Besluit ex artikel 3 Wet buitengewoon pensioen zeelieden-oorlogsslachtoffers

Geraadpleegd op 13-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-01-2016 en zichtdatum 01-01-2016.
Geldend van 01-01-2011 t/m heden

Besluit van 22 oktober 1949, tot vaststelling van een algemene maatregel van bestuur, als bedoeld in artikel 3, derde lid, en in artikel 39 der Wet buitengewoon pensioen zeelieden-oorlogsslachtoffers

Wij JULIANA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz.

Op de voordracht van Onze Ministers van Verkeer en Waterstaat en van Sociale Zaken van 29 Juli 1949, No. 197564 Z;

Gelet op artikel 3, derde lid, artikel 13 en artikel 39 van de Wet buitengewoon pensioen zeelieden-oorlogsslachtoffers (Staatsblad 1947, No. H 420);

De Raad van State gehoord (advies van 6 September 1949, No. 33);

Gezien het nader rapport van Onze Ministers van Verkeer en Waterstaat en van Sociale Zaken van 3 October 1949, No. 206085 Z;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Hoofdstuk I. Inleidende bepaling

Artikel 1

In dit besluit wordt verstaan onder:

de wet: de Wet buitengewoon pensioen zeelieden-oorlogsslachtoffers (Stb. 1986, 576);

Onze Minister: Onze Minister van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur;

de zeeman: de zeeman, bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de wet;

de Raad: de Pensioen- en Uitkeringsraad, bedoeld in artikel 3 van de Wet uitvoering wetten voor verzetsdeelnemers en oorlogsgetroffenen;

de Sociale verzekeringsbank: de Sociale verzekeringsbank, genoemd in artikel 6 van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen.

Hoofdstuk II. Van het geneeskundig onderzoek

Artikel 2

  • 1 Het geneeskundig onderzoek, bedoeld in artikel 13 der wet, geschiedt door een geneeskundig adviseur, door de Raad of de Sociale verzekeringsbank aan te wijzen, of diens plaatsvervanger.

  • 2 Op verzoek van de zeeman wijst de Raad of de Sociale verzekeringsbank bovendien een andere, door de zeeman gekozen arts aan, die het onderzoek bijwoont of de in het eerste lid bedoelde artsen schriftelijk van advies dient.

  • 3 Bij de aanvrage om pensioen voegt de zeeman een omschrijving van de omstandigheden, waaronder de verwonding of verminking, of de ziekten of gebreken, naar zijn mening zijn ontstaan, alsmede van de nadelige gevolgen, welke hij daarvan ondervindt, zo mogelijk gestaafd door bewijsstukken.

Artikel 3

Indien de artsen, bedoeld in artikel 2, eerste lid, dit voor het uitbrengen van hun rapport nodig achten, is de Raad of de Sociale verzekeringsbank bevoegd de zeeman voor de tijd van ten hoogste dertien weken in een inrichting ter observatie te doen opnemen.

Artikel 4

  • 1 De artsen, bedoeld in artikel 2, eerste lid, brengen zo spoedig mogelijk aan de Raad of de Sociale verzekeringsbank een met redenen omkleed rapport uit.

  • 2 Indien het rapport een eerste onderzoek betreft, worden in dat rapport tenminste gevraagd:

    • a. een nauwkeurige omschrijving van de waargenomen of uit het onderzoek gebleken verwonding, verminking, ziekten of gebreken;

    • b. een nauwkeurige omschrijving van de stoornissen en bezwaren, veroorzaakt door de waargenomen of uit het onderzoek gebleken verwonding, verminking, ziekten of gebreken, welke omschrijving een duidelijke voorstelling moet geven van de toestand, zoals deze zich na 1 Januari 1946 heeft ontwikkeld;

    • c. omstandige mededelingen omtrent het ontstaan, het tot uiting komen of de verergering van de verwonding, verminking, ziekten of gebreken, zowel wat door of namens de Raad dienaangaande wordt verklaard, als wat de zeeman zelf meent te kunnen aanvoeren;

    • d. beschouwingen omtrent het verband, dat op geneeskundige gronden geacht kan worden al dan niet te bestaan tussen de aangegeven oorzaken en de verwonding, verminking, ziekten of gebreken; mededeling of en zo ja, op welke andere wijze het ontstaan der verwonding, verminking, ziekten of gebreken op geneeskundige gronden meer aannemelijk is te achten, dan die, welke in de overgelegde verklaring is aangegeven;

    • e. een beschouwing omtrent de kansen op genezing of verbetering van de verwonding, verminking, ziekten of gebreken, welke aanleiding hebben gegeven tot het instellen van het geneeskundig onderzoek, zomede een overzicht van de tijd, gedurende welke de zeeman uit hoofde van die verwonding, verminking, ziekten of gebreken, geneeskundige behandeling en verpleging nodig had en vermoedelijk nog nodig zal hebben, voorts van de aard van die geneeskundige behandeling en verpleging;

    • f. medische beoordeling van de omstandigheden, welke op de arbeidsongeschiktheid van invloed zijn.

