Inkwartieringswet

Geraadpleegd op 01-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-01-2013.
Geldend van 01-07-2009 t/m 31-12-2014

Wet van 18 juni 1953, houdende regeling inzake de inkwartiering en het onderhoud van militairen en de transporten en leverantiën voor de legers en verdedigingswerken

Wij JULIANA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het noodzakelijk is nieuwe regelen te stellen ter uitvoering van artikel 194 der Grondwet, alsmede regelen te stellen ter voorziening in de behoeften aan inkwartiering, onderhoud, transporten en leverantiën van de strijdkrachten van de met het Koninkrijk verbonden mogenheden;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Hoofdstuk I. Algemene bepalingen

Artikel 1

In deze wet wordt verstaan onder:

  • a. Onze Minister: Onze Minister van Defensie;

  • b. militairen: de leden van de zee-, land- en luchtstrijdkrachten van het Koninkrijk, alsmede van die der met het Koninkrijk verbonden mogendheden voor zover zij zich te eniger tijd op het grondgebied van Nederland bevinden of last ontvangen hebben zich op weg daarheen te begeven;

  • c. legers: de zee-, land- en luchtstrijdkrachten van het Koninkrijk, alsmede die der met het Koninkrijk verbonden mogendheden voor zover zij zich te eniger tijd op het grondgebied van Nederland bevinden of last ontvangen hebben zich op weg daarheen te begeven;

  • d. inwoners: zowel de natuurlijke personen en de rechtspersonen, welke in de gemeente gevestigd zijn, als die, welke buiten die gemeente gevestigd zijn doch in die gemeente de beschikking over of het gebruik van goederen hebben, ten aanzien waarvan een vordering krachtens deze wet kan plaats hebben.

Artikel 2

In deze wet worden onder militairen mede verstaan:

  • a. zij die blijkens regeling van Onze Minister uit de aard van hun betrekking moeten geacht worden bij de legers te behoren;

  • b. zij die zich op weg bevinden teneinde zich voor de werkelijke dienst aan te melden;

  • c. zij die zich op weg bevinden teneinde een onderzoek te ondergaan naar hun geschiktheid voor de militaire dienst, dan wel ter plaatse van het onderzoek moeten overnachten;

  • d. zij die zich op weg bevinden teneinde militaire goederen in ontvangst te nemen, in te leveren of te doen onderzoeken;

  • e. zij die na afloop van de onder b, c of d genoemde verrichtingen huiswaarts keren.

Artikel 3

  • 1 Inkwartiering en onderhoud omvat:

    het beschikbaarstellen in gebruik van onroerende zaken, het beschikbaarstellen in gebruik of in eigendom van roerende zaken, alsmede het verrichten van enkele diensten ten behoeve van:

    de legering, voeding en overige materiële verzorging van militairen;

    de onderbrenging van materieel en voorraden;

    het onderhoud en herstel van materieel, kleding en uitrusting;

    het inrichten en onderhouden van bureaux en andere lokaliteiten ten behoeve van de dienst;

    de stalling, voeding en overige verzorging van paarden.

  • 2 Bij algemene maatregel van bestuur wordt omschreven wat in bepaalde gevallen aan inkwartiering en onderhoud moet worden verschaft.

Artikel 4

Transporten omvatten:

het vervoeren of doen vervoeren te land, te water of door de lucht, met tot het doel geschikte middelen van vervoer, van militairen en goederen, behorende tot dan wel bestemd voor de legers en verdedigingswerken, alsmede het inladen, overladen en uitladen van die goederen.

Artikel 5

Leverantiën omvatten:

het beschikbaarstellen in gebruik of in eigendom van roerende zaken van allerlei aard, ten behoeve van de legers en verdedigingswerken.

Artikel 5a

  • 2 Wanneer het in het eerste lid bedoelde besluit is genomen, wordt onverwijld een voorstel van wet aan de Tweede Kamer gezonden omtrent het voortduren van de werking van de bij dat besluit in werking gestelde bepalingen.

  • 3 Wordt het voorstel van wet door de Staten-Generaal verworpen, dan worden bij koninklijk besluit, op voordracht van Onze Minister-President, de bepalingen die ingevolge het eerste lid in werking zijn gesteld, onverwijld buiten werking gesteld.

  • 4 Bij koninklijk besluit, op voordracht van Onze Minister-President, worden bepalingen die ingevolge het eerste lid in werking zijn gesteld, buiten werking gesteld, zodra de omstandigheden dit naar Ons oordeel toelaten.

