Stb. 2008, 85, datum inwerkingtreding 26-03-2008, bevat een wijziging met terugwerkende
kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-03-2007.
1 Ieder is bevoegd aan de voorzitter van de rechtbank schriftelijk inschrijving als
advocaat te verzoeken:
-
a. aan wie op grond van het met goed gevolg afleggen van een afsluitend examen van een
opleiding in het wetenschappelijk onderwijs op het gebied van het recht door een universiteit
dan wel de Open Universiteit als bedoeld in de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk
onderzoek, de graad Bachelor op het gebied van het recht en tevens de graad Master
op het gebied van het recht is verleend;
-
b. die op grond van het met goed gevolg afleggen van het afsluitend examen van een opleiding
op het gebied van het recht aan een universiteit dan wel de Open Universiteit als
bedoeld in de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek, het doctoraat
in de rechtsgeleerdheid of het recht om de titel meester te voeren heeft verkregen.
Bij algemene maatregel van bestuur kunnen voorts nadere regels worden gesteld met
betrekking tot de beroepsvereisten. Eveneens is bevoegd inschrijving te verzoeken
degene die in het bezit is van een ten aanzien van het beroep van advocaat afgegeven
EG-verklaring als bedoeld in de Algemene wet erkenning EG-hoger-onderwijsdiploma's
dan wel in de Algemene wet erkenning EG-beroepsopleidingen. Bij algemene maatregel
van bestuur kunnen graden, verleend door een universiteit, de Open Universiteit of
een hogeschool als bedoeld in de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek,
of daaraan gelijkwaardige getuigschriften worden aangewezen die voor de toepasselijkheid
van onderdeel a, gelijk worden gesteld aan de in dat onderdeel bedoelde graad Bachelor
op het gebied van het recht.
2 Gelijktijdig met de indiening van het verzoek als bedoeld in het eerste lid legt
de verzoeker over een verklaring omtrent het gedrag, afgegeven volgens de Wet justitiële
en strafvorderlijke gegevens. Indien de verzoeker elders als advocaat ingeschreven
is of is geweest, legt hij tevens over een document dat is afgegeven door de raad
van toezicht aldaar, waaruit blijkt of de verzoeker in het kader van de uitoefening
van zijn beroep als advocaat al dan niet tuchtrechtelijk is veroordeeld dan wel of
hij in staat van faillissement heeft verkeerd of ten aanzien van hem de schuldsaneringsregeling
natuurlijke personen van toepassing is geweest.
3 De griffier zendt onverwijld afschrift van het verzoek en de daarbij overgelegde
verklaringen of documenten aan de raad van toezicht, bedoeld in artikel 22, eerste
lid, van deze wet.
4 Indien de raad van toezicht zich, overeenkomstig artikel 4, eerste lid, tegen inwilliging
van een verzoek om inschrijving met vrucht heeft verzet, wordt een nieuw verzoek,
binnen een jaar na het eerstbedoelde ingediend, buiten behandeling gelaten, tenzij,
naar het oordeel van de voorzitter van de rechtbank, wijziging in de omstandigheden
of het feit dat het verzoek bij een andere rechtbank is ingediend behandeling van
het verzoek rechtvaardigt; in het laatste geval handelt de griffier, zoals in het
vorige lid is bepaald.