  • 3 Indien het rapport een onderzoek betreft, verband houdende met vernieuwing of wijziging van buitengewoon pensioen, worden in dat rapport tenminste gevraagd:

    • a. omstandige mededelingen omtrent de verdere ontwikkeling van de bij het eerste onderzoek waargenomen of gebleken verwonding, verminking, ziekten of gebreken;

    • b. een nauwkeurige omschrijving van de stoornissen en bezwaren veroorzaakt door de bij het eerste onderzoek waargenomen of gebleken verwonding, verminking, ziekten of gebreken, welke omschrijving een duidelijke voorstelling moet geven van de toestand, zoals deze zich sedert het vorige onderzoek heeft ontwikkeld;

    • c. een overzicht van de tijd, gedurende welke de zeeman uit hoofde van de bij het eerste onderzoek waargenomen of gebleken verwonding, verminking, ziekten of gebreken, vermoedelijk verdere geneeskundige behandeling en verpleging nodig zal hebben, zomede de aard van die geneeskundige behandeling en verpleging;

    • d. mededelingen omtrent de aard van de geneeskundige behandeling en verpleging, welke vermoedelijk nog nodig zal zijn;

    • e. omstandige mededelingen omtrent de sedert het vorige onderzoek ingetreden wijziging van de bij het eerste onderzoek gegeven medische beoordeling van de omstandigheden, welke op de arbeidsongeschiktheid van invloed zijn.

Artikel 5

  • 1 In gevallen, waarin daartoe aanleiding bestaat kan de Raad of de Sociale verzekeringsbank over het rapport van de artsen, bedoeld in artikel 2, eerste lid, een rapport van een of meer deskundigen vragen en de zeeman daartoe nogmaals geneeskundig doen onderzoeken of hem voor de tijd van ten hoogste dertien weken in een inrichting ter observatie doen opnemen. Wijkt het gevoelen van deze deskundige of deskundigen af van dat van de artsen, over wier rapport zij werden gehoord, dan wordt het rapport van die deskundige of deskundigen ter kennis gebracht van de artsen, bedoeld in artikel 2, eerste lid, die de Raad of de Sociale verzekeringsbank van hun gevoelen nader schriftelijk doen blijken.

  • 2 De Raad of de Sociale verzekeringsbank is bevoegd bij zijn ingevolge artikel 22, eerste lid, der wet te nemen beslissing af te wijken van de conclusie, neergelegd in het rapport van de artsen, bedoeld in artikel 2, eerste lid, en in dat van de deskundige of deskundigen, bedoeld in het eerste lid.

Artikel 6

  • 1 Voorzover het onderzoek, ingesteld naar het ontstaan, de aard en de gevolgen van verwonding, verminking, ziekten of gebreken, aanleiding zou kunnen geven tot toekenning aan de zeeman van een buitengewoon pensioen, dan wel tot vernieuwing of wijziging van zijn buitengewoon pensioen, wordt door de arts of de artsen, bedoeld in artikel 2, eerste lid, tweede volzin aan de Raad of de Sociale verzekeringsbank een met redenen omkleed rapport uitgebracht.

  • 2 Indien het rapport een eerste onderzoek betreft, wordt in dat rapport tenminste een uitspraak gevraagd omtrent:

    • a. het al dan niet bestaan van arbeidsongeschiktheid, zomede een korte omschrijving van de overwegingen, welke tot die uitspraak hebben geleid;

    • b. de mate van arbeidsongeschiktheid uitgedrukt in een percentage; percentages van arbeidsongeschiktheid boven tien procent naar boven afgerond tot een veelvoud van tien procent;

    • c. het tijdstip van het intreden der arbeidsongeschiktheid;

    • d. de mogelijkheid van toekomstige verandering van het percentage der arbeidsongeschiktheid en van het vermoedelijke tijdstip der verandering.

