Coördinatiewet Sociale Verzekering

[Regeling vervallen per 01-01-2006.]
Geraadpleegd op 01-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-12-2005 en zichtdatum 31-10-2024.
Geldend van 01-01-2005 t/m 28-12-2005

Wet van 24 december 1953, houdende coördinatie van bepalingen van sociale verzekeringswetten met die van de loonbelasting

Wij JULIANA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is enige bepalingen van sociale verzekeringswetten te coördineren met overeenkomstige bepalingen van de loonbelasting;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

§ 1. Algemene bepalingen

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

Artikel 1

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

  • 2 [Red: Vervallen.]

  • 3 In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt gelijkgesteld met:

    • a. echtgenoot: geregistreerde partner;

    • b. echtgenoten: geregistreerde partners.

  • 4 In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt:

    • a. als gehuwd of als echtgenoot mede aangemerkt de ongehuwde meerderjarige die met een andere ongehuwde meerderjarige een gezamenlijke huishouding voert, tenzij het betreft een bloedverwant in de eerste graad;

    • b. als ongehuwd mede aangemerkt degene die duurzaam gescheiden leeft van de persoon met wie hij gehuwd is.

  • 5 Van een gezamenlijke huishouding is sprake indien twee personen hun hoofdverblijf in dezelfde woning hebben en zij blijk geven zorg te dragen voor elkaar door middel van het leveren van een bijdrage in de kosten van de huishouding dan wel anderszins.

  • 6 Een gezamenlijke huishouding wordt in ieder geval aanwezig geacht indien de betrokkenen hun hoofdverblijf hebben in dezelfde woning en:

    • a. zij met elkaar gehuwd zijn geweest of eerder voor de toepassing van deze wet daarmee gelijk zijn gesteld;

    • b. uit hun relatie een kind is geboren of erkenning heeft plaatsgevonden van een kind van de een door de ander;

    • c. zij zich wederzijds verplicht hebben tot een bijdrage aan de huishouding krachtens een geldend samenlevingscontract; of

    • d. zij op grond van een registratie worden aangemerkt als een gezamenlijke huishouding die naar aard en strekking overeenkomt met de gezamenlijke huishouding, bedoeld in het vijfde lid.

  • 7 Bij algemene maatregel van bestuur wordt vastgesteld welke registraties, en gedurende welk tijdvak, in aanmerking worden genomen voor de toepassing van het zesde lid, onderdeel d.

  • 8 Bij algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld ten aanzien van hetgeen wordt verstaan onder het blijk geven zorg te dragen voor een ander, zoals bedoeld in het vijfde lid.

Artikel 2

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

Deze wet verstaat onder werknemer:

Artikel 3

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

Deze wet verstaat onder werkgever:

Artikel 3a

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

Artikel 3b

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

Deze wet verstaat onder lichamen: rechtspersonen, maat- en vennootschappen, samenwerkingsvormen zonder rechtspersoonlijkheid die met verenigingen maatschappelijk gelijk kunnen worden gesteld, ondernemingen van publiekrechtelijke rechtspersonen en doelvermogens.

§ 2. Van het loon

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

Artikel 4

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.

Terugwerkende kracht

Stb. 2005, 709, datum inwerkingtreding 29-12-2005, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2005.

1 Loon is:

  • a. het loon overeenkomstig Hoofdstuk II van de Wet op de loonbelasting 1964 waarbij van dat hoofdstuk buiten toepassing blijven:

    • 1°. artikel 11, eerste lid, onderdelen j, onder 2° en 5°, en r, onder 4°,

    • 2°. artikel 11, eerste lid, onderdeel j, onder 4°, voorzover het bedragen betreft die worden ingehouden op grond van de Werkloosheidswet;

  • b. voor de artiest en beroepssporter, bedoeld in artikel 5a van de Wet op de loonbelasting 1964, de gage overeenkomstig artikel 35 van die wet waarbij het derde lid, onderdeel g, van dat artikel buiten toepassing blijft voorzover het bedragen betreft die worden ingehouden op grond van de Werkloosheidswet.

2 Tot het loon behoren niet:

  • a. hetgeen uit een vroegere dienstbetrekking als bedoeld in de Wet op de loonbelasting 1964 wordt genoten met uitzondering van:

    • 1°. de uitkeringen en toeslag, genoemd in artikel 3a, tweede en derde lid, en de aanvullingen daarop van degene tot wie de werknemer in dienstbetrekking staat,

    • 2°. hetgeen wordt genoten op grond van de artikelen 628, 628a en 629 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, alsmede hetgeen door de werknemer met een publiekrechtelijke dienstbetrekking wordt genoten op grond van naar aard en strekking overeenkomstige regelingen, en de aanvullingen daarop van degene tot wie de werknemer in dienstbetrekking staat;

  • b. eindheffingsbestanddelen als bedoeld in artikel 31, tweede lid, onderdelen b tot en met h, van de Wet op de loonbelasting 1964;

  • c. aanspraken op grond van de Ziekenfondswet, aanspraken op grond van ziektekostenregelingen in eigen beheer van de werkgever, vergoedingen terzake van premies en bijdragen voor ziektekostenregelingen, alsmede uitkeringen en verstrekkingen die naar aard en omvang overeenkomen met uitkeringen en verstrekkingen op grond van de Ziekenfondswet;

  • d. uitkeringen op grond van een regeling als bedoeld in artikel 11, eerste lid, onderdeel j, onder 5°, van de Wet op de loonbelasting 1964.

