-
1°. overtredingen van voorschriften, gesteld bij of krachtens:
de Aanpassingswet Algemene douanewet, artikel XLIX, eerste lid;
de Algemene douanewet, de artikelen 1:4, eerste en tweede lid, en 3:1, voorzover betrekking hebbend op goederen die ingevolge regelingen van internationaal
of nationaal recht worden aangemerkt als strategische goederen;
de Arbeidsomstandighedenwet, de artikelen 6, eerste lid, eerste volzin, 28, zesde lid, 28a, zesde lid, 32, en
– voor zover aangewezen als strafbare feiten – de artikelen 6, eerste lid, tweede
volzin, en 16, tiende lid;
de Arbeidstijdenwet, de artikelen 8:3, eerste lid, 8:3a, zesde lid, en een niet naleven als bedoeld in
artikel 11:3;
de Distributiewet, de artikelen 4, 5, 6, 7, 8, 15, tweede, vierde en vijfde lid, 16 en 17;
Drinkwaterwet, de artikelen: 4, eerste lid, 21, 22, 23, 25 tot en met 35, 38, 49 en 51;
de Geneesmiddelenwet, de artikelen 18, eerste lid, 28, eerste lid, 37, derde lid, 38, eerste lid, 39,
eerste lid, 40, eerste en tweede lid, 61, eerste lid, 62, eerste en derde lid, 67
en 67a, eerste lid;
de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren, de artikelen 17 tot en met 21, 25, 26, 29, 30, 31b, 81b, 81c, 98, 100 en 101a;
de Hamsterwet, de artikelen 3 en 4;
de Landbouwwet, artikel 19;
de Noodwet financieel verkeer, de artikelen 3, 4, 5, 6, 11, 12, 17, 18, 26 en 28, tweede lid;
de Noodwet voedselvoorziening, de artikelen 6, 7, 9, 10, 11, tweede lid, 12, 13, 22, 23, 24, eerste lid, 25 en 29;
de Overgangswet elektriciteitsproductiesector, de artikelen 8, tweede lid, en 12;
de Prijzennoodwet, de artikelen 5, 6, tweede lid, en - voor zover aangeduid als strafbare feiten - 8 en 9;
de Sanctiewet 1977, de artikelen 2, 7 en 9, voor zover betrekking hebbend op de onderwerpen, bedoeld in artikel 3;
de Spoorwegwet, artikel 96, tweede lid;
de Telecommunicatiewet, de artikelen 3.13, eerste lid, 3.22, 10.1, 10.5, tweede lid, 10.9, eerste lid, 10.11,
eerste lid, 11a.1, vijfde en zesde lid, en 18.9;
de Uitvoeringswet verdrag biologische wapens, de artikelen 2, eerste en derde lid, 3 en 4;
de Uitvoeringswet verdrag chemische wapens, de artikelen 2 en 3, eerste lid;
de Verordening (EU) nr. 596/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 16 april
2014 betreffende marktmisbruik en inhoudende intrekking van Richtlijn 2003/6/EG van
het Europees Parlement en de Raad en Richtlijnen 2003/124, 2003/125/EG en 2004/72/EG
van de Commissie (PbEU 2014 L 173), de artikelen 14 en 15;
de Wet allocatie arbeidskrachten door intermediairs, artikel 22, zesde lid;
de Wet arbeid vreemdelingen, artikel 17b, zesde lid;
de Wet dieren, de artikelen 2.2, vijfde lid, negende en tiende lid voor wat betreft de onderwerpen,
bedoeld in het tiende lid, onderdelen a en e en onderdeel r, voor zover dat onderdeel
betrekking heeft op regels als bedoeld in onderdeel e, 2.7, eerste en tweede lid voor
wat betreft de onderwerpen, bedoeld in het tweede lid, onderdeel a, onder 1°, 2.8,
eerste lid, onderdeel b en c, 2.10, tweede tot en met vierde lid, 2.12, 2.17, 2.18,
eerste en tweede lid, 2.19, eerste lid, 2.20, eerste en tweede lid voor wat betreft
de onderwerpen, bedoeld in het tweede lid, onderdelen a, onder 1°, b, c, e en f, 2.21,
eerste en derde lid, 2.22, eerste en derde lid, 2.25, eerste en derde lid, 3.1, eerste
en tweede lid voor wat betreft de onderwerpen, bedoeld in het tweede lid, onderdelen
