Artikel 1
[Regeling vervallen per 01-01-2007]
-
4 Waar in deze wet gesproken wordt van pensioenfonds of spaarfonds, wordt daaronder
verstaan een fonds, als bedoeld in het eerste lid onder b en c, onderscheidenlijk onder d.
-
8 Indien de onderneming, waaraan een pensioenfonds of een spaarfonds verbonden is, ophoudt
te bestaan, dan wel de verbondenheid van een pensioen- of spaarfonds aan de onderneming
anderszins wordt beëindigd, gaat dat fonds binnen zes maanden over tot het overdragen
of herverzekeren van het uit de aangegane verplichtingen voortspruitende risico door
het sluiten van overeenkomsten van verzekering met een verzekeraar als bedoeld in
artikel 2, vierde lid.
Artikel 2
[Regeling vervallen per 01-01-2007]
-
1 Een werkgever, die aan personen, verbonden aan zijn onderneming, toezeggingen omtrent
pensioen doet of vóór de inwerkingtreding van dit artikel gedaan heeft, is verplicht
ter uitvoering daarvan:
-
a. hetzij toe te treden tot een bedrijfstakpensioenfonds;
-
b. hetzij aan de onderneming een ondernemingspensioenfonds te verbinden;
-
c. hetzij voorzieningen te treffen overeenkomstig het bepaalde in het vierde lid;
een en ander met inachtneming van de bepalingen van deze wet.
-
2 Tenzij het tegendeel uitdrukkelijk blijkt, wordt een werkgever geacht aan een persoon,
als bedoeld in het vorige lid, een toezegging gedaan te hebben, indien die persoon
behoort tot een groep van personen, voor wie in de onderneming een regeling betreffende
pensioenen geldt.
-
4 Voorzieningen, als bedoeld in het eerste lid, onder c, kan een werkgever treffen door:
-
A.
-
B. verzekeringsovereenkomsten te sluiten met een verzekeraar:
-
1°. die in het bezit is van de ingevolge artikel 24, eerste lid, van Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993 vereiste vergunning of heeft voldaan aan de ingevolge de artikelen 37 of 38 van die
wet vereiste procedure met betrekking tot een bijkantoor in Nederland; of
-
2°. die heeft voldaan aan de vereiste procedure als bedoeld in de artikelen 111, eerste
lid, onderdelen a tot en met c, of tweede lid, 113, eerste of vierde lid, 116, eerste lid, onderdelen a tot en met c, of derde lid, of 118, tweede of vijfde lid, van genoemde wet indien het de aldaar
bedoelde dienstverrichting naar Nederland betreft.
-
C. er voor te zorgen, dat personen, verbonden aan zijn onderneming, daartoe door hem
geheel of ten dele in staat gesteld, zelf overeenkomsten als onder B bedoeld sluiten.
Onze Minister stelt regelen vast met betrekking tot het geval een werkgever zijn toezegging
uitvoert of heeft uitgevoerd door het treffen van voorzieningen, bedoeld in dit lid,
onder B en C. Deze regelen moeten waarborgen, dat de positie van de betrokkenen met
inachtneming van de aard van die voorzieningen niet beter of slechter is dan bij uitvoering
van de toezegging op een van de andere wijzen voorzien in het eerste lid. Bedingen,
die in strijd zijn met die regelen, zijn nietig.
-
7 Indien een werkgever zich bij de toezegging de bevoegdheid tot vermindering of beëindiging
van zijn bijdrage aan de pensioenregeling heeft voorbehouden, is hij verplicht van
dit voorbehoud schriftelijk mededeling te doen aan degene aan wie hij de uitvoering
van de pensioentoezegging heeft toevertrouwd. Hij kan dit voorbehoud slechts maken
voor het geval van een ingrijpende wijziging van omstandigheden. Wanneer hij voornemens
is tot uitoefening van de bevoegdheid op grond van dit voorbehoud over te gaan, deelt
hij dit onverwijld schriftelijk mede aan degene aan wie hij de uitvoering van de pensioentoezegging
heeft toevertrouwd, alsmede aan degenen, wier pensioen of aanspraak op pensioen daardoor
wordt getroffen.
-
8 Bij algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld omtrent het begrip «toezegging
omtrent pensioen», bedoeld in het eerste lid. Daarbij kunnen vrijwillige pensioenvoorzieningen
onderscheidenlijk deelnemingen in een pensioenfonds of pensioenregeling, anders dan
bedoeld in het negende en tiende lid, worden gelijkgesteld met pensioenvoorzieningen
op grond van een toezegging omtrent pensioen onderscheidenlijk deelnemingen ter uitvoering
van een toezegging omtrent pensioen.
Artikel 2a
[Regeling vervallen per 01-01-2007]
-
1 Ingeval een werkgever een toezegging omtrent pensioen doet, mogen personen, verbonden
aan zijn onderneming, niet worden uitgesloten van deelneming aan de betreffende pensioenregeling
vanwege het minder dan de volledige arbeidstijd werkzaam zijn.
-
2 Indien als voorwaarde voor toetreding tot de pensioenregeling een minimum loongrens
wordt gesteld, wordt voor de toepassing van die loongrens het loon van een persoon
die minder dan de volledige arbeidstijd werkzaam is, herleid naar het loon dat ingeval
van een volledige arbeidstijd zou zijn verkregen.
-
3 Bij de vaststelling van aanspraken op ouderdoms-, weduwen-, weduwnaars- en partnerpensioen
worden aan personen die minder dan de volledige arbeidstijd werkzaam zijn ten minste
pensioenaanspraken verleend naar evenredigheid van de aanspraken die ingeval van een
volledige arbeidstijd zouden zijn verkregen.
Artikel 2b
[Regeling vervallen per 01-01-2007]
-
1 Indien in een pensioenregeling wordt voorzien in een ouderdomspensioen en een nabestaandenpensioen
dat bij beëindiging van de deelneming een premievrije aanspraak oplevert, wordt aan
een deelnemer of gewezen deelnemer, ongeacht zijn burgerlijke staat, de mogelijkheid
geboden, in elk geval met ingang van de datum waarop het ouderdomspensioen ingaat
of kan ingaan, in plaats van het nabestaandenpensioen te kiezen voor één of meer van
de volgende vormen van ouderdomspensioen:
-
a. een hoger ouderdomspensioen;
-
b. een eerder ingaand ouderdomspensioen;
-
c. een hoger en een eerder ingaand ouderdomspensioen.
-
3 De collectieve actuariële waarde van het ouderdomspensioen, bedoeld in het eerste
lid, dat wordt gekozen in plaats van het nabestaandenpensioen, bedoeld in het eerste
lid, is, ongeacht de datum waarop de keuze wordt gemaakt, ten minste gelijkwaardig
aan de collectieve actuariële waarde van dat nabestaandenpensioen.
-
4 Bij de keuze, bedoeld in het eerste lid is, in voorkomend geval in afwijking van artikel 8c, tweede lid, de toestemming van de echtgenoot vereist of is de toestemming van de partner die
is aangemeld in het kader van een partnerpensioen vereist. Voor de toepassing van
dit artikellid is artikel 32ba, eerste lid, onderdeel c, niet van toepassing.
Artikel 2c
[Regeling vervallen per 01-01-2007]
-
1 Indien in een pensioenregeling de deelnemer of gewezen deelnemer de mogelijkheid wordt
geboden in plaats van een bepaald soort pensioen geheel of gedeeltelijk te kiezen
voor een ander soort pensioen, anders dan bedoeld in artikel 2b, is de collectieve actuariële waarde van dat andere pensioen ten minste gelijkwaardig
aan de collectieve actuariële waarde van het eerst genoemde pensioen.
Artikel 3
[Regeling vervallen per 01-01-2007]
-
1 Een werkgever, die voor personen, verbonden aan zijn onderneming, de gelegenheid opent
of vóór de inwerkingtreding van dit artikel geopend heeft, tot sparen voor een uitkering
bij wijze van oudedagsverzorging, is verplicht met het oog daarop aan de onderneming
een spaarfonds te verbinden, dat beantwoordt aan de bepalingen van deze wet.
-
3 Indien een werkgever een zodanige regeling heeft getroffen dat de omvang van zijn
bijdrage telkens aan het einde van een periode wordt vastgesteld, mag een zodanige
periode niet langer dan een jaar duren. Indien de dienstbetrekking van een werknemer
tijdens een zodanige periode eindigt, is de bijdrage naar tijdsevenredigheid verschuldigd.
-
4 Indien een werkgever zich bij de aanvang of wijziging van de spaarregeling de bevoegdheid
tot vermindering of beëindiging van zijn bijdrage aan de spaarregeling heeft voorbehouden,
is hij verplicht van dit voorbehoud schriftelijk mededeling aan het fonds te doen.
Hij kan dit voorbehoud slechts maken voor het geval van een ingrijpende wijziging
van omstandigheden. Wanneer hij voornemens is tot uitoefening van de bevoegdheid op
grond van dit voorbehoud over te gaan, deelt hij dit onverwijld schriftelijk aan het
fonds en aan de deelnemers mede.
Artikel 3a
[Regeling vervallen per 01-01-2007]
-
1 Een werkgever komt met het aan zijn onderneming verbonden fonds dan wel, indien een
voorziening overeenkomstig artikel 2, vierde lid, onder B, is getroffen, met de verzekeraar schriftelijk een regeling omtrent de betaling van
de bijdragen overeen, welke ten minste voldoet aan de voorschriften van het volgende
lid. Een werkgever, die is toegetreden tot een bedrijfstakpensioenfonds, treft eveneens
een zodanige regeling met het bedrijfstakpensioenfonds, indien en voor zover de statuten
en reglementen van dit fonds niet overeenkomstige voorschriften omtrent de betaling
van de bijdragen bevatten.
-
2 Onverminderd artikel 9a, tweede lid, moet een werkgever binnen tien dagen na afloop van elk kalenderkwartaal zijn eigen
bijdrage in de voorziening voor elke deelnemer of, indien een voorziening overeenkomstig
artikel 2, vierde lid, onder B, is getroffen, verzekerde, berekend over dat kwartaal alsmede de bijdragen, welke
hij over dat kwartaal op het loon van de deelnemers of verzekerden heeft ingehouden,
voldoen aan het fonds, onderscheidenlijk de verzekeraar. Wordt zijn bijdrage na afloop
van een langere termijn dan een kwartaal vastgesteld, dan moet hij binnen tien dagen
na afloop van elk kwartaal het vierde gedeelte van zijn geschatte jaarbijdrage voldoen,
met dien verstande, dat hij zijn jaarbijdrage in haar geheel binnen zes maanden na
afloop van het kalenderjaar moet hebben betaald.