  • 5 Het besluit, bedoeld in het eerste, derde en vierde lid, wordt op de daarin te bepalen wijze bekendgemaakt. Het treedt in werking terstond na de bekendmaking.

  • 6 Het besluit, bedoeld in het eerste, derde en vierde lid, wordt in ieder geval geplaatst in het Staatsblad.

Hoofdstuk II. De voorziening in de behoeften aan inkwartiering, onderhoud, transporten en leverantiën anders dan in buitengewone omstandigheden

Afdeling 1. Algemene bepalingen

Artikel 6

  • 1 Ter voorziening in de behoeften aan inkwartiering, onderhoud, transporten en leverantiën anders dan in buitengewone omstandigheden kunnen degenen, die daartoe door Onze Minister zijn aangewezen, een aanvraag richten tot de burgemeester van de gemeente. Onze Minister bepaalt in hoeverre daarbij bescheiden moeten worden getoond.

  • 2 De burgemeester voldoet aan de aanvraag met inachtneming van de bepalingen van dit hoofdstuk, hetzij door beschikbaarstelling vanwege de gemeente, hetzij door vordering van de inwoners.

  • 3 Van een besluit als bedoeld in het eerste lid, wordt mededeling gedaan door plaatsing in de Staatscourant.

Artikel 7

  • 1 De vorderingen, in het voorgaande artikel bedoeld, geschieden onder uitreiking van een schriftelijk bewijs, waarvan het model door Onze Minister wordt vastgesteld.

  • 2 In geen geval mogen van militaire zijde rechtstreeks van de inwoners verstrekkingen worden geëist.

Artikel 8

Wanneer uit hoofde van een geschil tussen de burgemeester en degene, die de aanvraag als bedoeld in artikel 6 deed, omtrent het gevolggeven aan die aanvraag voor een der partijen geldelijk nadeel mocht zijn ontstaan, komt dit ten laste van de gemeente of het Rijk, al naar mate bij Onze beslissing van het geschil van bestuur, op de wijze voorgeschreven bij de wet van 21 December 1861 Stb. no. 129, de burgemeester of de aanvrager in het ongelijk wordt gesteld, onverminderd de mogelijkheid van verhaal door iedere partij op de persoon, die voor haar gehandeld heeft, zo diens handelingen daartoe termen opleveren.

Artikel 9

Klachten van inwoners over onbillijke behandeling bij een vordering van inkwartiering, onderhoud, transporten of leverantiën, kunnen binnen zes weken na de uitreiking van het schriftelijk bewijs, bedoeld in artikel 7, eerste lid schriftelijk bij burgemeester en wethouders worden ingediend.

Artikel 10

De beslissing ingevolge het vorige artikel door burgemeester en wethouders te nemen houdt in dat, ten aanzien van geheel of gedeeltelijk gegrond bevonden klachten, de klager in dezelfde mate van de vordering van inkwartiering, onderhoud, transporten of leverantiën wordt vrijgesteld als blijken mocht, dat hij daarmede ten onrechte is bezwaard geweest.

Artikel 11

  • 1 Het doen van verstrekkingen ingevolge de bepalingen van dit hoofdstuk geeft recht op schadeloosstelling overeenkomstig de volgende leden van dit artikel.

  • 2 Indien de verstrekking bestaat uit het beschikbaarstellen van goederen hebben recht op schadeloosstelling: de eigenaar, de beperkt gerechtigde, de pachter, de huurder en de huurkoper van die goederen, voorzover zij dientengevolge schade hebben geleden.

  • 3 Onze Minister is bevoegd, met inachtneming van bij algemene maatregel van bestuur te stellen richtlijnen, tarieven voor de schadeloosstelling voor te schrijven. Indien en voor zover tarieven zijn voorgeschreven, zal de burgemeester dienovereenkomstig de schadeloosstelling vaststellen.

  • 4 Zo geen tarieven zijn voorgeschreven, stelt de burgemeester het bedrag der schadeloosstelling vast met inachtneming van bij algemene maatregel van bestuur te stellen richtlijnen.

  • 5 Tegen de door de burgemeester overeenkomstig het vierde lid van dit artikel vastgestelde schadeloosstelling, kan de rechthebbende op de schadeloosstelling beroep instellen bij de Commissaris van de Koningin, die in hoogste ressort het bedrag der schadeloosstelling bepaalt.

  • 6 De krachtens de voorgaande leden vastgestelde schadeloosstellingen worden voor rekening van het Rijk door de gemeente betaald.