Artikel 9

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

  • 1 Bij de berekening van het loon, waarnaar de premies ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering en de Werkloosheidswet worden geheven, blijft het loon, dat bij dezelfde werkgever meer heeft bedragen dan het bedrag, dat wordt verkregen door vermenigvuldiging van een bedrag van f 263,50 met het aantal dagen van het premiebetalingstijdvak, waarover de werknemer loon heeft genoten, voor dat meerdere buiten aanmerking. Voorts komt - voor zover nodig in afwijking van het bepaalde dienaangaande in de Ziektewet, de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering en de Werkloosheidswet - bij de berekening van het dagloon, dat aan de in de vorengenoemde wetten geregelde uitkeringen is of wordt ten grondslag gelegd, het dagloon, hetwelk meer bedraagt dan het in de vorige volzin bedoelde maximum dagloon, voor dat meerdere niet in aanmerking.

  • 2 Het bepaalde in de eerste volzin van het vorige lid vindt overeenkomstige toepassing met betrekking tot de berekening van het loon, waarnaar de premies ingevolge de Ziekenfondswet worden geheven, met dien verstande dat in plaats van het bedrag, genoemd in het vorige lid, een bedrag van € 108,- [Red: per 1 januari 2005: € 114,–] in aanmerking wordt genomen. Indien het in artikel 3, eerste lid, onder a, van de Ziekenfondswet genoemde bedrag, zoals dit is herzien ingevolge artikel 3a van die wet, wijziging ondergaat, wordt het in de eerste zin genoemde bedrag door de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, in overeenstemming met Onze Minister, met ingang van dezelfde datum herzien.

  • 3 Bij de berekening van het loon, waarnaar de premie op grond van de Werkloosheidswet wordt geheven, blijft, wat het deel van de premie dat ten gunste komt van het wachtgeldfonds dat het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen voor de betrokken sector afzonderlijk administreert betreft, het bij dezelfde werkgever genoten loon buiten aanmerking tot een bedrag, dat wordt verkregen door vermenigvuldiging van een door Onze Minister vastgesteld bedrag, met het aantal dagen van het premiebetalingstijdvak waarover de werknemer het loon heeft genoten.

  • 4 Bij de berekening van het loon, waarnaar de premie op grond van de Werkloosheidswet wordt geheven, blijft, wat het door de werkgever en door de werknemer verschuldigde gedeelte van het deel van de premie dat ten gunste komt van het Algemeen Werkloosheidsfonds betreft, het bij dezelfde werkgever genoten loon buiten aanmerking tot een bedrag, dat wordt verkregen door vermenigvuldiging van een door Onze Minister vastgesteld bedrag met het aantal dagen van het premiebetalingstijdvak waarover de werknemer het loon heeft genoten. Het bedrag, genoemd in de eerste zin kan voor de werkgever en voor de werknemer verschillend worden vastgesteld.

  • 5 Indien de werknemer uitsluitend als gevolg van ploegendienst op minder dan vijf dagen per week arbeid verrichtte, wordt hij geacht over het tijdvak, waarin hij in ploegendienst werkzaam was, over vijf dagen per week loon te hebben genoten.

  • 6 Voor de toepassing van het bepaalde in de vorige leden wordt:

    • a. arbeid, in een aaneengesloten nachtdienst op twee dagen verricht, gerekend als arbeid op één dag;

    • b. het aantal dagen, waarover de werknemer gemiddeld per werkweek loon heeft genoten, geacht niet meer dan 5 te bedragen.

  • 7 Indien voor een werknemer die gelijktijdig tot meer dan één werkgever in dienstbetrekking staat door zijn gezamenlijke werkgevers premie is betaald over een hoger loonbedrag dan het bedrag, bedoeld in het eerste onderscheidenlijk tweede lid, wordt, op aanvraag van werkgever dan wel werknemer, de premievaststelling herzien. Bij die herziening wordt het voor de premieberekening in aanmerking komende loon vastgesteld naar evenredigheid van het ten laste van die werkgevers genoten loon, en blijft, bij de berekening van het loon waarnaar de premie op grond van de Werkloosheidswet wordt vastgesteld, het voor premieberekening in aanmerking komende loon buiten aanmerking tot een evenredig deel van het bedrag, bedoeld in het vierde lid. Het te veel betaalde wordt aan de werkgevers terugbetaald.

