Wet van 25 januari 1951, houdende nadere voorzieningen in verband met de invoering
van de ambten van minister zonder portefeuille en van staatssecretaris
Wij JULIANA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau,
enz., enz., enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is enige nadere voorzieningen
te treffen in verband met de invoering van de ambten van minister zonder portefeuille
en van staatssecretaris;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal,
hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze: