvoering van dit besluit, hetwelk in het Staatsblad zal worden geplaatst en waarvan afschrift zal worden gezonden aan de Raad van State en aan de Algemene Rekenkamer.

Soestdijk, 16 September 1949

JULIANA.

De Minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen,

TH. RUTTEN.

Uitgegeven de elfde October 1949.

De Minister van Justitie,

WIJERS.