Besluit ex artikel 8 Garantiewet Burgerlijk Overheidspersoneel Indonesië

Geraadpleegd op 28-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 19-02-2003 en zichtdatum 24-11-2024.
Geldend van 01-01-1994 t/m heden

Besluit van 26 mei 1953, tot vaststelling van een nieuwe algemene maatregel van bestuur als bedoeld in artikel 8 van de Garantiewet Burgerlijk Overheidspersoneel Indonesië (Stb. K 178)

Wij JULIANA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Buitenlandse Zaken en van Onze Minister zonder Portefeuille, Mr J.M.A.H. Luns, van 4 Mei 1953, Directie Overgangszaken Indonesië/WJ, no. 55136;

Gelet op artikel 8 van de Garantiewet Burgerlijk Overheidspersoneel Indonesië en op artikel 91 van de Zegelwet 1917;

De Raad van State gehoord (advies van 19 Mei 1953, no. 22);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Buitenlandse Zaken a.i. en van Onze Minister zonder Portefeuille, Mr J.M.A.H. Luns, van 22 Mei 1953, DOI/WJ, no. 65557;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Met buitenwerkingstelling van Ons besluit van 22 juni 1950

(Stb. K 262);

Hoofdstuk I. Algemene bepaling

Artikel 1

In dit besluit wordt verstaan onder:

"Garantiewet": de Garantiewet Burgerlijk Overheidspersoneel Indonesië;

"Onze Minister": Onze Minister van Binnenlandse Zaken;

"overheidsdienaren", "gewezen overheidsdienaren" en "nagelaten betrekkingen": hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1 van de Garantiewet;

"commissie": een commissie als bedoeld in artikel 8 van de Garantiewet;

Hoofdstuk II. Van de standplaats en de samenstelling der commissie

Artikel 2

Er is een commissie, gevestigd te 's-Gravenhage, welke de naam draagt van "Garantiewetcommissie".

Artikel 3

  • 1 De commissie is samengesteld uit ten hoogste een voorzitter, een tweede voorzitter, twee leden en twee plaatsvervangende leden.

  • 2 De commissie wordt bijgestaan door een secretaris.

  • 3 De secretaris kan worden benoemd tot waarnemend lid of waarnemend plaatsvervangend lid.

Artikel 4

De voorzitter, de tweede voorzitter, de leden, de plaatsvervangende leden, de secretaris en hun eventuele waarnemers mogen rechtstreeks noch zijdelings in dienst zijn van of werkzaam zijn bij de Republiek Indonesië, dan wel bij een overheidslichaam of overheidsinstelling van die Republiek.

Hoofdstuk III. Van benoeming, beëdiging en ontslag

Artikel 5

De voorzitter, de tweede voorzitter, de leden en de plaatsvervangende leden worden benoemd door Onze Minister.

Artikel 6

Eén lid en één plaatsvervangend lid worden niet benoemd dan nadat elk der besturen van door Onze Minister aan te wijzen vakorganisaties of centralen van vakorganisaties, welke belangen behartigen van overheidsdienaren of gewezen overheidsdienaren, op wie de Garantiewet van toepassing is, in de gelegenheid is gesteld binnen een door Onze Minister te bepalen termijn een aanbeveling te doen van twee personen voor elke te vervullen plaats.

Artikel 7

  • 1 Onze Minister benoemt de secretaris na overleg met de commissie en kan desnodig verder personeel aan de commissie toevoegen.

  • 2 Bij ontstentenis of wettige reden van verhindering van de secretaris kan de voorziter een waarnemend secretaris aanwijzen.

Artikel 10

  • 1 Alvorens hun functie te aanvaarden leggen de voorzitter, de tweede voorzitter, de leden, de plaatsvervangende leden en de secretaris de volgende eed (verklaring en belofte) af:

    "Ik zweer (verklaar), dat ik middellijk noch onmiddellijk onder welke naam of voorwendsel ook tot het verkrijgen van mijn aanstelling aan iemand, wie hij ook zij, iets heb gegeven of beloofd noch zal geven of beloven.