Afdeling 2. Inkwartiering en onderhoud

Artikel 12

De aanvraag tot inkwartiering en onderhoud kan slechts strekken tot:

  • a. het beschikbaarstellen in gebruik van gebouwen of gedeelten van gebouwen, met of zonder verstrekking van nachtligging, meubilair, verwarming en verlichting, voor de huisvesting van militairen;

  • b. het beschikbaarstellen in gebruik van vertrekken met nachtligging, meubilair, alsmede verwarming en verlichting of plaats in een verwarmd en verlicht vertrek, ter keuze van de inwoner, voor de huisvesting van militairen, met of zonder verstrekking van spijs en drank;

  • c. het beschikbaarstellen in gebruik van terreinen voor de legering van militairen;

  • d. het verschaffen van spijzen en dranken, het bereiden van spijzen en dranken of het verschaffen van gereedschappen tot het bereiden en nuttigen van spijzen en dranken;

  • e. het beschikbaarstellen in gebruik of in eigendom van nachtlegergoederen, brandstoffen of andere roerende zaken ten behoeve van de huisvesting en voeding van de militairen;

  • f. het beschikbaarstellen in gebruik van gebouwen of gedeelten van gebouwen voor het inrichten van bureaux, eetzalen, was-, arrestanten- en wachtlokalen, zo nodig met verwarming, verlichting en meubilair;

  • g. het beschikbaarstellen in gebruik van terreinen, gebouwen of gedeelten van gebouwen voor het onderhoud, de onderbrenging of de plaatsing van materieel, de opslag van voorraden en de stalling van paarden.

Artikel 13

  • 1 Inkwartiering en onderhoud kan ten gerieve van de inwoners vanwege de gemeente worden verstrekt met middelen waarover de gemeente zelf de beschikking heeft of waaromtrent zij met de inwoners, die bereid zijn zich vrijwillig met inkwartiering en onderhoud te belasten, schikkingen heeft getroffen, mits behoorlijk wordt voldaan aan hetgeen krachtens deze wet moet worden verschaft.

  • 2 Vindt het bepaalde in het eerste lid geen toepassing, dan voorziet de burgemeester in de behoeften aan inkwartiering en onderhoud door vordering van de inwoners.

  • 3 De kosten, welke de gemeente ingevolge het eerste lid heeft moeten maken, worden overeenkomstig bij algemene maatregel van bestuur te stellen regelen door het Rijk vergoed.

Artikel 14

  • 1 Inkwartiering en onderhoud vanwege de gemeente of de inwoners wordt alleen verstrekt voor zover ter plaatse, waar zulks nodig is, door het Rijk niet in de legering en het onderhoud, overeenkomstig de rang van de militair, is voorzien.

  • 2 Bij verblijf in de standplaats en in geval van dienstreis wordt geen inkwartiering en onderhoud verstrekt, voor zover de militairen in hun huisvesting en onderhoud redelijkerwijze zelf kunnen voorzien.

Artikel 15

De inkwartiering en het onderhoud van militairen, bestemd tot het verlenen van bijstand bij de handhaving van de openbare orde en rust, geschiedt door de zorg van de burgemeester, zoveel mogelijk in overeenstemming met de commandant.

Artikel 16

  • 1 In geval van inkwartiering treft de burgemeester met betrekking tot zieke militairen, die niet onmiddellijk naar een voor hun verpleging bestemde inrichting kunnen worden overgebracht, zodanige schikkingen als de goede zorg voor de verpleging vereist.

  • 2 De kosten daarvan worden door het Rijk vergoed.

Artikel 17

De verstrekkingen genoemd in artikel 12 onder d en e zullen bij voorkeur gevorderd worden van hen, die uit hoofde van hun beroep of bedrijf het best in staat zijn daaraan te voldoen.

Artikel 18

De inkwartiering en het onderhoud worden, voor zover het belang van de dienst zulks toelaat, bij gelijke beurten onder de inwoners verdeeld.

Artikel 19

  • 1 Inkwartiering en onderhoud kan niet gevorderd worden indien daardoor gebruik gemaakt zou moeten worden van woonruimte, welke ter beschikking staat van gezinnen, waarin vier of meer minderjarige kinderen of kleinkinderen, tot het gezin behorende, inwonend zijn, waartoe een kraamvrouw of een ernstige zieke behoort, of waarin zich een lijk bevindt.