-
3 Indien een werkgever zijn verplichting tot betaling aan het pensioen- of spaarfonds
niet binnen een maand na afloop van de in het tweede lid genoemde termijnen is nagekomen,
is ieder der bestuurders van het fonds gehouden ervoor zorg te dragen, dat dit binnen
30 dagen aan de Pensioen- & Verzekeringskamer wordt medegedeeld.
-
4 Indien een werkgever zijn verplichting tot betaling niet binnen een maand na afloop
van de in het tweede lid genoemde termijnen is nagekomen, is hij, tenzij hij toepassing
heeft gegeven aan het bepaalde in artikel 2, zevende lid, laatste volzin, verplicht daarvan binnen drie maanden na afloop van die maand schriftelijk
mededeling te doen aan degenen wier pensioen of aanspraak op pensioen daardoor wordt
getroffen.
Artikel 3b
[Regeling vervallen per 01-01-2007]
Door de overgang van een onderneming, bedoeld in artikel 662 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, waarbij ten aanzien van de aan die onderneming verbonden werknemers geen toezegging
omtrent pensioen is gedaan en geen spaarregeling geldt, wordt:
-
a. indien de verkrijger ten aanzien van de aan zijn onderneming verbonden werknemers
voor het tijdstip van de overgang reeds een toezegging heeft gedaan, hij geacht deze
tevens te hebben gedaan ten aanzien van de in de aanhef genoemde werknemers; dan wel
-
b. indien ten aanzien van de aan de verkrijgende onderneming verbonden werknemers voor
het tijdstip van de overgang reeds een spaarregeling van toepassing was, deze regeling
tevens van toepassing op de in de aanhef genoemde werknemers.
Artikel 4
[Regeling vervallen per 01-01-2007]
-
4 Binnen de in het tweede lid genoemde termijn zendt het bestuur van een pensioen-
of spaarfonds een afschrift van de akte van oprichting, een door het bestuur gewaarmerkt
exemplaar van de reglementen, alsmede een door het bestuur gewaarmerkt afschrift van
de overeenkomst, waarin de regeling omtrent de betaling van de bijdragen, als bedoeld
in artikel 3a, eerste lid, eerste volzin, is opgenomen, aan de Pensioen- & Verzekeringskamer . Het bestuur van het fonds,
met uitzondering van een bedrijfstakpensioenfonds ten aanzien waarvan met toepassing
van de Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000 een verplichting tot deelneming geldt dan wel een aanvraag tot een dergelijke verplichting
in behandeling is, zendt een authentiek afschrift van de akte, houdende wijziging
van de statuten, een door het bestuur gewaarmerkt exemplaar van wijzigingen van de
reglementen, en een door het bestuur gewaarmerkt afschrift van de wijzigingen van
de hiervoor bedoelde overeenkomst binnen drie maanden na de totstandkoming van die
wijzigingen aan de Pensioen- & Verzekeringskamer.
-
5 De statuten en reglementen van een pensioen- of spaarfonds moeten bepalingen inhouden,
beantwoordende aan de voorschriften van de artikelen 5, 6, 6a, 6b, 6c, eerste en tiende lid, 7a tot en met 10b, 17, 17a en 32b en indien van toepassing aan de voorschriften van de artikelen 2b, 2c en 32ba, een en ander onverminderd het bepaalde in artikel 7.
Artikel 5
[Regeling vervallen per 01-01-2007]
-
2 De deskundigheid van de personen die het beleid van een pensioen- of spaarfonds bepalen
of mede bepalen, dient naar het oordeel van de Pensioen- & Verzekeringskamer voldoende
te zijn met het oog op de belangen van de bij het fonds betrokken deelnemers, gewezen
deelnemers en overige belanghebbenden.
-
3 De voornemens, de handelingen of de antecedenten van de personen die het beleid van
het pensioen- of spaarfonds bepalen of mede bepalen, mogen de Pensioen- & Verzekeringskamer
geen aanleiding geven tot het oordeel dat, met het oog op de belangen, bedoeld in
het tweede lid, de betrouwbaarheid van deze personen niet buiten twijfel staat.
-
4 De personen die het beleid van een pensioen- of spaarfonds bepalen of mede bepalen
richten zich bij de vervulling van hun taak naar de belangen van de bij het fonds
betrokken deelnemers, gewezen deelnemers en overige belanghebbenden en zorgen ervoor
dat dezen zich door hen op evenwichtige wijze vertegenwoordigd kunnen voelen.
-
6 Een wijziging als bedoeld in het vijfde lid word niet doorgevoerd indien de Pensioen-
& Verzekeringskamer binnen zes weken na ontvangst van de melding, of, indien de Pensioen-
& Verzekeringskamer om nadere gegevens of inlichtingen heeft verzocht, binnen zes
weken na ontvangst van die gegevens of inlichtingen aan het bestuur van het fonds
bekend maakt dat zij niet met de voorgenomen wijziging instemt.
-
9 De Pensioen- & Verzekeringskamer verstrekt aan een autoriteit die ingevolge deWet toezicht kredietwezen 1992, de Wet toezicht beleggingsinstellingen onderscheidenlijk de Wet toezicht effectenverkeer 1995 belast is met het toezicht op kredietinstellingen, beleggingsinstellingen onderscheidenlijk
effectenbemiddelaars en vermogensbeheerders de gegevens of inlichtingen die zij verkregen
heeft bij de vervulling van de haar ingevolge deze wet opgedragen taak en die betrekking
hebben op de deskundigheid van personen als bedoeld in het tweede lid, onderscheidenlijk
de voornemens, de handelingen of de antecedenten van personen als bedoeld in het derde
lid, voor zover de Pensioen- & Verzekeringskamer van oordeel is dat deze gegevens
of inlichtingen van belang zijn of zouden kunnen zijn voor het toezicht dat door die
andere autoriteit wordt uitgeoefend.
Artikel 5a
[Regeling vervallen per 01-01-2007]
Artikel 6
[Regeling vervallen per 01-01-2007]
-
3 Indien de statuten of reglementen van een fonds voorzien in stemgerechtigde vertegenwoordigers
in het bestuur van anderen dan werknemers- of werkgeversvakverenigingen binnen de
betrokken bedrijfstak onderscheidenlijk in het fonds deelnemende werknemers of de
werkgever, worden die vertegenwoordigers voor de toepassing van het eerste onderscheidenlijk
tweede lid gelijkgesteld met vertegenwoordigers van werknemersvakverenigingen onderscheidenlijk
vertegenwoordigers van de in het fonds deelnemende werknemers.
-
4 Ieder der bestuurders van een pensioenfonds of van een spaarfonds is bevoegd een
deskundige te raadplegen, alsmede zich krachtens een bestuursbesluit, waarbij ten
minste één vierde der bestuurders zich daarvoor heeft uitgesproken, ter vergadering
door een deskundige te laten bijstaan.
Artikel 6a
[Regeling vervallen per 01-01-2007]
-
1 Het bestuur van een bedrijfstakpensioenfonds is verplicht over te gaan tot het instellen
van een deelnemersraad indien dit wordt verzocht door één of meer verenigingen die
samen binnen het fonds tenminste een ledental hebben van 5% van het totale aantal
van de in het fonds deelnemende werknemers en de gewezen deelnemers en hun pensioengerechtigde
nagelaten betrekkingen. In de deelnemersraad zijn de in het fonds deelnemende werknemers
en de gepensioneerden evenredig op basis van onderlinge getalsverhoudingen vertegenwoordigd.
Op grond van door het bestuur van het fonds vast te stellen criteria kunnen daarnaast
ook één of meer vertegenwoordigers van gewezen deelnemers met premievrije aanspraken
op ouderdomspensioen in de deelnemersraad zitting hebben. In geval van verkiezing
van de leden van de deelnemersraad door de belanghebbenden bij een fonds, kunnen slechts
kandidaten worden voorgedragen door verenigingen, die elk afzonderlijk ten minste
1% van het aantal belanghebbenden, dan wel, indien dat aantal meer is dan 25 000,
ten minste 250 belanghebbenden tot lid hebben; voor zover geen verkiezing door de
belanghebbenden plaatsvindt, moeten verenigingen, die voldoen aan deze criteria, evenredig
aan hun ledentallen binnen het fonds zijn vertegenwoordigd in de deelnemersraad; een
en ander onverminderd de tweede zin. Het in de vierde zin bedoelde percentage en minimumaantal
worden in de statuten en reglementen van een fonds niet hoger vastgesteld.
-
2 Het bestuur van een ondernemingspensioenfonds is verplicht over te gaan tot het instellen
van een deelnemersraad indien dit wordt verzocht door tenminste 5% van de personen
die behoren tot de in het fonds deelnemende werknemers en de gewezen deelnemers en
hun pensioengerechtigde nagelaten betrekkingen. In de deelnemersraad moeten de in
het fonds deelnemende werknemers en de gepensioneerden evenredig op basis van onderlinge
getalsverhoudingen zijn vertegenwoordigd. Op grond van door het bestuur van het fonds
vast te stellen criteria kunnen daarnaast ook één of meer vertegenwoordigers van gewezen
deelnemers met premievrije aanspraken op ouderdomspensioen in de deelnemersraad zitting
hebben. In geval van verkiezing van de leden van de deelnemersraad door de belanghebbenden
bij een fonds, kunnen kandidaten worden voorgedragen door verenigingen en door individuele
belanghebbenden; in geval geen verkiezing door de belanghebbenden plaatsvindt, maar
de leden worden benoemd door verenigingen, moeten deze verenigingen evenredig aan
hun ledentallen binnen hun geleding binnen het fonds zijn vertegenwoordigd in de deelnemersraad,
onverminderd de tweede zin.
-
3 De artikelen 6b, 6c, 6d en 6e zijn van overeenkomstige toepassing op een deelnemersraad, die krachtens de statuten
en reglementen van een fonds is ingesteld anders dan met toepassing van het eerste
en tweede lid, mits
-
a. is voldaan aan de tweede zin van het eerste onderscheidenlijk tweede lid; en
-
b. in geval van een bedrijfstakpensioenfonds tevens is voldaan aan de vierde en vijfde
zin van het eerste lid en aan het vierde lid.