    Ik zweer (beloof), dat ik nimmer enige giften of geschenken zal aannemen of ontvangen van enig persoon, welke ik weet of vermoed enige zaak te hebben of te zullen krijgen, in welke mijn ambtsverrichtingen zouden kunnen te pas komen; dat ik voorts mijn functie met eerlijkheid, nauwgezetheid en onzijdigheid zonder aanzien van persoon zal waarnemen; dat ik geheim zal houden al hetgeen naar de aard der zaken geheim behoort te blijven."

  • 2 De eed (verklaring en belofte) wordt (worden) door de voorzitter, de tweede voorzitter, de leden, de plaatsvervangende leden en de secretaris afgelegd in handen van Onze Minister of van een door deze daartoe aan te wijzen ambtenaar.

Artikel 11

  • 1 De voorzitter, de tweede voorzitter, de leden, de plaatsvervangende leden en de secretaris kunnen worden ontslagen:

    • a. wanneer zij bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak wegens misdrijf tot gevangenisstraf of hechtenis zijn veroordeeld;

    • b. wegens verandering van woonplaats.

  • 2 Anders dan op hun aanvraag worden zij ontslagen:

    • a. bij gebleken ongeschiktheid ten gevolge van ziekte;

    • b. wanneer zij in strijd handelen met de verplichtingen, waartoe zij zich onder ede (verklaring of belofte) hebben verbonden;

    • c. indien zij rechtstreeks of zijdelings in dienst treden van of werkzaam worden gesteld bij de Republiek Indonesië of een overheidslichaam of overheidsinstelling van die Republiek.

  • 3 Ontslag wordt verleend door het tot benoeming bevoegde gezag.

Hoofdstuk IV. Van de werkwijze der commissie

Artikel 12

  • 1 Zaken, tot welker beslissing de commissie bevoegd is, kunnen aanhangig worden gemaakt door:

    • a. Onze Minister,

    • b. vervalt.

    • c. de betrokken overheidsdienaar,

    • d. de betrokken gewezen overheidsdienaar,

    • e. ieder van de betrokken nagelaten betrekkingen,

    • f. de personen, bedoeld in de op artikel 9 der Garantiewet steunende Koninklijke besluiten, voor zover belanghebbend.

  • 2 De commissie kan ambtshalve zaken in behandeling nemen, met inbegrip van zaken, waarbij een groep van overheidsdienaren is betrokken.

Artikel 13

  • 1 De voorzitter roept de commissie bijeen, zo vaak als hij dit nodig oordeelt. Hij heeft de leiding van de vergaderingen.

  • 2 De commissie stelt onverwijld een reglement van orde vast, waarbij rekening wordt gehouden met het bepaalde in de volgende leden. Het reglement van orde, zomede wijzigingen daarvan, behoeven de goedkeuring van Onze Minister.

  • 3 Aan de beraadslaging en de beslissing nemen deel de voorzitter of de tweede voorzitter dan wel de plaatsvervangende voorzitter, bedoeld in het volgende lid, en twee van de leden of plaatsvervangende leden.

  • 4 Bij ontstentenis of wettige reden van verhindering van de voorzitter treedt de tweede voorzitter in zijn plaats. Bij ontstentenis of wettige reden van verhindering van de voorzitter en van de tweede voorzitter treedt het in leeftijd oudste lid als plaatsvervangend voorzitter op.

  • 5 De voorzitter draagt zorg, dat aan de beraadslaging en de beslissing over een zaak niet wordt deelgenomen door een persoon, die een rechtstreeks of zijdelings persoonlijk belang heeft bij die beslissing.

  • 6 De commissie streeft naar eenstemmige beslissing. Kan eenstemmigheid niet worden verkregen, dan wordt een beslissing genomen bij meerderheid van stemmen.