  • 2 In gebouwen, waarin een besmettelijke ziekte heerst, mag geen inkwartiering en onderhoud plaatshebben. Als besmettelijke ziekten gelden de ziekten die als zodanig bij algemene maatregel van bestuur worden genoemd.

  • 3 Gezinnen zonder mannelijke personen boven de twintig jaren worden niet met inkwartiering van mannelijke militairen belast.

  • 4 Ten aanzien van de inkwartiering van vrouwelijke militairen is Onze Minister bevoegd nadere voorschriften te geven aan de burgemeesters.

Afdeling 3. Transporten

Artikel 24

  • 1 Wanneer in de transporten te land, te water of door de lucht niet door het Rijk is voorzien, en ook vanwege de gemeente daarin niet kan worden voorzien met middelen, waarover zijzelf de beschikking heeft of waaromtrent zij te dier zake met de inwoners schikkingen heeft getroffen, geschiedt, op de aanvraag vermeld in artikel 6, de vordering van de inwoners, doch bij voorkeur van hen die uit hoofde van hun beroep of bedrijf het best in staat zijn aan de vordering te voldoen.

  • 2 De vorderingen mogen niet leiden tot storing in de Rijks-, provinciale of gemeentelijke dienst, de dienst der openbare nutsbedrijven, de geregelde dienst der publieke vervoermiddelen, de openbare eredienst, de geneeskundige verzorging of de lijkbezorging.

  • 3 De kosten, welke de gemeente ingevolge het eerste lid heeft moeten maken, worden overeenkomstig bij algemene maatregel van bestuur te stellen regelen door het Rijk vergoed.

Artikel 25

  • 1 Bij de vordering van een transport worden plaats en uur van de aanvang, alsmede de bestemming van het transport opgegeven.

  • 2 Mocht het transport geen doorgang vinden, dan wordt niettemin voor het beschikbaarhouden schadeloosstelling, volgens bij algemene maatregel van bestuur te stellen regelen, verleend.

Artikel 26

  • 1 Indien na het uitbrengen van de vordering blijkt, dat de bestemming van het gehele transport of van een gedeelte daarvan dient te worden gewijzigd, kan dit geschieden door de burgemeester van de gemeente, waar het transport zich alsdan bevindt, of door de hoogste militaire gezagsdrager ter plaatse.

  • 2 Degene, die de bestemming van het transport wijzigt, geeft hiervan een schriftelijk bewijs af aan degene van wie het transport gevorderd is.

Afdeling 4. Leverantiën

Artikel 27

Leverantiën kunnen op de aanvraag als bedoeld in artikel 6 slechts van de inwoners worden gevorderd in dringende omstandigheden, zoals brand, oproer, watersnood en dergelijke.

Hoofdstuk III. De voorziening in de behoeften aan inkwartiering, onderhoud, transporten en leverantiën in geval van buitengewone omstandigheden, alsmede de voorbereiding van die voorziening

Afdeling 1. De voorziening in het algemeen alsmede de voorbereiding van de vordering van gebouwen en terreinen

§ 1. De voorziening

Artikel 28

[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Artikel 29

[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

§ 2. De voorbereiding van de vordering van gebouwen en terreinen

Artikel 30

Ten aanzien van gebouwen en terreinen, waarvan te voorzien is dat deze op grond van artikel 28, eerste lid, ter voorziening in de behoeften aan inkwartiering en onderhoud, gevorderd zullen worden, kan Onze Minister de volgende voorbereidende maatregelen nemen:

  • a. het keuren van deze gebouwen en terreinen;

  • b. het in bijzondere gevallen treffen van eenvoudige voorzieningen aan deze gebouwen en terreinen;

  • c. het controleren van deze gebouwen en terreinen alsmede van de onder b bedoelde voorzieningen.

Artikel 31

De in het voorgaande artikel genoemde maatregelen brengen voor de rechthebbenden ten aanzien van de in dat artikel bedoelde gebouwen en terreinen de verplichting mede te gedogen, dat deze worden betreden en onderzocht door daartoe door Onze Minister aangewezen personen.

Artikel 32

  • 1 De onder b van artikel 30 genoemde maatregel brengt voor de rechthebbenden ten aanzien van de voor die voorzieningen in aanmerking komende gebouwen en terreinen de verplichting mede te gedogen, dat daaraan door Onze Minister in bijzondere gevallen eenvoudige voorzieningen worden getroffen.