  • 3 Indien het rapport een onderzoek betreft, verband houdende met vernieuwing of wijziging van buitengewoon pensioen, wordt in dat rapport tenminste gevraagd een uitspraak omtrent:

    • a. het al dan niet bestaan van arbeidsongeschiktheid, zomede een korte omschrijving van de overwegingen, welke tot die uitspraak hebben geleid;

    • b. de mate van arbeidsongeschiktheid uitgedrukt in een percentage; percentages van arbeidsongeschiktheid boven tien procent naar boven afgerond tot een veelvoud van tien procent;

    • c. het tijdstip van het intreden van de wijziging in de bij het vorig onderzoek vastgestelde mate van arbeidsongeschiktheid;

    • d. de mogelijkheid van toekomstige verandering van het percentage der arbeidsongeschiktheid en van het vermoedelijke tijdstip der verandering.

  • 4 Het percentage der arbeidsongeschiktheid, bedoeld in het tweede lid, onder b, en in het derde lid, onder b, wordt bepaald in verband met het beroep, dat de zeeman voor het intreden van zijn arbeidsongeschiktheid laatstelijk heeft vervuld, of indien dit voor de zeeman voordeliger is, naar zijn algemene arbeidsongeschiktheid.

  • 5 Na omscholing tot een nieuw beroep, wordt, indien dit voor de zeeman voordeliger is, de arbeidsongeschiktheid bepaald naar het nieuwe beroep.

Hoofdstuk III. Van de kosten van onderzoek

Artikel 7

  • 1 De vergoeding voor de in artikel 2, tweede lid, bedoelde arts wordt door de Sociale verzekeringsbank vastgesteld.

  • 2 Alle kosten van geneeskundige onderzoekingen, inbegrepen de kosten van de door de belanghebbende gekozen arts, en van rapporten, evenals die verbonden aan een observatie, alsmede de, naar het oordeel van de Sociale verzekeringsbank, noodzakelijke reiskosten van de belanghebbende en die van de voor zijn reis benodigde begeleiding naar en van de plaats, waar het geneeskundig onderzoek plaats vindt, komen ten laste van het Rijk; zij worden gedeclareerd bij de Sociale verzekeringsbank.

  • 3 Indien de zeeman tengevolge van een geneeskundig onderzoek en/of van een observatie inkomsten derft, wordt hem een vergoeding gegeven. Deze vergoeding wordt, gehoord de zeeman, door de Sociale verzekeringsbank ten laste van het Rijk vastgesteld.

Hoofdstuk IV. Van de geneeskundige behandeling en verpleging

Artikel 8

De geneeskundige behandeling en verpleging, als bedoeld in artikel 3, zesde lid, der wet, omvat naast genees- en heelkundige voorzieningen, voorzieningen van medisch-sociale aard alsmede al hetgeen geacht kan worden dienstig te zijn voor het herstel, het behoud of de bevordering van de geschiktheid tot werken, voorzover die geschiktheid is verminderd tengevolge van verwonding, verminking, ziekten of gebreken, welke het recht op buitengewoon pensioen hebben doen ontstaan.

Artikel 9

  • 1 De kosten van de in artikel 8 bedoelde behandeling en verpleging worden slechts vergoed, indien en voor zover de zeeman niet op grond van andere voorschriften of krachtens overeenkomst op volledige of gedeeltelijke vergoeding van die kosten aanspraak kan maken. Daarbij wordt de in het derde lid bedoelde vaste vergoeding niet in aanmerking genomen.

  • 2 Behoudens de in het derde lid bedoelde vaste vergoeding wordt de vergoeding voor behandeling en verpleging verleend volgens door Onze Minister te stellen regelen.

  • 3 Voor de bestrijding van kosten van voorzieningen van medisch-sociale aard wordt aan de zeeman, die een vermeerdering, bedoeld in de artikelen 9 en 10 van de wet, geniet, jaarlijks een vaste vergoeding toegekend van € 1 361,34 Deze vergoeding wordt in maandelijkse termijnen van € 113,45 uitbetaald. Het recht op deze vergoeding gaat in op de eerste dag van de maand waarin bedoelde vermeerdering wordt toegekend en eindigt met het einde van de maand, waarin de belanghebbende is overleden.

Onze Minister van Verkeer en Waterstaat is belast met de uitvoering van dit besluit, hetwelk in het Staatsblad zal worden geplaatst en waarvan afschrift zal worden gezonden aan de Raad van State en aan de Algemene Rekenkamer.

Soestdijk, 22 October 1949

JULIANA.

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

D. G. W. SPITZEN.

De Minister van Sociale Zaken,

A. M. JOEKES.

Uitgegeven de vijf en twintigste November 1949.

De Minister van Justitie,

WIJERS.