-
5 Onze Minister kan verenigingen aanwijzen op wie het eerste lid, vierde volzin, en
het vierde lid, voor een bij die aanwijzing te bepalen periode niet van toepassing
zijn.
Artikel 6b
[Regeling vervallen per 01-01-2007]
-
2 Het advies van de deelnemersraad moet op een zodanig tijdstip worden gevraagd dat
het van wezenlijke invloed kan zijn op de in het eerste lid bedoelde besluiten. Bij
het vragen van advies wordt aan de deelnemersraad een overzicht verstrekt van de beweegredenen
voor het besluit, alsmede van de gevolgen die het besluit naar te verwachten valt
voor de belanghebbenden bij het fonds zal hebben.
Artikel 6c
[Regeling vervallen per 01-01-2007]
-
1 Het bevoegde orgaan van het fonds deelt de deelnemersraad zo spoedig mogelijk schriftelijk
mee, of het een advies inzake de in artikel 6b, eerste lid, bedoelde aangelegenheden niet of niet geheel volgt, waarbij tevens wordt meegedeeld
waarom van het advies of van een daarin vervat minderheidsadvies wordt afgeweken.
-
2 De deelnemersraad kan bij de ondernemingskamer van het gerechtshof te Amsterdam beroep
instellen tegen een besluit betreffende een aangelegenheid als bedoeld in artikel 6b, eerste lid, eerste zin, of een besluit als bedoeld in de tweede zin van dat artikellid, hetzij wanneer de
deelnemersraad met betrekking tot het besluit, in strijd met artikel 6b, eerste lid, tweede zin, niet voorafgaand in de gelegenheid is gesteld advies uit te brengen, hetzij wanneer
dat besluit niet in overeenstemming is met het advies van de deelnemersraad, hetzij
wanneer feiten en omstandigheden bekend zijn geworden die, waren zij aan de deelnemersraad
bekend geweest ten tijde van het uitbrengen van zijn advies, aanleiding zouden kunnen
zijn geweest om dat advies niet uit te brengen zoals het is uitgebracht.
-
3 Het beroep wordt ingediend bij verzoekschrift, binnen acht weken nadat de deelnemersraad
van het besluit in kennis is gesteld. Het bevoegde orgaan van het fonds wordt van
het ingestelde beroep in kennis gesteld. Het verzoek is niet-ontvankelijk, indien
met betrekking tot dezelfde aangelegenheid een aanwijzing is gegeven door de Pensioen-
& Verzekeringskamer.
-
5 De ondernemingskamer behandelt het verzoek met de meeste spoed. Alvorens te beslissen
kan zij, ook ambtshalve, deskundigen, alsmede bij het fonds werkzame personen horen.
Indien de ondernemingskamer het beroep gegrond bevindt, kan zij, indien de deelnemersraad
daarom heeft verzocht, een of meer van de volgende voorzieningen treffen:
-
a. het opleggen van de verplichting aan het bevoegde orgaan van het fonds om het besluit
geheel of ten dele in te trekken, alsmede om aan te wijzen gevolgen van dat besluit
ongedaan te maken;
-
b. het opleggen van een verbod aan het bevoegde orgaan van het fonds om handelingen te
verrichten of te doen verrichten ter uitvoering van het besluit of onderdelen daarvan.
-
7 De ondernemingskamer kan haar beslissing op een verzoek tot het treffen van voorzieningen
voor een door haar te bepalen termijn aanhouden, indien beide partijen daar om verzoeken,
dan wel indien het bevoegde orgaan van het fonds op zich neemt het besluit waartegen
beroep is ingesteld, in te trekken of te wijzigen, of bepaalde gevolgen van het besluit
ongedaan te maken.
-
8 Nadat het verzoekschrift is ingediend kan de ondernemingskamer, zo nodig onverwijld,
voorlopige voorzieningen treffen. De derde zin van het vijfde lid en het zesde lid
zijn van overeenkomstige toepassing.
-
10 De kosten van het voeren van rechtsgedingen door de deelnemersraad komen ten laste
van het fonds, indien zij redelijkerwijs noodzakelijk zijn voor de vervulling van
de taak van de deelnemersraad en het fonds van de te maken kosten vooraf in kennis
is gesteld. In rechtsgedingen tussen het fonds en de deelnemersraad kan de deelnemersraad
niet in de proceskosten worden veroordeeld.
Artikel 6ca
[Regeling vervallen per 01-01-2007]
-
1 Een geleding binnen de deelnemersraad kan bij de ondernemingskamer van het gerechtshof
te Amsterdam beroep instellen tegen een besluit als bedoeld in artikel 6b, eerste lid, onderdeel f of g, van het bevoegde orgaan van het fonds, wanneer dat besluit niet in overeenstemming
is met het advies van de deelnemersraad.
Artikel 6d
[Regeling vervallen per 01-01-2007]
-
1 Indien binnen de in artikel 6c, derde lid, bedoelde termijn geen beroep bij de ondernemingskamer is ingesteld, kan de deelnemersraad
of een gedeelte van ten minste 10% van de leden van de deelnemersraad een klacht indienen
bij de Pensioen- & Verzekeringskamer op grond van het oordeel dat het bevoegde orgaan
van het fonds bij een aangelegenheid als bedoeld in artikel 6b, eerste lid, de belangen van belanghebbenden niet op evenwichtige wijze behartigt. De klacht
wordt binnen acht weken na afloop van die termijn ingediend volgens door de Pensioen-
& Verzekeringskamer te stellen regels. Die regels, welke de goedkeuring behoeven van
Onze Minister, worden in de Staatscourant bekend gemaakt. Goedkeuring kan slechts
worden onthouden wegens strijd met het recht of het algemeen belang.
-
2 De Pensioen- & Verzekeringskamer geeft zo spoedig mogelijk, maar in elk geval binnen
twaalf weken na dagtekening van de klacht, een oordeel. Zij stelt het bevoegde orgaan
van het fonds en de deelnemersraad hiervan onverwijld in kennis.
-
3 Indien de Pensioen- & Verzekeringskamer de klacht geheel of gedeeltelijk gegrond heeft
verklaard, is het bevoegde orgaan van het fonds verplicht om binnen twaalf weken na
dagtekening van de kennisgeving, bedoeld in het tweede lid, zijn zienswijze terzake
aan de Pensioen- & Verzekeringskamer te berichten.
Artikel 6e
[Regeling vervallen per 01-01-2007]
Door middel van een besluit van het bestuur van het fonds kunnen aan de deelnemersraad
verdere bevoegdheden dan de in deze wet genoemde worden toegekend. Een zodanig besluit
wordt schriftelijk vastgelegd en behoeft de instemming van de deelnemersraad.
Artikel 7
[Regeling vervallen per 01-01-2007]
-
2 In de reglementen van een pensioenfonds en van een spaarfonds wordt tevens de datum
van hun inwerkingtreding vermeld en, in geval van wijziging van die reglementen, de
datum van inwerkingtreding van de wijziging.
-
3 De statuten en reglementen van een bedrijfstakpensioenfonds moeten bovendien een
omschrijving bevatten van de bedrijfstak of de bedrijfstakken, of het deel van de
bedrijfstak, waarvoor het fonds geldt.
Artikel 7a
[Regeling vervallen per 01-01-2007]
De opbouw en de financiering van de pensioenaanspraken vinden gedurende het deelnemerschap
ten minste evenredig in de tijd plaats.
Artikel 8
[Regeling vervallen per 01-01-2007]
-
1 Degene, die aan een pensioenfonds heeft deelgenomen, verkrijgt, tenzij het bepaalde
in het achtste lid toepassing vindt, bij het eindigen van zijn deelneming anders dan
door overlijden of het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd een voor hem premievrije
aanspraak op ouderdomspensioen en weduwen- of weduwnaarspensioen dan wel partnerpensioen,
met inachtneming van het bepaalde in dit artikel.
-
2 De gewezen deelnemer verkrijgt bij beëindiging van de deelneming ten minste een premievrije
aanspraak op een evenredig ouderdomspensioen. Daaronder wordt verstaan het verschil
tussen het ouderdomspensioen dat de gewezen deelnemer zou hebben gekregen als hij
zou hebben deelgenomen tot de pensioengerechtigde leeftijd en het ouderdomspensioen
dat hij zou hebben gekregen als hij zou hebben deelgenomen vanaf het tijdstip waarop
zijn deelneming eindigde tot de pensioengerechtigde leeftijd. Bij de berekening bedoeld
in de vorige volzin wordt, voor wat betreft de gegevens die voor de vaststelling van
de pensioenaanspraken van belang zijn, uitgegaan van die gegevens, zoals deze gelden
op het tijdstip waarop de deelneming is geëindigd.
-
3 Indien een weduwen- of weduwnaarspensioen respectievelijk een partnerpensioen is
toegezegd, verkrijgt de gewezen deelnemer bij beëindiging van de deelneming ten behoeve
van zijn echtgenoot respectievelijk zijn partner een door het pensioenfonds naar redelijkheid
vast te stellen premievrije aanspraak op weduwen- of weduwnaarspensioen respectievelijk
partnerpensioen.
-
5 Indien een instelling of persoon op ingegane ouderdomspensioenen van personen die
tot de ingang van hun pensioen aan de regeling van het pensioenfonds hebben deelgenomen
toeslagen, hoe ook genaamd, verleent, heeft de gewezen deelnemer die aan dezelfde
regeling van dat fonds heeft deelgenomen er jegens die instelling of persoon recht
op dat hem op zijn ingegaan ouderdomspensioen overeenkomstige toeslagen worden verleend
met inachtneming van dezelfde uitgangspunten. Op de overeenkomstige toeslagen kunnen
in mindering worden gebracht toeslagen op zijn ingegaan ouderdomspensioen welke de
gewezen deelnemer over hetzelfde tijdvak uit andere hoofde ontvangt. Een overeenkomstig
recht op gelijke behandeling heeft zijn weduwe of weduwnaar voor wat betreft toeslagen
op weduwen- of weduwnaarspensioen. De partner van een gewezen deelnemer na diens overlijden
heeft eveneens een overeenkomstig recht op gelijke behandeling voor wat betreft toeslagen
op zijn partnerpensioen.