  • 2 Deze voorzieningen mogen uitsluitend getroffen worden met het doel het gebouw of terrein voor zijn eventuele militaire bestemming geschikt of meer geschikt te maken. Zij mogen nochtans niet van zodanige aard zijn, dat zij het gebruik van het gebouw of het terrein overeenkomstig zijn normale bestemming noemenswaardig belemmeren.

  • 3 De rechthebbenden ten aanzien van het goed zijn verplicht zorg te dragen, dat de voorzieningen niet worden verwijderd of gewijzigd zonder toestemming van Onze Minister.

  • 4 Indien de voorziening bestaat uit het aanbrengen van een goed, dat zonder veel schade verwijderd kan worden, blijft dat goed het eigendom van het Rijk.

Artikel 33

  • 1 Burgemeester en wethouders zullen, indien zij ambtshalve kennis dragen van veranderingen in of aan door Onze Minister aangewezen gebouwen en terreinen, als bedoeld in artikel 30, hiervan mededeling doen aan een door Onze Minister aangewezen autoriteit.

  • 2 Te dien einde zal Onze Minister aan burgemeester en wethouders een lijst verstrekken, bevattende een opgave van de in het voorgaande lid bedoelde gebouwen en terreinen, welke binnen de grenzen van hun gemeente zijn gelegen.

Artikel 34

Bij algemene maatregel van bestuur worden nadere regelen gesteld ten aanzien van de uitvoering van de bepalingen van deze paragraaf.

Afdeling 2. De algemene vordering van leverantiën en derzelver voorbereiding

§ 2. De voorbereiding

Artikel 36

Ten aanzien van goederen, welke in aanmerking komen voor de vordering krachtens artikel 35, kan Onze Minister de volgende voorbereidende maatregelen nemen:

  • a. het registreren van deze goederen;

  • b. het onderwerpen van deze goederen aan een of meer keuringen;

  • c. het voor vordering aanwijzen van deze goederen;

  • d. het treffen van voorzieningen aan de krachtens punt c aangewezen goederen.

Artikel 37

De onder a van artikel 36 bedoelde maatregel brengt voor een ieder de verplichting mede de inlichtingen te verschaffen, welke door Onze Minister voor de registratie nodig worden geoordeeld en betrekking hebben op het goed.

Artikel 38

  • 1 De onder b van artikel 36 bedoelde maatregel brengt voor de eigenaar of houder van het goed de verplichting mede hetzelve aanwezig te doen zijn ten tijde en ter plaatse als hem schriftelijk is medegedeeld, en toe te laten dat het goed door daartoe door Onze Minister aangewezen personen wordt onderzocht, of toe te laten dat het goed ter plaatse waar het zich bevindt een zodanig onderzoek ondergaat. Hiertoe is degene, die het goed onder zich heeft, verplicht aan de eigenaar of houder de noodzakelijke medewerking te verlenen en een onderzoek ter plaatse waar het goed zich bevindt toe te laten.

  • 2 Een ieder is verplicht de in het voorgaande lid bedoelde personen desgevraagd alle inlichtingen te verschaffen en alle bescheiden te tonen, welke voor de keuring nodig worden geacht en betrekking hebben op het goed.

Artikel 39

De onder c van artikel 36 bedoelde aanwijzing wordt aan de eigenaar of houder schriftelijk bekend gemaakt. Deze is alsdan gehouden tot het doen van mededelingen betreffende bij algemene maatregel van bestuur aan te duiden rechtshandelingen of gebeurtenissen, met betrekking tot het goed, aan Onze Minister of aan een door deze aangewezen autoriteit.

Artikel 40

  • 1 De onder d van artikel 36 genoemde maatregel brengt voor de eigenaar of houder van het goed de verplichting mede te gedogen, dat aan dat goed door Onze Minister voorzieningen worden getroffen. Te dien einde kan de eigenaar of houder worden verplicht hetzelve aanwezig te doen zijn ten tijde en ter plaatse als hem schriftelijk is medegedeeld. Hiertoe is degene, die het goed onder zich heeft, verplicht aan de eigenaar of houder de noodzakelijke medewerking te verlenen.

  • 2 De voorzieningen, in het eerste lid bedoeld, mogen uitsluitend getroffen worden met het doel het goed geschikt of meer geschikt te maken voor zijn eventuele militaire bestemming. Zij mogen nochtans niet van zodanige aard zijn, dat zij het gebruik van het goed overeenkomstig zijn normale bestemming noemenswaardig belemmeren.

  • 3 De eigenaar en de houder van het goed zijn verplicht zorg te dragen, dat de voorzieningen niet worden verwijderd of gewijzigd zonder toestemming van Onze Minister.