a, b, d, f, i, j, k, l, m en n, 3.2, 5.1, derde lid, tweede volzin, 5.4, eerste lid,
5.5, eerste lid, 5.6, eerste en vijfde lid, 5.11, eerste lid, 5.12, eerste lid, 5.15,
eerste en vierde lid, 8.4, en artikel 2.8, eerste lid, onderdeel a, en derde en vierde
lid voor wat betreft de onderwerpen, bedoeld in het vierde lid, onderdelen a, b en
c, voor zover deze overtredingen plaatsvinden in de uitoefening van een bedrijf waar
dieren van krachtens artikel 2.3, tweede lid, aangewezen soorten of categorieën, worden
gehouden, artikel 5.10, eerste lid, voor zover deze overtredingen plaatsvinden in
de uitoefening van een bedrijf, of een of meer van de voornoemde bepalingen in samenhang
met artikel 6.2, eerste lid, artikel 6.4, eerste lid, of artikel 7.5, derde lid;
de Wet goedkeuring en uitvoering Markham-overeenkomstartikel 6;
de Wet financiële betrekkingen buitenland 1994, artikel 5, eerste lid;
de Wet lokaal spoor, artikel 49, tweede lid;
de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag, artikel 18i, zesde lid;
de Wet precursoren voor explosieven, artikel 3, eerste en tweede lid;
de Wet ruimtevaartactiviteiten, de artikelen 3, eerste en derde lid, 7, derde lid, en 10;
de Wet strategische diensten, de artikelen 2, eerste, tweede en vierde lid, 3, eerste lid, 4, eerste, derde, vierde
en vijfde lid, 5, eerste en tweede lid, 6, eerste en tweede lid, 7, eerste, tweede
en derde lid, 8, 9, eerste lid, 10, eerste lid, 11, 15 en 22;
de Wet voorkoming misbruik chemicaliën, de artikelen 2, onder a, en 4, tweede lid.
-
2°. overtredingen van voorschriften, gesteld bij of krachtens:
de Algemene douanewet, de artikelen 1:4, eerste en tweede lid, en 3:1, voorzover betrekking hebbend op goederen die niet ingevolge regelingen van internationaal
of nationaal recht worden aangemerkt als strategische goederen;
de Bankwet 1998, artikel 9a, eerste tot en met derde lid;
de Bodemproductiewet 1939, artikel 3;
Drinkwaterwet, de artikelen 15 en 17, tweede lid;
de Erfgoedwet, de artikelen 4.2, 4.3, 4.4, 4.5, 4.6, 4.7, 4.8, 4.22 en 4.23;
de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren, de artikelen 3 tot en met 13, 77 tot en met 80, 96, 97, 99, 101, 102 tot en met 105, 107, 111 en 120;
de Landbouwwet, de artikelen 17, 18, 20, 22, 24, 25, 26, 27, 28, 29, 47, en 51;
de Mijnbouwwet, de artikelen 6, 13, tweede lid, 22, vijfde lid, 23, 25, artikel 29, eerste en derde lid, 31d, eerste lid, 31i, 34, eerste en derde lid, 36, tweede en derde lid, 39, 40, 41, 42, 44, 45, 46, 47, 48, 49, 50, 51, 52, 91, tweede lid, 102, 120, 123, 130 en 151;
de Telecommunicatiewet, de artikelen 3.20, eerste tot en met derde lid, 10.2, 10.10,
eerste lid, laatste volzin, 13.1, 13.2, 13.2a, 13.2b, 13.4, eerste lid, 13.5 en 13.8;
de verordening (EG) nr. 2100/94 van de Raad van de Europese Unie van 27 juli 1994
inzake het communautaire kwekersrecht (PbEG L 227), de artikelen 13, tweede lid, 17,
eerste en tweede lid en 18, derde lid;
de verordening (EG) nr. 2271/96 van de Raad van de Europese Unie van 22 november 1996
tot bescherming tegen de gevolgen van de extraterritoriale toepassing van rechtsregels
uitgevaardigd door een derde land en daarop gebaseerde of daaruit voortvloeiende handelingen
(PbEG L 309), artikel 2, eerste en tweede alinea, en artikel 5, eerste alinea;
de verordening (EG) nr. 1338/2001 van de Raad van de Europese Unie van 28 juni 2001
tot vaststelling van maatregelen die noodzakelijk zijn voor de bescherming van de