-
6 Indien een instelling of persoon op ingegane ouderdomspensioenen van personen die
tot de ingang van hun pensioen aan de regeling van het pensioenfonds hebben deelgenomen
toeslagen, hoe ook genaamd, verleent, heeft de gewezen deelnemer die aan dezelfde
regeling van dat fonds heeft deelgenomen er jegens die instelling of persoon recht
op dat hem op zijn premievrije aanspraak op ouderdomspensioen overeenkomstige toeslagen
worden verleend met inachtneming van dezelfde uitgangspunten. Op de overeenkomstige
toeslagen kunnen in mindering worden gebracht toeslagen op zijn premievrije aanspraak
op ouderdomspensioen welke de gewezen deelnemer over hetzelfde tijdvak uit andere
hoofde ontvangt. Een overeenkomstig recht op gelijke behandeling heeft de gewezen
deelnemer voor wat betreft toeslagen op zijn premievrije aanspraak op weduwen- of
weduwnaarspensioen. De gewezen deelnemer heeft eveneens een overeenkomstig recht op
gelijke behandeling voor wat betreft toeslagen op zijn premievrije aanspraak op partnerpensioen.
-
8 De statuten en reglementen van een pensioenfonds kunnen bepalen dat degene die gedurende
een tijdvak korter dan een jaar heeft deelgenomen aan een regeling inzake ouderdomspensioen
van dat fonds, tenzij hij elders verworven pensioenaanspraken bij het fonds heeft
ingebracht, bij beëindiging van de deelneming anders dan door overlijden of het bereiken
van de pensioengerechtigde leeftijd een uitkering ontvangt die ten minste gelijk is
aan de door hem voor ouderdomspensioen betaalde bijdragen.
-
9 De statuten en reglementen van een pensioenfonds kunnen in plaats van het in het
achtste lid bedoelde tijdstip, waarop de deelneming eindigt, een later tijdstip van
uitkering noemen, doch niet later dan twee jaren na het eindigen van die deelneming,
noch later dan het tijdstip waarop de pensioengerechtigde leeftijd wordt bereikt.
-
10 Indien een pensioenregeling van een pensioenfonds kan worden beschouwd als alleen
te worden bepaald door de door de werkgever of de deelnemer beschikbaar gestelde premies
of bijdragen, is het tweede lid niet van toepassing en geldt dat de gewezen deelnemer
bij beëindiging van de deelneming ten minste een premievrije aanspraak op ouderdomspensioen
verkrijgt op de voet van de tot dan door hem en voor hem betaalde en uit hoofde van
artikel 2, zesde lid, nog verschuldigde bijdragen naarmate de voor pensioeningang vereiste duur van de
deelneming is verstreken.
Artikel 8a
[Regeling vervallen per 01-01-2007]
-
1 Indien het huwelijk van een deelnemer eindigt door echtscheiding of ontbinding na
scheiding van tafel en bed, verkrijgt zijn gewezen echtgenoot een zodanige premievrije
aanspraak op weduwen- of weduwnaarspensioen, als de deelnemer ten behoeve van die
gewezen echtgenoot zou hebben verkregen, indien op het tijdstip van de echtscheiding
of van de ontbinding van het huwelijk zijn deelneming zou zijn geëindigd anders dan
door overlijden of het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd.
-
2 Indien het huwelijk van een gewezen deelnemer eindigt door echtscheiding of ontbinding
na scheiding van tafel en bed, verkrijgt zijn gewezen echtgenoot een zodanige premievrije
aanspraak op weduwen- of weduwnaarspensioen, als de gewezen deelnemer ten behoeve
van die gewezen echtgenoot heeft verkregen bij het eindigen van zijn deelneming.
-
3 Het bepaalde in het eerste en tweede lid vindt geen toepassing, indien de man en
de vrouw bij huwelijkse voorwaarden of bij een bij geschrift gesloten overeenkomst
met het oog op de scheiding anders overeenkomen. De overeenkomst is slechts geldig
indien aan de overeenkomst een verklaring van het fonds is gehecht, dat het bereid
is een uit de afwijking voortvloeiend pensioenrisico te dekken.
Artikel 8b
[Regeling vervallen per 01-01-2007]
-
1 Degene, die aan een spaarfonds heeft deelgenomen, ontvangt, tenzij het bepaalde in
het tweede lid toepassing vindt, bij het eindigen van zijn deelneming of op een in
de statuten of reglementen van het fonds aangegeven later tijdstip een uitkering op
de voet van de door en voor hem betaalde en uit hoofde van artikel 3, derde lid, nog verschuldigde bijdragen.
-
2 De statuten en reglementen van een spaarfonds kunnen bepalen dat degene, die korter
dan een jaar aan het fonds heeft deelgenomen, bij het eindigen van zijn deelneming
een uitkering ontvangt ten minste gelijk aan de door hem betaalde bijdragen.
-
3 De statuten en reglementen van een spaarfonds kunnen in plaats van het in het tweede
lid bedoelde tijdstip, waarop de deelneming eindigt, een later tijdstip van uitkering
noemen, doch niet later dan twee jaren na het eindigen van de deelneming.
Artikel 8c
[Regeling vervallen per 01-01-2007]
-
1 De aanspraak op ouderdomspensioen van een deelnemer of gewezen deelnemer kan zonder
toestemming van diens echtgenoot niet bij overeenkomst tussen die deelnemer of gewezen
deelnemer en het pensioenfonds of de werkgever worden verminderd anders dan bij afkoop
zoals voorzien bij of krachtens deze wet, tenzij de echtgenoten het recht op pensioenverevening
ingevolge de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding (Stb. 1994, 342) hebben uitgesloten.
Artikel 9
[Regeling vervallen per 01-01-2007]
-
1 De voor pensioenen bestemde gelden van een pensioenfonds moeten, tenzij artikel 10 toepassing vindt, worden aangewend tot het overdragen of het herverzekeren van het
uit de aangegane verplichtingen voortspruitende risico door het sluiten van overeenkomsten
van verzekering met een verzekeraar:
-
a. die in het bezit is van de ingevolge artikel 24, eerste lid, van de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993 vereiste vergunning of heeft voldaan aan de ingevolge de artikelen 37 of 38 van die
wet vereiste procedure met betrekking tot een bijkantoor in Nederland; of
-
b. die heeft voldaan aan de vereiste procedure als bedoeld in de artikelen 111, eerste
lid, onderdelen a tot en met c, of tweede lid, 113, eerste of vierde lid, 116, eerste lid, onderdelen a tot en met c, of derde lid, of 118, tweede of vijfde lid, van genoemde wet indien het de aldaar
bedoelde dienstverrichting naar Nederland betreft.
-
2 De voor pensioenen bestemde gelden van een beroepspensioenfonds moeten, tenzij artikel 10 toepassing vindt, worden aangewend tot het overdragen of het herverzekeren van het
risico, dat voortspruit uit de in de statuten en enig pensioenreglement van het fonds
neergelegde verplichtingen, door het sluiten van overeenkomsten van verzekering met
een verzekeraar naar eigen keuze van de deelnemer, welke verzekeraar voldoet aan de
vereisten, bedoeld in het eerste lid onder a of b.
-
3 Ingeval het bepaalde in het eerste lid toepassing vindt of voor de inwerkingtreding
van deze bepaling heeft gevonden, zijn de regelen, welke krachtens artikel 2, vierde lid, zijn vastgesteld voor het geval dat een werkgever verzekeringsovereenkomsten sluit
als daar bedoeld, van overeenkomstige toepassing, indien en voor zover een rechthebbende,
niet zijnde een deelnemer, aanspraak op pensioen heeft jegens de verzekeraar, bedoeld
in het eerste lid. Voor de toepassing van de regelen bedoeld in de vorige volzin wordt
als verzekeringnemer aangemerkt het pensioenfonds dan wel, indien het fonds zijn rechten
als verzekeringnemer aan de rechthebbende op het pensioen heeft overgedragen, deze
rechthebbende.
Artikel 9a
[Regeling vervallen per 01-01-2007]
-
1 De bezittingen van een pensioenfonds, dan wel van een beroepspensioenfonds, moeten,
tezamen met de te verwachten inkomsten, toereikend zijn ter dekking van de uit de
statuten en reglementen voortvloeiende pensioenverplichtingen.
-
2 De aanspraak, bedoeld in artikel 8, tweede lid, dient voor de deelnemer in elk geval steeds aan het einde van ieder kalenderjaar
dan wel, indien dat eerder is, bij beëindiging van de deelneming, volledig te zijn
gefinancierd. De Pensioen- & Verzekeringskamer kan op grond van bijzondere omstandigheden
een langere termijn, van ten hoogste dertien weken, toestaan voor financiering als
bedoeld in dit lid.
Artikel 9b
[Regeling vervallen per 01-01-2007]
-
2 Vorderingen van een ondernemingspensioenfonds of een spaarfonds op de werkgever, alsmede
belegging in aandelen in diens onderneming zijn toegelaten tot een bedrag gelijk aan
het twintigste deel van de bezittingen van het fonds, vermeerderd met een bedrag gelijk
aan de vrije reserve van dat fonds. Het bedrag van deze vorderingen en aandelen mag
evenwel het tiende deel van de bezittingen van het fonds niet overschrijden.
-
3 Ten aanzien van een ondernemingspensioenfonds mag van het tweede lid worden afgeweken,
voor zover de werkgever nieuwe financiële verplichtingen op zich heeft genomen, alsook
voor zover het betreft financiële verplichtingen van de werkgever, die verband houden
met verhogingen van aanspraken op pensioen over reeds verstreken jaren; zulks onder
voorwaarde dat de aanpassing aan dat lid wordt nagestreefd volgens een plan waarmee
de Pensioen- & Verzekeringskamer heeft ingestemd.
Artikel 9c
[Regeling vervallen per 01-01-2007]
-
1 Het pensioenfonds, dan wel het beroepspensioenfonds, stelt een actuariële en bedrijfstechnische
nota vast waarin in elk geval een omschrijving is opgenomen van de wijze waarop uitvoering
wordt gegeven aan het bepaalde bij en krachtens de artikelen 9a, 9b en 9d. Het spaarfonds stelt een bedrijfstechnische nota vast waarin in elk geval een omschrijving
is opgenomen van de wijze waarop uitvoering wordt gegeven aan het bepaalde bij en
krachtens de artikelen 9b en 9d.