  • 4 Indien de voorziening bestaat uit het aanbrengen van een goed, dat zonder veel schade verwijderd kan worden, blijft dat goed het eigendom van het Rijk.

Artikel 41

Bij algemene maatregel van bestuur worden nadere regelen gesteld ten aanzien van de uitvoering van de bepalingen van deze afdeling.

Afdeling 3. Het betreden van plaatsen

Artikel 42

  • 1 Degenen, die door Onze Minister met de uitvoering van de maatregelen, genoemd in de artikelen 30 en 36 onder b en d zijn belast, hebben toegang tot elke plaats, voor zover dat redelijkerwijs voor de vervulling van hun taak nodig is. Zo nodig verschaffen zij zich de toegang met behulp van de sterke arm.

  • 3 Behalve ingeval de beperkte of de algemene noodtoestand is afgekondigd, wordt van het voornemen tot het betreden ten minste twee maal vierentwintig uren van te voren schriftelijk kennis gegeven aan degene, die het goed onder zich heeft.

Afdeling 4. De schadeloosstelling

Artikel 43

  • 1 Het voldoen aan een vordering ingevolge de artikelen 28 of 35 alsmede de ingebruik- of ineigendomneming krachtens artikel 28 geven recht op schadeloosstelling overeenkomstig de bepalingen van deze afdeling.

  • 2 Indien door een vordering dan wel door een ingebruik- of ineigendomneming, als bedoeld in het voorgaande lid, de beschikking verkregen wordt over goederen, hebben recht op schadeloosstelling: de eigenaar, de beperkt gerechtigde, de pachter, de huurder en de huurkoper van die goederen, voor zover zij dientengevolge schade hebben geleden.

Artikel 44

  • 1 Onze Minister is bevoegd, met inachtneming van bij algemene maatregel van bestuur te stellen richtlijnen, tarieven voor de schadeloosstelling voor het voldoen aan vorderingen en voor ingebruik- of ineigendomnemingen krachtens artikel 28 voor te schrijven.

  • 2 Indien en voor zover tarieven zijn voorgeschreven, zal de commandant van het onderdeel, ten behoeve waarvan de vordering of de ingebruik- of ineigendomneming geschiedde, terstond de schadeloosstelling aan de rechthebbende uitbetalen. Is dit niet mogelijk, dan treft hij maatregelen dat de uitbetaling zo spoedig mogelijk plaats heeft, een en ander met inachtneming van voorschriften door Onze Minister te geven.

  • 3 Schadeloosstellingen, terzake waarvan geen tarieven zijn voorgeschreven, worden vastgesteld en uitgekeerd door Onze Minister met inachtneming van bij algemene maatregel van bestuur te stellen regelen.

Artikel 44a

  • 1 Indien een zaak in eigendom is gevorderd, gaat de eigendom over op het tijdstip waarop aan de vordering is voldaan. In geval van ineigendomneming gaat de eigendom over op het tijdstip waarop zij geschiedt.

  • 2 De eigendom gaat over vrij van alle lasten en rechten die met betrekking tot de zaak bestaan, alleen erfdienstbaarheden kunnen erop gevestigd blijven, doch niet dan met goedkeuring door of vanwege het militair gezag. Dijk- en soortgelijke lasten en alle belastingen hoegenaamd, waarmede de gevorderde zaak is bezwaard of die daarvan worden betaald, gaan van de dag van de eigendomsovergang over op de Staat.

  • 3 In alle gevallen waarin tengevolge van een vordering dan wel een ineigendomneming krachtens deze wet de eigendom is overgegaan van een zaak die tevens registergoed is, zal door de militaire autoriteit, bedoeld in artikel 28, eerste lid, zo spoedig mogelijk voor inschrijving van die overgang in de betrokken openbare registers worden zorg gedragen.

  • 5 De op het ogenblik van de eigendomsovergang op het gevorderde goed rustende hypothecaire inschrijving wordt ambtshalve doorgehaald.