euro tegen valsemunterij (PbEG L 181), artikel 6, eerste lid;
de verordening (EU) nr. 1210/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 15 december
2010 betreffende de echtheidscontrole van euromunten en de behandeling van euromunten
die ongeschikt zijn voor de circulatie (PbEU 2010, L 339), de artikelen 3 en 4;
de Verordening (EU) nr. 596/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 16 april
2014 betreffende marktmisbruik en inhoudende intrekking van Richtlijn 2003/6/EG van
het Europees Parlement en de Raad en Richtlijnen 2003/124, 2003/125/EG en 2004/72/EG
van de Commissie (PbEU 2014 L 173), de artikelen 17, 18, 19 en 20;
de Wet dieren, de artikelen 2.2, negende en tiende lid voor wat betreft de onderwerpen, bedoeld
in het tiende lid, onderdelen f tot en met q en onderdeel r, voor zover dat onderdeel
betrekking heeft op regels als bedoeld in de onderdelen f tot en met q, 2.3, eerste
lid, 2.5, eerste en tweede lid, 2.6, eerste en tweede lid voor wat betreft de onderwerpen,
bedoeld in het tweede lid, onderdeel a, onder 2° en 3°, 2.7, eerste en tweede lid
voor wat betreft de onderwerpen, bedoeld in het tweede lid, met uitzondering van onderdeel
a, onder 1°, 2.8, derde en vierde lid voor wat betreft de onderwerpen, bedoeld in
het vierde lid, onderdeel f, 2.11, eerste en tweede lid, artikel 2.16, eerste, derde
en vierde lid, 2.20, eerste en tweede lid voor wat betreft de onderwerpen, bedoeld
in het tweede lid, onderdelen a, onder 2°, d, g, h, i, j, k, en l, 2.23, en artikel
2.2, negende en tiende lid voor wat betreft de onderwerpen, bedoeld in het tiende
lid, onderdelen b, c en d, en onderdeel r, voor zover dat onderdeel betrekking heeft
op regels als bedoeld in de onderdelen b, c en d, 2.3, derde en vierde lid, 2.4, eerste,
tweede en derde lid, voor zover deze overtredingen plaatsvinden in de uitoefening
van een bedrijf waar dieren van krachtens artikel 2.3, tweede lid, aangewezen soorten
of categorieën, worden gehouden, of een of meer van de voornoemde bepalingen in samenhang
met artikel 6.2, eerste lid, artikel 6.4, eerste lid, of artikel 7.5, derde lid;
de Wet explosieven voor civiel gebruik, de artikelen 3, 10 en 17, eerste lid;
de Wet op het financieel toezicht, de artikelen 1:74, eerste lid, 2:3a, eerste lid, 2:3e, eerste lid, 2:3f, eerste lid, 2:3g, eerste lid, 2:3.0a, eerste lid, 2:3.0c, eerste lid, 2:3.0e, eerste lid, 2:3.0f,
eerste lid, 2:4, eerste lid, 2:6, eerste lid, 2:8, eerste lid, 2:10a, eerste lid, 2:10e, eerste lid, 2:10f, eerste lid, 2:11, eerste lid, 2:15, tweede lid, 2:16, eerste en derde lid, 2:18, tweede lid, 2:20, 2:25, tweede lid, 2:26, 2:27, eerste lid, 2:36, eerste en tweede lid, 2:40, eerste lid, 2:48, eerste lid, 2:50, eerste lid, 2:54i, eerste lid, 2:54l, eerste lid, 2:54n, eerste lid, 2:54o,
2:55, eerste lid, 2:60, eerste lid, 2:65, 2:69b, eerste en tweede lid, 2:75, eerste lid, 2:80, eerste lid, 2:86, eerste lid, 2:92, eerste lid, 2:96, 2:106a, eerste lid, 2:106.0a, eerste lid, 2:121a, eerste lid, 3:5, eerste lid, 3:6, eerste lid, artikel 3:7, eerste en vierde lid, 3;19a, 3:20a, 3:29a, eerste en tweede lid, 3:29b, 3:29c, eerste lid, 3:30, eerste lid, 3:35, eerste lid, 3:35a, eerste lid, 3:44, eerste lid, 3:51, 3:53, eerste lid, 3:54, derde lid, 3:55, tweede lid, 3:57, eerste en vierde lid 3:57a, 3:59, 3:62, tweede lid, 3:63, eerste tot en met derde lid, 3:67, eerste tot en met