Artikel 9d
[Regeling vervallen per 01-01-2007]
Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld met betrekking
tot de artikelen 9a, 9b en 9c. Daarbij kan worden bepaald dat in geval van overdracht of herverzekering als bedoeld
in artikel 9, artikel 9c en die regels niet van toepassing zijn dan wel anderszins daarvan mag worden afgeweken.
Artikel 10
[Regeling vervallen per 01-01-2007]
-
1 Indien een pensioenfonds, dan wel een beroepspensioenfonds, werkt volgens een actuariële
en bedrijfstechnische nota als bedoeld in artikel 9c, waaruit blijkt dat wordt voldaan aan het bepaalde bij en krachtens de artikelen 9a tot en met 9d en bovendien aan de eisen die op grond van het tweede lid worden gesteld, behoeft
overdracht of herverzekering van het risico, bedoeld in artikel 9, eerste of tweede lid, niet plaats te hebben.
-
2 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld met betrekking
tot de eisen waaraan de financiële opzet in relatie tot het draagvlak van een pensioenfonds,
dan wel een beroepspensioenfonds, moet voldoen teneinde de nakoming van de uit de
pensioenregeling voortvloeiende verplichtingen op zodanige wijze te waarborgen dat
toepassing kan worden gegeven aan het eerste lid. Deze regels kunnen verschillend
worden gesteld voor verschillende categorieën van verzekerde risico's, van pensioenfondsen
en van beroepspensioenfondsen.
-
3 Zodra het fonds verplichtingen heeft ten aanzien waarvan artikel 9, eerste of tweede lid, geen toepassing heeft gevonden doet het bestuur van het fonds daarvan onverwijld
mededeling aan de Pensioen- & Verzekeringskamer. Het bepaalde bij en krachtens artikel 9c, tweede en derde lid, is van overeenkomstige toepassing.
Artikel 10a
[Regeling vervallen per 01-01-2007]
Indien de Pensioen- & Verzekeringskamer zulks noodzakelijk acht in het belang van
de deelnemers, de gewezen deelnemers, of andere belanghebbenden, gaat een pensioenfonds
binnen de daarvoor door de Pensioen- & Verzekeringskamer gestelde termijn over tot
het overdragen of herverzekeren van het uit de aangegane verplichtingen voortspruitende
risico door het sluiten van overeenkomsten van verzekering met een verzekeraar als
bedoeld in artikel 9.
Artikel 10b
[Regeling vervallen per 01-01-2007]
-
2 Het bestuur van een pensioenfonds, een spaarfonds of een beroepspensioenfonds legt
aan de Pensioen- & Verzekeringskamer jaarlijks binnen zes maanden na afloop van het
boekjaar een jaarrekening, een jaarverslag en overige gegevens over het verstreken
boekjaar over, waarin een volledig beeld van de financiële toestand van het fonds
gegeven wordt en waaruit ten genoegen van die kamer blijkt dat wordt voldaan aan het
bepaalde bij en krachtens deze wet alsmede, voor zover van toepassing, aan het bepaalde
bij of krachtens de Wet betreffende verplichte deelneming in een beroepspensioenregeling, en dat de belangen van de bij het fonds betrokken deelnemers, gewezen deelnemers
en overige belanghebbenden voldoende gewaarborgd geacht kunnen worden.
-
5 De accountant, bedoeld in het vierde lid, is verplicht desgevraagd aan de Pensioen-
& Verzekeringskamer inzicht te bieden in zijn controlewerkzaamheden alsmede haar alle
overige inlichtingen te verstrekken die redelijkerwijze geacht kunnen worden nodig
te zijn voor de vervulling van de haar bij of krachtens deze wet dan wel bij of krachtens
de Wet betreffende verplichte deelneming in een beroepspensioenregeling opgelegde taak. De Pensioen- & Verzekeringskamer stelt het bestuur van het fonds
in de gelegenheid aanwezig te zijn bij het verstrekken van inlichtingen door de accountant.
-
7 Voor zover een beroepspensioenregeling de mogelijkheid opent overeenkomstig artikel 2, tweede lid, onderdeel b of c, van de Wet betreffende verplichte deelneming
in een beroepspensioenregeling naar eigen keuze overeenkomsten van verzekering te sluiten met het in artikel 2,
tweede lid, onderdeel a, van die wet bedoelde beroepspensioenfonds, dient de in het
tweede lid bedoelde jaarrekening een afzonderlijke bedrijfsrekening te bevatten betreffende
deze overeenkomsten van verzekering, waaruit onder meer duidelijk zal moeten blijken
welke waarborgen ten behoeve van de betrokken deelnemers aanwezig zijn.
-
8 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld met betrekking
tot de wijze waarop wordt voldaan aan de verplichtingen, bedoeld in het eerste tot
en met het zevende lid. Daarbij kunnen regels worden gesteld omtrent het in bepaalde
gevallen meermalen per jaar overleggen van gegevens of verklaringen als bedoeld in
dit artikel.
-
10 Indien de accountant naar het oordeel van de Pensioen- & Verzekeringskamer niet of
niet meer de nodige waarborgen biedt dat deze de toevertrouwde taak met betrekking
tot het fonds naar behoren zal vervullen, kan de Pensioen- & Verzekeringskamer bepalen
dat hij niet bevoegd is de verklaring, bedoeld in het vierde lid, met betrekking tot
dat fonds af te leggen.
Artikel 11
[Regeling vervallen per 01-01-2007]
-
1 De accountant, bedoeld in artikel 10b, vierde lid, meldt de Pensioen- & Verzekeringskamer zo spoedig mogelijk elke omstandigheid waarvan
hij bij de uitvoering van zijn werkzaamheden als bedoeld in die bepaling kennis heeft
gekregen en die:
-
a. in strijd is met de bij of krachtens deze wet, dan wel bij of krachtens de Wet betreffende
verplichte deelneming in een beroepspensioenregeling, geldende eisen en verplichtingen;
-
b. de nakoming van de door het fonds aangegane verplichtingen bedreigt; of
-
c. leidt tot weigering van het afgeven van een verklaring omtrent de getrouwheid of tot
het maken van voorbehouden.
-
2 Gelijke verplichting als bedoeld in het eerste lid, onderdelen a en b, rust op de
actuaris, bedoeld in artikel 10b, derde lid.
-
3 De accountant, onderscheidenlijk de actuaris die op grond van dit artikel tot een
melding aan de Pensioen- & Verzekeringskamer is overgegaan, is niet aansprakelijk
voor schade die een derde dientengevolge lijdt, tenzij aannemelijk wordt dat, gelet
op alle feiten en omstandigheden, in redelijkheid niet tot melding had mogen worden
overgegaan.
Artikel 12
[Regeling vervallen per 01-01-2007]
-
1 Tot het samenstellen van de in artikel 10b, derde lid, bedoelde bescheiden, alsmede tot het verrichten van andere tot de normale beroepsbezigheden
van actuarissen behorende werkzaamheden ten behoeve van een pensioenfonds, een spaarfonds
of een beroepspensioenfonds is tegenover de Pensioen- & Verzekeringskamer niet bevoegd
degene, tegen wiens aanwijzing of handhaving bij het fonds de Pensioen- & Verzekeringskamer
bedenkingen heeft geuit.
-
2 De Pensioen- & Verzekeringskamer kan tegen de aanwijzing of handhaving van een actuaris
slechts bedenkingen uiten, indien de betrokkene, naar haar oordeel, niet of niet meer
de nodige waarborgen biedt, dat hij de hem toevertrouwde taak naar behoren zal vervullen.
Artikel 13
[Vervallen per 01-01-2000]
Artikel 14
[Vervallen per 01-01-2000]
Artikel 15
[Vervallen per 01-01-2000]
Artikel 16
[Vervallen per 01-01-2000]
Artikel 17
[Regeling vervallen per 01-01-2007]
Artikel 17a
[Regeling vervallen per 01-01-2007]
Onverminderd het bepaalde in artikel 8, vierde lid, verstrekt het bestuur van een pensioenfonds op verzoek aan de deelnemer en de gewezen
deelnemer binnen drie maanden een opgave van de hoogte van de opgebouwde aanspraken.
Het fonds kan een vergoeding vragen van de aan de opgave verbonden kosten.
Artikel 18
[Regeling vervallen per 01-01-2007]
Ieder der bestuurders van een pensioenfonds of van een spaarfonds is verplicht te
zorgen, dat het bepaalde bij of krachtens deze wet alsmede de bepalingen van de statuten
en reglementen van het fonds worden nageleefd en dat, voor zover het een pensioenfonds
betreft, het beleid van dat fonds gevoerd wordt overeenkomstig de in artikel 9c bedoelde actuariële en bedrijfstechnische nota.
Artikel 19
[Regeling vervallen per 01-01-2007]
Een pensioenfonds, een spaarfonds, een werkgever en een verzekeraar als bedoeld in
artikel 2, vierde lid, verstrekken aan de Pensioen- & Verzekeringskamer binnen de door haar te bepalen
termijn kosteloos de inlichtingen die zij voor de vervulling van de haar bij of krachtens
deze wet opgelegde taak nodig acht.
Artikel 20
[Regeling vervallen per 01-01-2007]
-
2 Onze Minister kan met betrekking tot de uitvoering van de artikelen 2a, 2b, 2c, 3b, 6a, 6d, 7, 8, 8a, 8b, 8c, 25, 29, 32, 32a, 32b, 32 ba, 32c, 32e, 32f, 32g en 32h aan de Pensioen- & Verzekeringskamer aanwijzingen van algemene aard geven betreffende
de uitoefening van de haar bij of krachtens deze wet opgelegde taak.
Artikel 20a
[Regeling vervallen per 01-01-2007]
-
1 Onze Minister is bevoegd aan de Pensioen- & Verzekeringskamer de gegevens of inlichtingen
te vragen die naar zijn oordeel nodig zijn voor een onderzoek naar de toereikendheid
van deze wet of de wijze waarop de Pensioen- & Verzekeringskamer deze wet uitvoert
of heeft uitgevoerd, indien dat ter wille van het bedrijfseconomisch toezicht nodig
blijkt, alsmede gegevens of inlichtingen die betrekking hebben op de uitvoering van
de artikelen, genoemd in artikel 20, tweede lid.