Artikel 14

  • 1 De commissie is bevoegd personen tot het geven van inlichtingen te horen en schriftelijk die inlichtingen te vragen, welke zij in het belang van het onderzoek nodig acht.

  • 2 De commissie kan een onderzoek omtrent bepaalde op te geven punten opdragen aan de voorzitter, de tweede voorzitter, dan wel aan een of twee van haar leden of plaatsvervangende leden. Deze opdracht houdt mede de bevoegdheid in, welke in het vorige lid is omschreven.

Artikel 15

De beslissing wordt ondertekend door al degenen, die in de eindbeslissing stemgerechtigd zijn geweest. Een door de voorzitter of secretaris ondertekend afschrift wordt zo spoedig mogelijk toegezonden aan Onze Minister.

Artikel 16

  • 1 Door Ons dan wel door Onze Minister kunnen aan de commissie zodanige werkzaamheden, het nemen van beslissingen daarbij inbegrepen, worden opgedragen als voor een juiste uitvoering van de Garantiewet en van Onze daarop steunende besluiten nodig worden geacht.

  • 2 De commissie geeft desgevraagd aan Onze Minister advies over de toepassing van de Garantiewet en van de ter uitvoering van deze wet vastgestelde regelingen.

Hoofdstuk V. Van beroep

Artikel 17

Tegen de beslissingen, genomen door de commissie, kan een belanghebbende als bedoeld in artikel 12, eerste lid, onder c, d, e of f, in beroep komen bij Onze Minister.

Artikel 19

Alvorens een beschikking te nemen wint Onze Minister het gevoelen in van een advies-commissie van drie leden, die door Ons op voordracht van Onze Minister worden benoemd. De advies-commissie, welke de naam draagt van "Advies-commissie in Garantiewetzaken", wijst een van haar leden als voorzitter aan. Het bepaalde in artikel 4 is op de leden van de advies-commissie van overeenkomstige toepassing. Zij kunnen niet tevens voorzitter, tweede voorzitter, lid of plaatsvervangend lid zijn van de commissie.

Hoofdstuk VI. Van vergoedingen

Artikel 20

  • 1 Aan de leden van de Advies-commissie in Garantiewetzaken en aan de voorzitter, de tweede voorzitter, de leden en de plaatsvervangende leden van de commissie worden beloningen toegekend op de voet van Ons besluit van 29 december 1921 (Stb. 1452), laatstelijk gewijzigd bij Ons besluit van 15 februari 1935 (Stb. 53), betreffende een regeling ten aanzien van de toekenning van vacatiegeld, volgens door Ons, dan wel door Onze Minister, met medewerking van Onze Minister van Financiën nader vast te stellen regelen.

  • 2 [Red: Vervallen.]

  • 3 De positie van de secretaris en van de waarnemend secretaris wordt geregeld door Onze Minister.

Artikel 21

  • 1 Personen, die anders dan op eigen verzoek zijn opgeroepen om voor de commissie of voor de adviescommissie, bedoeld in artikel 19, lid 2 te verschijnen, dan wel door haar met een opdracht zijn belast, ontvangen uit 's Rijks kas vergoeding voor reis- en verblijfkosten:

  • 2 In het geval, bedoeld in artikel 12, lid 6, wordt vergoeding voor reis- en verblijfkosten slechts toegekend, indien de commissie tot die toekenning besluit.

Onze Minister van Binnenlandse Zaken is belast met de uitvoering van dit besluit, dat in het Staatsblad zal worden geplaatst en waarvan afschrift zal worden gezonden aan de Raad van State.

Soestdijk , 26 Mei 1953

JULIANA.

De Minister van Buitenlandse Zaken,

J. W. BEYEN.

De Minister zonder Portefeuille,

J. LUNS.

Uitgegeven de acht en twintigste Mei 1953.

De Minister van Justitie,

L. A. DONKER.