vijfde lid, 3:67a, 3:68, eerste en derde lid, 3:68a, eerste en tweede lid, artikel 3:69 eerste lid, 3:73a, eerste en tweede lid, 3:74b, eerste en tweede lid, 3:77, 3:88, eerste en tweede lid, 3:89, eerste lid, 3:95, eerste lid, 3:96, eerste lid, 3:97, eerste lid, 3:104, derde lid, 3:132, eerste lid, 3:135, eerste en derde lid, 3:136, eerste lid, 3:137, 3:143, 3:144, eerste lid, 3:155, tweede lid, 3:158, derde en vierde lid, 3:175, derde lid, 3:196, 3:267a, 3:267b, eerste tot en met het derde lid, 3:267h, eerste lid, 3:279, eerste en vierde lid, 3:281, 3:288a, eerste tot en met derde en vijfde lid, 3:288e, eerste lid, 3:288f,
eerste lid, 3:288h, tweede en derde lid, 3:288i, eerste lid, 3:296, eerste, tweede, derde, vierde en achtste, 3:297, eerste, tweede en vijfde lid, 3:298, eerste en tweede lid, 4:3, eerste lid, 4:4, eerste lid, 4:4a, 4:24, tweede lid, 4:26, eerste lid, 4:27, eerste, tweede en vierde lid, 4:31, eerste tot en met derde lid, 4:37l, eerste en tweede lid, 4:37o, eerste en
tweede lid, 4:37s, eerste lid, 4:49, eerste tot en met vierde lid, 4:50, tweede lid, 4:52, eerste lid, 4:53, 4:59c, vierde lid, 4:60, derde lid, 4:62, eerste lid, 4:71, 4:71b, tweede en derde lid, 4:71c, eerste en tweede lid, 4:71d, 4:76a, eerste
tot en met derde lid, 4:76b, eerste en tweede lid, 4:90b, vierde tot en met het zesde lid, 4:91a, negende lid, 4:91b, derde en vierde lid, 4:100c, 5:2, 5:26, eerste lid, 5:28, tweede lid, 5:30, 5:32, eerste en vierde lid, 5:32d, eerste lid, 5:34, eerste en tweede lid, 5:35, eerste tot en met vierde lid, 5:36, 5:38, eerste, tweede en derde lid, 5:39, eerste en tweede lid, 5:40, 5:41, eerste en tweede lid, 5:42, 5:43, eerste en tweede lid, 5:48, derde tot en met achtste lid, 5:68, eerste lid, 5:79;
de Wet financiële betrekkingen buitenland 1994, de artikelen 3, 4, 6, derde lid, en 8;
de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen, de artikelen 1.45, 1.66, 2.2 en 2.24;
de Wet laden en lossen zeeschepen, artikel 19, tweede tot en met vijfde lid;
de Wet marktordening gezondheidszorg, de artikelen 25, tweede lid, 35 35a, 35b, 36, eerste en tweede lid, 38, eerste, tweede en vierde lid, 40, eerste, tweede en derde lid, 60, 63 en 66, eerste lid, alsmede de regels, vastgesteld krachtens de artikelen 36, derde lid 37, eerste lid, 38, zevende lid, 40, vierde lid, en 45 46;
de Wet op het notarisambt, artikel 127, tweede lid;
de Wet precursoren voor explosieven, de artikelen 4, vijfde lid, en 9, eerste lid;
de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme, de artikelen 2, 2a, eerste en tweede lid, 3, eerste lid, 4, eerste lid, 5, eerste,
tweede en vierde lid, 8, 9, eerste lid, 16, 17, tweede lid, 23, eerste tot en met
derde lid, 32, 33, 34, en 38, eerste, tweede en vierde lid;
de Wet toezicht accountantsorganisaties, de artikelen 5, eerste lid, 6, derde lid, 21a en 29a;
de Wet toezicht trustkantoren, de artikelen 2, eerste, tweede en derde lid, 2a, 3, derde lid, 5, 9, tweede en derde
lid, voor zover het betreft het voorschrift van artikel 5:20 van de Algemene wet bestuursrecht
en het voorschrift inzage te verlenen in zakelijke gegevens en bescheiden, 10, 11,
14, tweede lid, en 16, tweede lid;
Wet voorkoming misbruik chemicaliën, artikel 2, onder b;
de Zaaizaad- en plantgoedwet 2005, de artikelen 39, 40, 41, 42, 46, 48, derde lid, 48a, 57 tot en met 60, 85 en 87;
de Zorgverzekeringswet, artikel 66d, tweede lid.