-
2 De Pensioen- & Verzekeringskamer is verplicht aan Onze Minister de in het eerste lid
bedoelde gegevens of inlichtingen te verstrekken. Indien Onze Minister de Pensioen-
& Verzekeringskamer vraagt bepaalde gegevens of inlichtingen te verstrekken die ingevolge
het bij of krachtens deze wet bepaalde omtrent afzonderlijke pensioen- of spaarfondsen
zijn verstrekt of zijn verkregen, en die geen betrekking hebben op de uitvoering van
de artikelen, genoemd in artikel 20, tweede lid, is de Pensioen- & Verzekeringskamer niet verplicht deze gegevens of inlichtingen
te verstrekken, indien deze betrekking hebben op of herleidbaar zijn tot een afzonderlijk
pensioenfonds, spaarfonds, rechtspersoon, vennootschap of natuurlijke persoon, met
uitzondering van gegevens of inlichtingen die betrekking hebben op of herleidbaar
zijn tot een pensioenfonds of een spaarfonds dat in staat van faillissement is verklaard
of op grond van een rechterlijke uitspraak is ontbonden.
-
3 Onze Minister is bevoegd een derde op te dragen de gegevens of inlichtingen die hem
ingevolge het tweede lid zijn verstrekt te onderzoeken en aan hem verslag uit te brengen.
Tevens kan Onze Minister de derde die in zijn opdracht handelt, machtigen namens hem
gegevens of inlichtingen in te winnen, in welk geval het eerste en tweede lid van
overeenkomstige toepassing zijn.
Artikel 21
[Regeling vervallen per 01-01-2007]
-
1 De Pensioen- & Verzekeringskamer is, ter bevordering van een goede vervulling van
de haar bij of krachtens deze wet opgelegde taken, bevoegd getuigen en deskundigen
op te roepen; deze personen zijn verplicht op die oproep te verschijnen.
-
3 De oproeping door middel van dagvaarding geschiedt door een deurwaarder of een ambtenaar,
aangesteld voor de uitvoering van de politietaak, dan wel een andere ambtenaar of
functionaris, voor zover die ambtenaar of functionaris door Onze Minister van Justitie
daartoe is aangewezen, op de wijze, voorgeschreven bij de artikelen 586 en 587 van het Wetboek van Strafvordering. De termijn van dagvaarding bedraagt ten minste drie vrije dagen.
Artikel 22
[Regeling vervallen per 01-01-2007]
-
1 De Pensioen- & Verzekeringskamer is bevoegd inzage te nemen of door personen, door
haar bij uitdrukkelijke en bijzondere machtiging aangewezen, te doen nemen van de
zakelijke gegevens en bescheiden van een fonds, waarop deze wet van toepassing is.
Gelijke bevoegdheid heeft de Pensioen- & Verzekeringskamer ten aanzien van de zakelijke
gegevens en bescheiden van een verzekeraar, als bedoeld in artikel 2, vierde lid, en van een werkgever, die zijn toezeggingen omtrent pensioen bij een aan zijn onderneming
verbonden fonds dan wel bij een bedrijfstakpensioenfonds heeft ondergebracht, voor
zover deze zakelijke gegevens en bescheiden naar het oordeel van de Pensioen- & Verzekeringskamer
voor de door die werkgever getroffen pensioenvoorziening van belang zijn.
Artikel 23
[Regeling vervallen per 01-01-2007]
-
1 Indien de Pensioen- & Verzekeringskamer zulks noodzakelijk acht in het belang van
de deelnemers, de gewezen deelnemers, of andere belanghebbenden, kan zij aan het bestuur
van een pensioenfonds of een spaarfonds een aanwijzing geven.
Artikel 23a
[Regeling vervallen per 01-01-2007]
-
1 De Pensioen- & Verzekeringskamer kan een last onder dwangsom opleggen ter zake van
overtreding van voorschriften, gesteld bij of krachtens de artikelen 2, eerste en vierde lid, 2b, eerste, derde, en vijfde lid, 2c, 3, eerste lid, 4, eerste, tweede en vierde lid, 5, eerste tot en met zevende lid, 5a, eerste lid, 6a, 6b, tweede en vierde lid, 6d, derde lid, 7, 7a, 8, vijfde en zesde lid, 9, 9a, eerste en tweede lid, 9b, 9c, 10, derde lid, 10a, 10b, 18, 19, 21, zesde lid, 22, tweede en vierde lid, 23, tweede lid, 23l, eerste en derde lid, en 32b, tweede lid.
Artikel 23b
[Regeling vervallen per 01-01-2007]
-
1 De Pensioen- & Verzekeringskamer kan een bestuurlijke boete opleggen ter zake van
overtreding van voorschriften, gesteld bij of krachtens de artikelen 2, eerste en vierde lid, 2b, eerste, derde en vijfde lid, 2c, 3, eerste lid, 3a, derde en vierde lid, 4, eerste, tweede en vierde lid, 5, eerste tot en met zevende lid, 5a, eerste lid, 6a, 6b, tweede en vierde lid, 6c, eerste lid, 6d, derde lid, 7, 7a, 8, vijfde en zesde lid, 9, 9a, eerste en tweede lid, 9b, 9c, 10, derde lid, 10a, 10b, 11, eerste en tweede lid, 18, 19, 21, zesde lid, 22, tweede en vierde lid, 23, tweede lid, 23l, eerste en derde lid, en 32b, tweede lid.
-
3 Onze Minister, in overeenstemming met Onze Minister van Justitie, kan regels stellen
ter zake van de uitoefening van de bevoegdheid, bedoeld in het eerste lid.
Artikel 23c
[Regeling vervallen per 01-01-2007]
-
5 Voor overtreding van voorschriften, gesteld bij of krachtens een algemene maatregel
van bestuur op grond van de artikelen 2b, vijfde lid, 2c, tweede lid, 9d, 10, tweede lid, 10b, achtste lid, 32, negende lid en 32b, derde lid, wordt het bedrag van de boete bepaald op de wijze als voorzien in de bijlage behorend
bij die algemene maatregel van bestuur, met dien verstande dat de boete voor een afzonderlijke
overtreding ten hoogste € 907 560 bedraagt. Ten aanzien van de regelen, bedoeld in
artikel 2, vierde lid, tweede volzin, is de eerste volzin van overeenkomstige toepassing.
Artikel 23d
[Regeling vervallen per 01-01-2007]
Degene jegens wie door de Pensioen- & Verzekeringskamer een handeling is verricht
waaraan hij in redelijkheid de gevolgtrekking kan verbinden dat hem wegens een overtreding
een boete zal worden opgelegd, is niet verplicht ter zake daarvan enige verklaring
af te leggen. Hij wordt hiervan in kennis gesteld alvorens hem mondeling om informatie
wordt gevraagd.
Artikel 23e
[Regeling vervallen per 01-01-2007]
-
2 In afwijking van afdeling 4.1.2. van de Algemene wet bestuursrecht stelt de Pensioen- & Verzekeringskamer de betrokkene in de gelegenheid om naar keuze
schriftelijk of mondeling zijn zienswijze naar voren te brengen voordat de boete wordt
opgelegd, tenzij het een overtreding betreft die in de bijlage, de algemene maatregel
van bestuur of de regelen, bedoeld in artikel 23c, is aangewezen.
Artikel 23f
[Regeling vervallen per 01-01-2007]
Artikel 23g
[Regeling vervallen per 01-01-2007]
-
2 In afwijking van het eerste lid wordt de werking van de beschikking tot oplegging
van een boete voor een overtreding die op grond van artikel 23e, tweede lid, is aangewezen, opgeschort totdat de bezwaartermijn is verstreken of, indien bezwaar
is gemaakt, op het bezwaar is beslist.
Artikel 23h
[Regeling vervallen per 01-01-2007]
-
2 De boete wordt vermeerderd met de wettelijke rente, te rekenen vanaf de dag waarop
sedert de bekendmaking van de beschikking zes weken zijn verstreken, tenzij het een
overtreding betreft die op grond van artikel 23e, tweede lid, is aangewezen.
-
3 Indien de boete niet tijdig is betaald stuurt de Pensioen- & Verzekeringskamer schriftelijk
een aanmaning om binnen twee weken de boete, verhoogd met de kosten van de aanmaning,
alsnog te betalen. De aanmaning bevat de aanzegging, dat de boete, voor zover deze
niet binnen de gestelde termijn wordt betaald, overeenkomstig het vierde lid zal worden
ingevorderd.
Artikel 23i
[Regeling vervallen per 01-01-2007]
Artikel 23j
[Regeling vervallen per 01-01-2007]
Artikel 23k
[Regeling vervallen per 01-01-2007]
De werkzaamheden in verband met het opleggen van een dwangsom of van een boete worden
verricht door personen die niet betrokken zijn geweest bij het vaststellen van de
overtreding en het daaraan voorafgaande onderzoek.
Artikel 23l
[Regeling vervallen per 01-01-2007]
-
4 De door de Pensioen- & Verzekeringskamer aangewezen personen oefenen hun bevoegdheden
uit gedurende ten hoogste twee jaren na de bekendmaking van de aanzegging, bedoeld
in het eerste lid, behoudens de bevoegdheid van de Pensioen- & Verzekeringskamer om
deze termijn te verlengen telkens voor ten hoogste een jaar. Een zodanige verlenging
maakt de Pensioen- & Verzekeringskamer aan het fonds bekend. De verlenging wordt terstond
van kracht. De Pensioen- & Verzekeringskamer kan te allen tijde de door haar aangewezen
personen door anderen vervangen.
-
5 Voor schade ten gevolge van handelingen, die zijn verricht in strijd met een aanzegging
als bedoeld in het eerste lid, zijn degenen die deze handelingen als orgaan van het
fonds verrichten, persoonlijk aansprakelijk tegenover het fonds. Het fonds kan de
ongeldigheid van deze handelingen inroepen, indien de wederpartij wist dat de vereiste
toestemming ontbrak of daarvan niet onkundig kon zijn.
-
6 De Pensioen- & Verzekeringskamer trekt in elk geval de maatregel, bedoeld in het eerste
lid, in zodra zij van oordeel is, dat deze maatregel niet langer noodzakelijk is.