Artikel 45

  • 1 Indien voor het voldoen aan een vordering of voor een ingebruik- of ineigendomneming ingevolge artikel 28 een schriftelijk bewijs is afgegeven en aan de rechthebbende binnen twee maanden na dagtekening van dit bewijs geen schadeloosstelling is toegekend en hij evenmin binnen die termijn bericht heeft ontvangen, waaruit blijkt dat de financiële afwikkeling zal worden ter hand genomen, dient hij zich dienaangaande binnen een jaar nadat de bovengenoemde termijn is verstreken, op straffe van verval van het recht op schadeloosstelling, met een verzoekschrift te richten tot Onze Minister. Indien hij echter kan aantonen redelijkerwijs in de onmogelijkheid te hebben verkeerd binnen de gestelde termijn dit verzoekschrift in te dienen, zal de laatstgenoemde termijn een aanvang nemen op de dag waarop deze onmogelijkheid heeft opgehouden te bestaan.

  • 2 Onze Minister is bevoegd in bijzondere gevallen de termijn van een jaar, genoemd in het eerste lid, te verlengen.

Artikel 46

  • 1 Indien voor het voldoen aan een vordering of voor een ingebruik- of ineigendomneming ingevolge artikel 28 geen schriftelijk bewijs is afgegeven en geen directe betaling krachtens artikel 44 heeft plaats gehad, dient de belanghebbende zich zo spoedig mogelijk te wenden tot de burgemeester ter plaatse, onder opgave van een duidelijke omschrijving van hetgeen gevorderd of in gebruik of in eigendom genomen is en zo mogelijk onder vermelding van naam, rang en leger- of marinenummer van de militair, die de vordering deed of in gebruik of in eigendom nam.

  • 2 De militair, in het eerste lid bedoeld, is verplicht zo mogelijk aan de belanghebbende zijn naam, rang en leger- of marinenummer mede te delen en bescheiden te tonen, waarin deze gegevens vermeld zijn.

  • 3 De burgemeester overtuigt zich desnodig en zo mogelijk van de juistheid van de verstrekte gegevens, in het eerste lid bedoeld, en zendt dienaangaande zo spoedig mogelijk bericht aan Onze Minister, die alsdan zorg draagt voor de uitbetaling overeenkomstig artikel 44.

Artikel 48

De schadeloosstelling voor het voldoen aan de vordering van leverantiën krachtens artikel 35 zal, gelijktijdig met de in artikel 38 bedoelde keuring of ten tijde van het voldoen aan de vordering, worden vastgesteld en terstond na het voldoen aan de vordering, worden uitgekeerd door Onze Minister met inachtneming van bij algemene maatregel van bestuur te stellen regelen.

Artikel 49

Wij stellen bij algemene maatregel van bestuur regelen, volgens welke schadeloosstelling zal geschieden, indien terzake van het brengen van gevorderde goederen op een aangewezen plaats krachtens artikel 35, dan wel tengevolge van de in de artikelen 30 onder a en b en 36 onder b en d genoemde maatregelen, schade is geleden of kosten zijn gemaakt.

Hoofdstuk IV. Maatregelen bij weigering of nalatigheid

Artikel 51

  • 1 Degene die de vordering gedaan heeft is bevoegd tot toepassing van bestuursdwang ter handhaving van de bij of krachtens deze wet gestelde verplichtingen.

Artikel 52

  • 2 Bij toepassing van het eerste lid worden de ten laste van de gemeente komende kosten van invordering door het Rijk aan de gemeente vergoed.

Hoofdstuk V. Strafbepalingen

Artikel 53

  • 1 Met gevangenisstraf van ten hoogste een jaar of geldboete van de derde categorie wordt gestraft:

    • a. hij die opzettelijk niet of niet geheel voldoet aan een krachtens deze wet gedane vordering dan wel bewerkt, dat aan een zodanige vordering niet of niet geheel wordt voldaan;

    • b. hij die opzettelijk de ingebruik- of ineigendomneming van een goed krachtens artikel 28 verhindert of belemmert;

    • c. hij die opzettelijk een gevorderd goed in een minder goede staat brengt dan waarin het zich bij de vordering bevond;

    • d. hij die opzettelijk een voor vordering aangewezen goed anders dan door normaal gebruik in een minder goede staat brengt dan waarin het zich bij de aanwijzing bevond;

    • e. hij die opzettelijk de uitvoering verhindert of belemmert van een maatregel, welke door Onze Minister krachtens de eerste of tweede afdeling van hoofdstuk III wordt getroffen, dan wel een verplichting, welke uit deze afdelingen voortvloeit, niet nakomt of bewerkt dat zij niet wordt nagekomen.

  • 2 Indien een van de in het eerste lid strafbaar gestelde feiten wordt begaan, terwijl de artikelen 28, 29 en 35 in werking zijn gesteld, wordt de in het eerste lid bedreigde gevangenisstraf verdubbeld.