-
3°. overtredingen van voorschriften, gesteld bij of krachtens:
de Elektriciteitswet 1998, artikel 86i, eerste lid;
de Gaswet, artikel 66h, eerste lid;
de Prijzenwet, de artikelen 2, 3, en - voor zover aangeduid als strafbare feiten - 11;
de Verordening (EU) nr. 596/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 16 april
2014 betreffende marktmisbruik en inhoudende intrekking van Richtlijn 2003/6/EG van
het Europees Parlement en de Raad en Richtlijnen 2003/124, 2003/125/EG en 2004/72/EG
van de Commissie (PbEU 2014 L 173), artikel 11;
de Warenwet, artikel 21, tweede lid, 27, derde lid, 30, derde lid;
de Wet op het financieel toezicht, de artikelen 5:70, eerste lid, 5:72, 5:74, eerste en vierde lid, 5:76 en 5:77;
de Wet luchtvaart, artikel 6.52;
de Wet op de kansspelen, de artikelen 1, eerste lid, onder a, b en d, 7c, tweede lid, 13, 14, 27, 30b, eerste
lid, 30h, eerste lid, 30m, eerste lid, en 30t, eerste, tweede en vijfde lid;
de Wet personenvervoer 2000, de artikelen 7, 76, eerste lid, en 76e, tweede en derde lid;
de Woningwet, artikel 29a.
-
4°. overtredingen van voorschriften, gesteld bij of krachtens:
de Binnenvaartwet, de artikelen 5, eerste lid, 6, eerste lid en zesde lid, 7, eerste lid, 8, derde lid, 10, tweede lid, 11, 12, 13, vierde lid, 17, vijfde lid, 21, eerste lid, 22, negende lid, 23, eerste lid, 25, vierde lid en vijfde lid, 28, zevende lid, 31, vierde lid, 33, tweede lid, 36, vierde lid, 37, tweede lid, 39c, derde lid, 39e, en 43, tweede lid, voor zover deze overtredingen niet strafbaar zijn op grond van artikel 32 van de
op 17 oktober 1868 te Mannheim tot stand gekomen Herziene Rijnvaartakte (Trb. 1955,
161);
het Buitengewoon Besluit Arbeidsverhoudingen 1945, artikel 8;
de Drank- en Horecawet, de artikelen 2, 3, 4, 12 tot en met 19, 20, eerste tot en met zesde lid, 21, 22,
24, 25, 25a tot en met 25d, 29, derde lid, 35, tweede en vierde lid, en 38;
Drinkwaterwet, de artikelen 14, 36, 37, 42, eerste lid, 43, 44 en 47;
de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren, de artikelen 38, 45, 55, 65 en 76;
de Handelsregisterwet 2007, de artikelen 27 en 47;
de Landbouwkwaliteitswet, de artikelen 2, eerste en tweede lid, en 3, tweede lid;
de Landbouwuitvoerwet 1938, de artikelen 2, 4 en 7;
de Luchtvaartwet, de artikelen 37ab, 37ae, eerste lid, 37f, derde lid, 37g, derde lid, of 37r;
de Metrologiewet, de artikelen 22, eerste lid, 23, eerste en tweede lid en vijfde lid, tweede volzin, 24, eerste, tweede en derde lid, en vierde lid, tweede volzin, 25, 26 en 36, eerste lid;
de Plantenziektenwet, de artikelen 2, 3, 3a, 6, en 13;
de Reconstructiewet concentratiegebieden, de artikelen 36, eerste en derde lid, en 47, eerste lid;
de Scheepvaartverkeerswet, artikel 4, voor zover het de melding van de met het schip vervoerde lading betreft;
de Spoorwegwet, de artikelen 13, 27, tweede lid, onderdelen a tot en met c, 36, eerste lid, 37,
eerste lid, 37b, eerste en achtste lid, 39, eerste lid, 42, 46, achtste lid, 47, 48,
53 en 74a, alsmede – voor zover aangeduid als strafbare feiten – overtredingen van
voorschriften krachtens de hoofdstukken 3 en 4, met uitzondering van de artikelen
64, tweede lid, en 65, eerste lid, gegeven;