Artikel 23m
[Regeling vervallen per 01-01-2007]
-
3 Indien de ondernemingskamer het verzoek toewijst, bepaalt zij de duur waarvoor de
bewindvoerder is aangesteld. Zij kan deze duur op verzoek van de Pensioen- & Verzekeringskamer
of van de bewindvoerder verlengen dan wel verkorten. De ondernemingskamer kan de bewindvoerder
een bezoldiging toekennen ten laste van het fonds of van de onderneming waaraan het
fonds is verbonden.
-
5 De voorlopige tenuitvoerlegging van de beschikking tot aanstelling van een bewindvoerder
kan worden bevolen, indien het verzoek daartoe is gedaan op de grond, genoemd in het
eerste lid, onder a, van dit artikel.
Artikel 24
[Regeling vervallen per 01-01-2007]
Telkenjare brengt de Pensioen- & Verzekeringskamer aan Ons verslag uit omtrent haar
bevindingen betreffende de toepassing van deze wet.
Artikel 25
[Regeling vervallen per 01-01-2007]
-
1 De Pensioen- & Verzekeringskamer verzamelt en bewerkt ten behoeve van het door Onze
Minister te voeren beleid inzake aanvullende pensioenvoorzieningen de daarvoor van
belang zijnde gegevens met betrekking tot de aanvullende pensioenregelingen, alsmede
met betrekking tot het aantal personen dat onder de werking van die regelingen valt.
Artikel 25a
[Regeling vervallen per 01-01-2007]
Ieder is verplicht aan Onze Minister of aan een bij ministeriële regeling aangewezen
instelling desgevraagd alle inlichtingen te verstrekken die nodig zijn voor onderzoek
inzake het ontbreken van aanvullende pensioenvoorzieningen voor werknemers.
Artikel 26
[Regeling vervallen per 01-01-2007]
De pensioenfondsen en spaarfondsen zijn verplicht tot vergoeding van de kosten, welke
aan de uitvoering van deze wet verbonden zijn. Onze Minister stelt hiervoor nadere
regelen vast.
Artikel 27
[Vervallen per 01-09-1992]
Artikel 28
[Regeling vervallen per 01-01-2007]
Wij behouden Ons voor, bij algemene maatregel van bestuur nadere regelen tot uitvoering
van deze wet te geven.
Artikel 29
[Regeling vervallen per 01-01-2007]
-
1 De Pensioen- & Verzekeringskamer kan desgevraagd in bijzondere gevallen van het bepaalde
bij of krachtens de artikelen 2, 3, 3a, 5, eerste lid, 6, 6a, 8, eerste tot en met vierde, achtste en negende lid, 8b, 9b, tweede lid, 10b, eerste tot en met derde lid, 32a, onderdeel c, en artikel 32ba, eerste lid, onde rdeel f, ontheffing verlenen, indien die kamer van oordeel is, dat de belangen
van de personen die betrokken zijn bij een pensioen- of spaarregeling voldoende gewaarborgd
zijn. De ontheffing kan geen betrekking hebben op een verzoek om afkoop van pensioen
of een aanspraak op pensioen, anders dan met het oog op verwerving van aanspraken
op pensioen jegens een in het buitenland gevestigde instelling, en een verzoek om
ontheffing van het voorschrift van gelijke behandeling wat betreft het verlenen van
toeslagen.
Artikel 30
[Regeling vervallen per 01-01-2007]
-
1 Overtreding van het bij de artikelen 2, eerste lid, 3, eerste lid, 4, tweede lid, 10b, vijfde en zesde lid, 11, eerste en tweede lid, 18, 19, 22, tweede en vierde lid, 23, tweede lid, en 23l, eerste en derde lid, bepaalde wordt gestraft met een geldboete van de tweede categorie. Overtreding van
het bepaalde in 32, vierde en vijfde lid, en 32ba, wordt gestraft met een geldboete
van de vierde categorie.
-
2 Met een geldboete van de tweede categorie wordt gestraft overtreding van voorschriften,
krachtens deze wet bij algemene maatregel van bestuur gegeven, voor zover uitdrukkelijk
als strafbaar feit in de zin dezer wet aangeduid.
Artikel 31
[Vervallen per 01-01-1994]
Artikel 32
[Regeling vervallen per 01-01-2007]
-
2 Overdracht, inpandgeving of elke andere handeling, waardoor de deelnemer of gewezen
deelnemer enig recht op zijn pensioen of zijn aanspraak op pensioen aan een ander
toekent, anders dan het verlenen van zekerheid voor het verkrijgen van uitstel van
betaling als bedoeld in artikel 25, vijfde lid, van de Invorderingswet 1990 is slechts geldig voor zover beslag op zijn pensioen geldig zou zijn bij ontbreken
van andere inkomsten.
-
4 Onverminderd het bepaalde in het vijfde lid, de artikelen 32a en 32b en het bepaalde krachtens artikel 2, vierde lid, kan pensioen of een aanspraak op pensioen slechts worden afgekocht in bij ministeriële
regeling aan te wijzen gevallen.
-
5 In afwijking van het bepaalde in het vorige lid heeft zowel het pensioenfonds of
de verzekeraar zonder toestemming van de rechthebbende, als de rechthebbende zonder
toestemming van het pensioenfonds of de verzekeraar het recht tot afkoop van het pensioen,
indien het pensioen op het tijdstip van ingang een bedrag van € 332,29
[Red: per 1 januari 2004 € 350,56.]
per jaar niet te boven gaat. De afkoopsom wordt ter hand gesteld van de rechthebbende.
In het geval de rechthebbende zich in het buitenland heeft gevestigd geldt voor het
in de eerste volzin genoemde bedrag het tweevoudige en is het pensioenfonds of de
verzekeraar op verzoek van de rechthebbende verplicht voor het tijdstip van ingang
aanspraken op pensioen af te kopen indien op het tijdstip van afkoop de hoogte van
de pensioenaanspraak het tweevoudige van het in de eerste volzin genoemde bedrag niet
te boven gaat.
-
6 Het bedrag, genoemd in het vorige lid, wordt bij ministeriële regeling telkens herzien
met ingang van 1 januari met hetzelfde percentage waarmee de consumentenprijsindex
Alle Huishoudens, zoals dat wordt berekend door het Centraal Bureau voor de Statistiek,
over de maand oktober daaraan voorafgaande naar boven of beneden afwijkt van die index
over de maand oktober van het jaar voorafgaande aan de eerstgenoemde maand oktober.
Artikel 32a
[Regeling vervallen per 01-01-2007]
Onverminderd de artikelen 32b en 32ba is een pensioenfonds uitsluitend bevoegd pensioen of aanspraken op pensioen af te
kopen voor zover zijn statuten en reglementen dat mogelijk maken, indien de rechthebbende
daarmee instemt en indien:
-
a. die afkoop ertoe strekt het de rechthebbende mogelijk te maken om onder aanwending
van de afkoopsom pensioen of aanspraken op pensioen te verwerven overeenkomstig een
toezegging omtrent pensioen van een andere inhoud van een andere werkgever dan de
werkgever die het af te kopen pensioen heeft toegezegd, bij de instelling waar die
andere werkgever de toezegging omtrent pensioen heeft ondergebracht;
-
b. de in onderdeel a bedoelde afkoopsom rechtstreeks wordt overgedragen aan de instelling
jegens welke de in onderdeel a bedoelde aanspraken op pensioen worden verworven;
-
c. het pensioen of de aanspraken op pensioen worden verworven jegens een instelling:
-
1°. waarop de Pensioen- & Verzekeringskamer toezicht houdt;
-
2°. die bij ministeriële regeling is aangewezen;
-
3°. die heeft voldaan aan de ingevolge de artikelen 37 of 38 van de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993 vereiste procedure met betrekking tot een bijkantoor in Nederland; dan wel
-
4°. die heeft voldaan aan de vereiste procedure als bedoeld in de artikelen 111, eerste lid, onderdelen a tot en met c, of tweede lid, 113, eerste of vierde lid, 116, eerste lid, onderdelen a tot en met c, of derde lid, of 118, tweede of vijfde lid, van de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993 indien het de aldaar bedoelde dienstverrichting naar Nederland betreft;
-
d. het voornemen tot afkoop uiterlijk drie maanden voor de beoogde datum van afkoop schriftelijk
wordt gemeld aan de Pensioen- & Verzekeringskamer in die gevallen waarin er sprake
is van groepsgewijze afkoop en de Pensioen- & Verzekeringskamer binnen die periode
niet van eventuele bezwaren heeft doen blijken;
-
e. met de pensioenbelangen van de echtgenoot of gewezen echtgenoot op redelijke wijze
rekening is gehouden en
-
f. het pensioen of de aanspraak op pensioen door de instelling jegens welke het pensioen
of de aanspraak op pensioen wordt verworven, aldus wordt vastgesteld, dat de actuariële
waarde ervan ten minste gelijk is aan de op dezelfde grondslagen berekende actuariële
waarde van het af te kopen pensioen of de af te kopen aanspraken op pensioen.
Artikel 32b
[Regeling vervallen per 01-01-2007]
-
1 Een pensioenfonds is verplicht, tenzij naar het oordeel van de Pensioen- & Verzekeringskamer
de financiële toestand van het fonds dat niet toelaat, in geval van individuele beëindiging
van de deelneming anders dan door overlijden of het bereiken van de pensioengerechtigde
leeftijd op verzoek van een gewezen deelnemer aanspraken op pensioen af te kopen,
indien:
-
a. die afkoop ertoe strekt het de rechthebbende mogelijk te maken om onder aanwending
van de afkoopsom aanspraken op pensioen te verwerven bij de instelling waar de nieuwe
onderneming waaraan hij verbonden is de toezegging omtrent pensioen ter uitvoering
heeft ondergebracht,
-
b. de afkoopsom rechtstreeks wordt overgedragen aan die instelling en
-
c. de aanspraken op pensioen worden verworven jegens een instelling:
-
1°. waarop de Pensioen- & Verzekeringskamer toezicht houdt;
-
2°. die bij ministeriële regeling is aangewezen;
-
3°. die heeft voldaan aan de ingevolge de artikel 37 of 38 van de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993 vereiste procedure met betrekking tot een bijkantoor in Nederland, dan wel
-
4°. die heeft voldaan aan de vereiste procedure als bedoeld in de artikelen 111, eerste lid, onderdelen a tot en met c, of tweede lid, 113, eerste of vierde lid, 116, eerste lid, onderdelen a tot en met c, of derde lid, of 118, tweede of vijfde lid, van de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993 indien het de aldaar bedoelde dienstverrichting naar Nederland betreft.