Artikel 54

  • 1 Met hechtenis van ten hoogste zes maanden of geldboete van de derde categorie wordt gestraft:

    • a. hij aan wiens schuld te wijten is, dat aan een krachtens deze wet gedane vordering niet of niet geheel wordt voldaan;

    • b. hij aan wiens schuld te wijten is, dat een ingebruik- of ineigendomneming van een goed krachtens artikel 28 wordt verhinderd of belemmerd;

    • c. hij aan wiens schuld te wijten is dat een maatregel, welke door Onze Minister krachtens de eerste of tweede afdeling van hoofdstuk III wordt getroffen, wordt verhinderd of belemmerd, of dat een verplichting welke uit deze afdelingen voortvloeit niet wordt nagekomen.

  • 2 Indien een van de in het eerste lid strafbaar gestelde feiten wordt begaan, terwijl de artikelen 28, 29 en 35 in werking zijn gesteld, wordt de in het eerste lid bedreigde gevangenisstraf verdubbeld.

Artikel 55

  • 1 Hij die, zonder daartoe gerechtigd te zijn, opzettelijk het gebruik der openbare wegen of andere openbare middelen van gemeenschap en van de daartoe behorende werken aan militairen of militaire transporten weigert, dan wel dat gebruik verhindert of belemmert, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste een jaar of geldboete van de derde categorie.

  • 2 Ingeval de artikelen 28, 29 en 35 in werking zijn gesteld, is het eerste lid ook van toepassing ten opzichte van niet openbare wegen.

Artikel 56

Hij die binnen de door burgemeester en wethouders gestelde termijn de opgave in artikel 23 bedoeld niet doet dan wel een onjuiste of onvolledige opgave verstrekt, wordt gestraft met geldboete van de tweede categorie.

Artikel 57

De feiten strafbaar gesteld in de artikelen 53-55 worden beschouwd als misdrijven; het feit strafbaar gesteld in artikel 56 wordt beschouwd als een overtreding.

Artikel 60

  • 1 De ingekwartierde, die zich als zodanig schuldig maakt aan ernstige misdragingen, wordt op verzoek van de kwartiergever uit het kwartier verwijderd.

  • 2 De in artikel 2 bedoelde personen, die zich schuldig maken aan de in het voorgaande lid bedoelde misdragingen, worden, voor zover daartegen geen hogere straf is bedreigd, gestraft met hechtenis van ten hoogste veertien dagen of geldboete van de tweede categorie. Het strafbare feit wordt beschouwd als een overtreding.

Hoofdstuk VI. Slotbepalingen

Artikel 61

  • 1 Voor militaire oefeningen, door Ons aangewezen op voordracht van Onze Minister-President, kunnen de bepalingen van het derde hoofdstuk overeenkomstige toepassing vinden. Alsdan kan bij wijze van proef een algemene vordering van leverantiën krachtens artikel 35 worden gehouden, met dien verstande dat slechts in gebruik kan worden gevorderd.

  • 2 Ons daartoe strekkend besluit wordt ten minste tweemaal vier en twintig uren voor het begin van de oefening in de Staatscourant bekend gemaakt.

Artikel 62

  • 1 Volgens bij algemene maatregel van bestuur te stellen regelen wordt in daarbij te bepalen gevallen terzake van tijdelijke of blijvende vermindering van arbeidsgeschiktheid of overlijden, als gevolg van het voldoen aan een vordering krachtens deze wet of de medewerking aan het voldoen, een uitkering verstrekt en vergoeding wegens genees- en heelkundige behandeling verleend, indien en voorzover niet uit andere hoofde aanspraak op een dergelijke uitkering en vergoeding bestaat.

  • 2 Bij de in het eerste lid bedoelde algemene maatregel van bestuur kunnen een of meer bepalingen van de Pensioenwet voor de landmacht 1922 van overeenkomstige toepassing worden verklaard en kunnen terzake van het gestelde in het eerste lid bevoegdheden worden verleend en werkzaamheden worden opgedragen aan Rijks- of andere organen.

Lasten en bevelen, dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle Ministeriële Departementen, Autoriteiten, Colleges en Ambtenaren, wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven ten Paleize Soestdijk , 18 Juni 1953

JULIANA.

De Minister van Oorlog,

C. STAF.

De Minister van Marine,

C. STAF.

De Minister van Binnenlandse Zaken,

BEEL.

Uitgegeven de derde Juli 1953.

De Minister van Justitie,

L. A. DONKER.