de Tabaks- en rookwarenwet, de artikelen 2, 3, 3a, 3b, 3c, 3e, 4, 5, 5a, 7, 8, 9, 9a, 10, 17a en 18;
de Telecommunicatiewet, de artikelen 3.9, 5.4, eerste en tweede lid, 5.6, tweede en derde lid, 7.7, derde
en vierde lid, 10.6, 10.7, 13.4, tweede, derde en vierde lid, 18.2, voor zover het
bevoegdheden betreft van Onze Minister van Economische Zaken, 18.7, 18.12, voor zover
het bevoegdheden betreft van Onze Minister van Economische Zaken, en 18.17;
de Uitvoeringswet verdrag chemische wapens, de artikelen 4 tot en met 8;
de Verordening (EG) Nr. 1435/2003 van de Raad van de Europese Unie van 22 juli 2003
betreffende het statuut voor een Europese Coöperatieve Vennootschap (SCE) (PbEU L
207), artikel 11, vierde lid;
de Verordening nr. 2137/85 van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 25 juli
1985 tot instelling van Europese economische samenwerkingsverbanden (PbEG L 199/1),
artikel 7, tweede alinea, onder i, en artikel 25, eerste alinea, letters a, c, d en
e, en tweede alinea;
de Verordening (EG) Nr. 2157/2001 van de Raad van de Europese Unie van 8 oktober 2001
betreffende het statuut van de Europese vennootschap (SE) (PbEG L 294), artikel 12,
vierde lid;
de Waarborgwet 1986, de artikelen 7a, 12, 30, 31, 35, 36, 37, 39, 44, 46, 57, 58 en 58a;
de Warenwet, de artikelen 1a, 4 tot en met 11, 11a, 13 tot en met 20, 21, eerste lid, 21b, 26, tweede lid, 27, eerste lid, laatste volzin, 31 en 32k;
de Wedervergeldingswet zeescheepvaart, de artikelen 2, eerste lid, 5, 9, derde lid, 10, eerste lid, 11c, eerste en tweede lid, 11d en 17;
de Wegenverkeerswet 1994, de artikelen 34, eerste tot en met vierde lid, en 35;
de Wet aansprakelijkheid olietankschepen, de artikelen 11, 12, 18, eerste lid, 20, 22 , 23, 24 en 26, tweede lid;
de Wet agrarisch grondverkeer, de artikelen 61en 64, derde lid;
de Wet capaciteitsbeheersing binnenvaartvloot, artikel 6 alsmede - voor zover aangeduid als strafbare feiten - overtredingen van voorschriften
krachtens die wet gegeven;
de Wet op de sociaaleconomische Raad, - voor zover aangewezen als strafbare feiten - artikel 32;
de Wet op het consumentenkrediet, de artikelen 34, 36, 38, 47 en 48, tweede lid, voor zover artikel 69 van die wet niet anders bepaalt;
de Wet dieren artikelen 2.2, zevende lid, negende en tiende lid voor wat betreft de onderwerpen,
bedoeld in het tiende lid, onderdeel q, 2.6, eerste en tweede lid voor wat betreft
de onderwerpen, bedoeld in het tweede lid, onderdelen a, onder 1°, b, c, d, e en f
en het derde lid, 2.7, derde lid, 2.13, 3.1, eerste en tweede lid voor wat betreft
de onderwerpen, bedoeld in het tweede lid, onderdelen c, e, g en h, 5.10, eerste lid,
10.2 of een of meer van de voornoemde bepalingen in samenhang met artikel 6.2, eerste
lid, artikel 6.4, eerste lid, of artikel 7.5, derde lid;
de Wet energiedistributie, de artikelen 10, 11, 12, zesde lid, en 13;
de Wet explosieven voor civiel gebruik, de artikelen 7, 14, 15, derde lid, 16 en 21;
de Wet goedkeuring en uitvoering Markham-overeenkomst, de artikelen 3, derde lid, en 4, tweede lid;
de Wet havenstaatcontrole, de artikelen 12, eerste, derde en vierde lid, en 13, eerste tot en met derde lid;