-
4 Een pensioenfonds is verplicht op verzoek van een gewezen deelnemer bij diens aanstelling
in vaste dienst van een van de Europese Gemeenschappen een premievrije aanspraak op
ouderdomspensioen, bedoeld in artikel 8, af te kopen en de afkoopsom over te dragen aan de betrokken Gemeenschap. Bij de
berekening van de afkoopsom zijn de rekenregels van het derde lid van toepassing.
Een pensioenfonds is bevoegd op verzoek van de gewezen deelnemer en diens echtgenoot
of partner een premievrije aanspraak op weduwen-, weduwnaars- of partnerpensioen in
de in de eerste zin bedoelde afkoop en overdracht te betrekken.
Artikel 32ba
[Regeling vervallen per 01-01-2007]
-
2 Indien de rechthebbende aan de onderneming verbonden is geweest of verbonden zou zijn
geweest indien zijn deelneming niet was geëindigd, en deze onderneming is opgehouden
te bestaan, kan ingeval van liquidatie van het pensioenfonds afkoop overeenkomstig
het eerste lid plaatsvinden. Ingeval de afkoopsom wordt overgedragen aan een pensioenfonds
zijn deze wet en de daarop berustende bepalingen van overeenkomstige toepassing. Indien
de afkoopsom wordt overgedragen aan een verzekeraar als bedoeld in het eerste lid,
onderdeel a, zijn artikel 2, vierde lid en de daarop berustende bepalingen van overeenkomstige toepassing.
-
3 Een pensioenfonds is, voorzover zijn statuten en reglementen dat mogelijk maken, in
afwijking van het eerste lid, onderdeel b, bevoegd aanspraken op pensioen af te kopen,
indien die afkoop ertoe strekt het de rechthebbende mogelijk te maken om op de datum
waarop het pensioen ingaat onder aanwending van de afkoopsom bij een andere instelling
pensioen te verwerven, mits de afkoopsom rechtstreeks wordt overgedragen aan die instelling
en wordt voldaan aan het eerste lid, onderdeel a, c, d, e en f . Ingeval deze andere
instelling een pensioenfonds is, zijn deze wet en de daarop berustende bepalingen
van overeenkomstige toepassing op dat pensioen. Indien deze andere instelling een
verzekeraar is als bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, zijn artikel 2, vierde lid, en de daarop berustende bepalingen van overeenkomstige toepassing op dat pensioen.
Artikel 32d
[Regeling vervallen per 01-01-2007]
In de artikelen 32e tot en met 32h wordt verstaan onder:
-
a. pensioenregeling: een pensioenregeling op grond van een pensioentoezegging in de zin
van artikel 2, eerste lid, dan wel een andere pensioenregeling welke niet bij of krachtens een wet is vastgesteld;
-
b. pensioen: pensioen op grond van een pensioenregeling als bedoeld onder a;
-
c. deelnemer: een deelnemer aan een pensioenregeling als bedoeld onder a;
-
d. lidstaat: een lidstaat van de Europese Unie;
-
e. gedetacheerd werknemer: een werknemer die in een andere lidstaat wordt gedetacheerd
om daar te werken en die krachtens titel II van verordening (EEG) nr. 1408/71 van de Raad van de Europese gemeenschappen van 14 juni 1971 betreffende de toepassing
van de socialezekerheidsregelingen op loontrekkenden en hun gezinnen, die zich binnen
de gemeenschap verplaatsen (PbEG L 149), onderworpen blijft aan de wetgeving van de
lidstaat van oorsprong.
Artikel 32e
[Regeling vervallen per 01-01-2007]
Deelnemers en andere rechthebbenden die zich na beëindiging van de deelneming aan
een pensioenregeling naar een andere lidstaat begeven behouden hun aanspraak op pensioen
in dezelfde mate als deelnemers en andere rechthebbenden die na beëindiging van de
deelneming in Nederland blijven.
Artikel 32f
[Regeling vervallen per 01-01-2007]
Het orgaan dat de pensioenregeling uitvoert, betaalt het pensioen op verzoek van de
rechthebbende in een andere lidstaat dan de lidstaat waar dat orgaan is gevestigd,
waarbij transactiekosten op het pensioen in mindering gebracht kunnen worden.
Artikel 32g
[Regeling vervallen per 01-01-2007]
Artikel 32h
[Regeling vervallen per 01-01-2007]
Artikel 33
[Regeling vervallen per 01-01-2007]
Van burgerlijke rechtsvorderingen ter zake van deelneming in en uitkering uit een
fonds, waarop deze wet van toepassing is, neemt de kantonrechter kennis.
Artikel 34
[Regeling vervallen per 01-01-2007]
Inlichtingen uit de basisadministratie persoonsgegevens en inlichtingen en uittreksels
uit de registers van de burgerlijke stand, welke met het oog op deelneming in of uitkering
uit een fonds, waarop deze wet van toepassing is, ten behoeve van deelnemers en gewezen
deelnemers van een zodanig fonds worden gevraagd, zijn vrij van leges.
Artikel 36
[Vervallen per 01-01-2000]
Artikel 37
[Vervallen per 01-01-2000]
Artikel 38
[Regeling vervallen per 01-01-2007]
Deze wet kan worden aangehaald onder de titel Pensioen- en spaarfondsenwet.
Artikel 39
[Vervallen per 01-01-2000]
Bijlage als bedoeld in artikel 23c, eerste lid, van de Pensioen- en spaarfondsenwet
[Regeling vervallen per 01-01-2007]
Artikel 1.
[Regeling vervallen per 01-01-2007]
Voor de overtredingen genoemd in tabel 1 en tabel 2, begaan na het tijdstip van inwerkingtreding
van artikel 23b van deze wet, zijn de boetebedragen vastgesteld als volgt:
Tariefnummer
|
Bedrag (vast tarief)
|
1.
|
€ 453
|
2.
|
€ 907
|
3.
|
€ 5 445
|
4.
|
€ 21 781
|
5.
|
€ 87 125
|
Artikel 2.
[Regeling vervallen per 01-01-2007]
1. Indien een boete wordt opgelegd voor het overtreden van een bepaling als genoemd
in tabel 1, is bij de vaststelling van de hoogte van deze boete de volgende categorie-indeling
naar balanstotaal van toepassing met de daarbij behorende factor:
Categorie I: pensioenfondsen, spaarfondsen en verzekeraars als bedoeld in artikel 2, vierde lid, van deze wet, met een balanstotaal minder dan € 9 075 604: factor 1;
Categorie II: pensioenfondsen, spaarfondsen en verzekeraars als bedoeld in artikel 2, vierde lid, van deze wet, met een balanstotaal van ten minste € 9 075 604 maar minder dan €
45 378 022: factor 2;
Categorie III: pensioenfondsen, spaarfondsen en verzekeraars als bedoeld in artikel 2, vierde lid, van deze wet, met een balanstotaal van ten minste € 45 378 022 maar minder dan €226 890 108:
factor 3;
Categorie IV: pensioenfondsen, spaarfondsen en verzekeraars als bedoeld in artikel 2, vierde lid, van deze wet, met een balanstotaal van ten minste € 226 890 108 maar minder dan
€ 453 780 216 : factor 4;
Categorie V: pensioenfondsen, spaarfondsen en verzekeraars als bedoeld in artikel 2, vierde lid, van deze wet, met een balanstotaal van € 453 780 216 of meer: factor 5.
2. De boete wordt vastgesteld door het bedrag, bedoeld in artikel 1, te vermenigvuldigen
met de factor behorende bij de categorie naar balanstotaal, bedoeld in het eerste
lid.
3. Indien de gegevens omtrent het balanstotaal niet aan de Pensioen- & Verzekeringskamer
beschikbaar zijn gesteld, kan de Pensioen- & Verzekeringskamer aan degene aan wie
de boete wordt opgelegd, verzoeken deze gegevens binnen een door haar te stellen termijn
te verstrekken. Indien de betrokkene niet binnen de gestelde termijn voldoet aan dit
verzoek, is bij de vaststelling van de hoogte van de boete categorie V van toepassing.
Artikel 3.
[Regeling vervallen per 01-01-2007]
Op grond van artikel 23e, tweede lid, van deze wet behoeft de betrokkene niet in de gelegenheid te worden gesteld om zijn
zienswijze naar voren te brengen voordat de boete wordt opgelegd, indien het een overtreding
betreft waarvoor tariefnummer 1 is vastgesteld.
Tabel 1
Overtreding van voorschriften, gesteld bij artikel:
|
Tariefnummer:
|
2b, derde lid
|
4
|
2c, eerste lid
|
4
|
3a, derde lid
|
4
|
4, eerste lid
|
3
|
4, tweede lid
|
3
|
4, vierde lid
|
3
|
5, eerste lid
|
3
|
5, tweede lid
|
2
|
5, derde lid
|
2
|
5, vierde lid
|
2
|
5, vijfde lid
|
2
|
5, zesde lid,
|
2
|
5, zevende lid,
|
2
|
5a, eerste lid
|
2
|
6a
|
2
|
6b, tweede lid
|
3
|
6b, vierde lid
|
2
|
6c, eerste lid
|
2
|
6d, derde lid
|
2
|
7
|
2
|
7a
|
3
|
9
|
4
|
9a, eerste lid
|
5
|
9a, tweede lid
|
3
|
9b
|
4
|
9c
|
3
|
10, derde lid
|
3
|
10a
|
4
|
10b, eerste lid
|
1
|
10b, tweede lid
|
1
|
10b, derde lid
|
1
|
10b, vierde lid
|
1
|
23, tweede lid
|
4
|
23l, eerste lid
|
4
|
23l, derde lid
|
3
|
32b, tweede lid
|
4
|
Tabel 2
Overtreding van voorschriften, gesteld bij artikel:
|
Tariefnummer
|
2, eerste lid
|
5
|
2, vierde lid
|
5
|
2b, eerste lid
|
4
|
3, eerste lid
|
5
|
3a, vierde lid
|
3
|
8, vijfde lid
|
4
|
8, zesde lid
|
4
|
10b, vijfde lid
|
2
|
10b, zesde lid
|
2
|
11, eerste lid
|
3
|
11, tweede lid
|
3
|
18
|
1
|
19
|
3
|
21, zesde lid
|
1
|
22, tweede lid
|
3
|
22, vierde lid
|
3
|