de Wet houdende vaststelling van minimumeisen voor het houden van legkippen, de artikelen 2 en 3, eerste lid;
de wet houdende wijziging van de Wet personenvervoer voor het taxivervoer (deregulering
taxivervoer), artikel V;
de Wet implementatie EU-richtlijnen energie-efficiëntie, de artikelen 10, 11, tweede en derde lid, 12, 13, 16, tweede tot en met vijfde lid, en 33, tweede en derde lid;
de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten, de artikelen 2, tweede en derde lid, en 13;
de Wet inrichting landelijk gebied, artikel 35, eerste en tweede lid;
de Wet kabelbaaninstallaties, artikelen 31, 32 en 33;
de Wet laden en lossen zeeschepen, de artikelen 7, 8, eerste lid, onderdelen b en c, en tweede lid, 9, derde lid, 10, 11, eerste lid, 12, 13, 14, eerste en tweede lid, 19, eerste lid, 24, zevende lid, en – voorzover aangeduid als strafbare feiten – artikel 24, eerste tot en met derde lid;
de Wet lokaal spoor, de artikelen 26, eerste lid, onderdelen a en c, 27, zevende lid, 32, eerste, vijfde
en zevende lid, 33, eerste lid, 35, eerste en derde lid, 37, eerste en tweede lid,
39 en 40, eerste lid;
de Wet luchtvaart, de artikelen 4.1, eerste en derde lid, alsmede – voor zover aangeduid als strafbare feiten – overtredingen van voorschriften
krachtens hoofdstuk 4 van die wet gegeven;
de Wet op de formeel buitenlandse vennootschappen, artikelen 2, 3 en 5, vierde lid;
de Wet op de loonvorming, artikel 10, vijfde lid;
de Wet op de medische hulpmiddelen, de artikelen 2, 3, eerste lid, 4, 5, 7, eerste lid, en 9, eerste en derde lid;
de Wet op de ondernemingsraden, de artikelen 26, zesde lid, en 36, vijfde lid;
de Wet particuliere beveiligingsorganisaties en recherchebureaus, de artikelen 2 en 5, tweede en vierde lid;
de Wet personenvervoer 2000, de artikelen 8, 12 en 13, 19, eerste en tweede lid, 30, vierde lid, 39, eerste lid,
43a, derde lid, 51, 76, derde lid, 76e, eerste lid, 85 alsmede – voor zover aangeduid
als strafbare feiten – 8, 9, vijfde lid, 76, derde, vijfde en zesde lid, – voor zover
in laatstbedoeld lid wordt verwezen naar andere bepalingen dan artikel 11, tweede
en derde lid, – 77, 78, 79, 80, 82a, 82b, 83 en 104;
de Wet pleziervaartuigen 2016, artikel 12, met uitzondering van het tweede lid en het vijfde lid, onderdeel b;
de Wet precursoren voor explosieven, de artikelen 8, eerste lid, en 9, vierde lid;
de Wet ruimtevaartactiviteiten, artikelen 11, tweede en vierde lid;
de Wet schadefonds olietankschepen, de artikelen 5, eerste lid, en 8;
de Wet scheepsuitrusting 2016, artikel 22, met uitzondering van artikel 22, eerste
lid en vijfde lid, onderdeel a;
de Wet inzake spaarbewijzen, de artikelen 3, tweede en derde lid, en 3a, en - voor zover aangeduid als strafbare feiten - artikel 2;
de Wet ambtelijk toezicht bij openbare verkopingen, artikel 1;
de Wet uitvoering Internationaal Energieprogramma, de artikelen 3, eerste en tweede lid, 6, derde lid, 10, eerste lid, en 11, tweede lid, alsmede artikel 9 juncto artikel 3, eerste of tweede lid, of 6, derde lid;
de Wet tot uitvoering van de Verordening No. 11 van de Raad van de Europese Economische
Gemeenschap, de artikelen 2 en 3;
de Wet op bijzondere medische verrichtingen, de artikelen 2, 3, 4, 6a en 9;
de Wet grensoverschrijdend vervoer van aan bederf onderhevige levensmiddelen, de artikelen 3 juncto 8, eerste lid, 4, 5, 7, 9, tweede en vierde lid, 11 en 12;
de Wet veiligheid en kwaliteit lichaamsmateriaal, de artikelen 3, 3a, 4, eerste en derde lid, 5, 7, eerste, tweede en vierde lid,
8, 8a, 8b, 9, eerste lid, 10, vierde lid, 12, eerste lid, 20, 21 en 22, tweede lid;
de Wet verbod pelsdierhouderij, de artikelen 2, 3, eerste tot en met derde lid, en 4;
de Wet vervoer over zee, de artikelen 2, eerste en tweede lid, 3, eerste en derde lid, 4, eerste, tweede en vierde lid, 7, 9, 10, derde lid, 12, eerste lid, 15, 17, 18, eerste lid, 20, eerste lid, 23, 25, 30 en 31;
de Wet verzekering zeeschepen, artikel 3, eerste lid;
de Wet voorkoming misbruik chemicaliën, artikel 2, onder c;
de Wet voorraadvorming aardolieproducten 2012, de artikelen 4, vierde lid, 7, eerste lid, onder b, 16, tweede, derde en vijfde
lid, 18, 19, zesde lid, 29 en 30;
de Wet wegvervoer goederen, de artikelen 2.2, eerste, derde en vijfde lid, 2.3, eerste, derde, vijfde en zesde
lid, 2.5, 2.6, 2.7 2.11 en 2.13 alsmede – voor zover aangeduid als strafbare feiten – artikel 2.3, vierde lid;
de Wet van 28 juni 1989, Stb. 245, tot uitvoering van de Verordening nr. 2137/85 van de Raad van de Europese Gemeenschappen
van 25 juli 1985 tot instelling van Europese economische samenwerkingsverbanden (PbEG L 199/1), artikel 3, vierde lid;
de Wet van 19 december 1991, Stb. 710, tot aanpassing van de wetgeving aan de twaalfde richtlijn van de Raad van de
Europese Gemeenschappen inzake het vennootschapsrecht, artikel IV, eerste en tweede lid, eerste en tweede volzin;
het Burgerlijk Wetboek, Boek 2 (Rechtspersonen), – voor zover van toepassing of van overeenkomstige toepassing op
stichtingen en verenigingen als bedoeld in artikel 360, derde lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, coöperaties, onderlinge waarborgmaatschappijen, naamloze vennootschappen, besloten
vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid, Europese naamloze vennootschappen,
Europese economische samenwerkingsverbanden, Europese coöperatieve vennootschappen
of formeel buitenlandse vennootschappen als bedoeld in de Wet op de formeel buitenlandse vennootschappen – de artikelen 10, eerste lid, 19, vijfde lid, tweede volzin, 56, tweede lid, 61, onder b en d, 63b, 75, 76a, tweede lid, 85, 91a, 94b, vierde lid, 94c, vijfde lid, 96, derde en vierde lid, 96a, zevende lid, tweede volzin, 105, vierde lid, laatste zin, 120, vierde lid, 153, 154, derde lid, 186, 194, 230, vierde lid, 263, 264, derde lid, 359b, vijfde lid, 362, zesde lid, laatste zin, 392a, 393, eerste lid, 394, derde lid, 395, 451, tweede lid, 452, vierde lid en 455, tweede lid;
Boek 3 (Vermogensrecht) van het Burgerlijk Wetboek, de artikelen 15d, eerste en tweede lid, artikel 15e, eerste en tweede lid, en artikel 15i;
de Winkeltijdenwet, de artikelen 2, 3, derde lid, 6, tweede lid, en 8, tweede lid;
de Wijzigingswet 1988 Warenwet, artikel II, tweede en vijfde lid;
de Wet zeevarenden, de artikelen 56, 57, 57a, 58, 59, 59a, 60, 60a, 64, voor zover aangeduid als strafbaar
feit, en 69e, eerste lid.
-
5°. de delicten, genoemd in de artikelen 26, 33 en 34.