  • 8 Onze Minister kan nadere regels stellen voor de vaststelling van het voor premieberekening in aanmerking komende loon bij samenloop van loon dat gelijktijdig wordt genoten uit een dienstbetrekking als bedoeld in artikel 3a, eerste lid, en uit één of meer dienstbetrekkingen als bedoeld in artikel 3a, tweede lid, dan wel uitsluitend uit meer dan één dienstbetrekking als bedoeld in artikel 3a, tweede lid. In de te stellen regels wordt uitgegaan van een totaal loonbedrag, dat niet hoger is dan het bedrag bedoeld in het eerste lid, onderscheidenlijk het tweede lid, en waarbij niet meer dan een keer rekening wordt gehouden met dat bedrag.

  • 9 Onze Minister kan regelen stellen, volgens welke ten aanzien van bepaalde groepen van werknemers verschuldigde premies worden geheven naar de grondslag van het bedrag, waarnaar de uitkering ingevolge een daarbij aan te wijzen wet wordt vastgesteld.

  • 10 Onze Minister kan nadere regelen stellen ter uitvoering van het bepaalde in de vorige leden. Onze Minister kan tevens nadere regelen stellen, welke afwijken van het bepaalde in de vorige leden.

Artikel 9a

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

  • 2 De dag, bedoeld in het eerste lid, en het overeenkomstig het eerste lid herziene bedrag worden door Onze Minister in de Staatscourant bekend gemaakt.

  • 3 Het overeenkomstig het eerste lid herziene bedrag treedt in de plaats van het bedrag, genoemd in artikel 9, eerste lid.

  • 4 Uitsluitend voor de berekening van het loon waarnaar de premies worden geheven, wordt het bedrag, genoemd in artikel 9, eerste lid, afgerond op hele euro naar beneden en blijft het bedrag zoals dat geldt per 1 januari van een kalenderjaar gedurende dat hele kalenderjaar van kracht.

§ 3. Van de administratie

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

Artikel 10

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

  • 1 De werkgever voert een administratie met inachtneming van door Onze Minister daaromtrent te stellen regels.

  • 2 De werkgever doet, met inachtneming van door Onze Minister daaromtrent te stellen regels, opgave van het door de werknemer genoten loon aan het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen

§ 4. Van de vaststelling en invordering van de premie

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

Artikel 11

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

  • 1 De vaststelling van de door de werkgever verschuldigde premie, alsmede de invordering daarvan, geschiedt door het Uitvoeringsinstituut werknemers verzekeringen. Indien het Uitvoeringsinstituut werknemers verzekeringen premie is verschuldigd over een uitkering stelt hij die premie vast en vordert die in.De vaststelling en invordering geschieden met inachtneming van door Onze Minister te stellen regels. Bij deze regels kan worden bepaald dat van de werkgever een voorschotpremie wordt gevorderd. De premie wordt naar beneden afgerond op hele euro.

  • 2 Bij algemene maatregel van bestuur kan ten aanzien van bepaalde groepen van werknemers worden afgeweken van het in de eerste volzin van het vorige lid bepaalde.

  • 3 Indien ten onrechte geen bedrag aan premie is vastgesteld, dan wel na de vaststelling van het te betalen bedrag aan premie of voorschotpremie blijkt, dat een lager bedrag is vastgesteld dan verschuldigd is, stelt het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen het alsnog door de werkgever verschuldigde bedrag aan premie of voorschotpremie vast, zowel voor wat betreft de reeds verstreken betalingstermijnen als, ten aanzien van de voorschotpremie, voor wat betreft de nog resterende periode van het lopende premiebetalingstijdvak.

  • 4 Indien een hoger bedrag aan premie of voorschotpremie is vastgesteld dan verschuldigd is, stelt het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, het verschuldigde op het juiste bedrag vast. Het teveel betaalde wordt verrekend, dan wel aan de werkgever terugbetaald.

  • 5 Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen vermeldt op de beschikking, bedoeld in dit artikel, binnen welke termijn de betaling van de premie, onderscheidenlijk de betaling van de voorschotpremie, dient te geschieden.

Artikel 12

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

  • 1 Indien een werkgever niet, niet juist of niet volledig voldoet aan een op grond van artikel 10, tweede lid, gestelde verplichting stelt het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen ambtshalve het verschuldigde of het alsnog verschuldigde bedrag aan premie of voorschotpremie vast.

  • 2 Indien de werkgever niet, niet juist of niet volledig voldoet aan een op grond van artikel 10, tweede lid, geldende verplichting legt het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen hem een boete op van ten hoogste 10% van het verschuldigde of het alsnog verschuldigde bedrag aan premie of voorschotpremie.

  • 3 Indien het aan opzet of grove schuld van de werkgever is te wijten dat niet, niet juist of niet volledig is voldaan aan een op grond van artikel 10, tweede lid, geldende verplichting, legt het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen hem een boete op van ten hoogste 100% van het verschuldigde of het alsnog verschuldigde bedrag aan premie of voorschotpremie.

  • 4 De hoogte van de boete wordt afgestemd op de ernst van de gedraging, de mate waarin de werkgever de gedraging verweten kan worden en de omstandigheden waarin de werkgever verkeert. Indien daarvoor dringende redenen aanwezig zijn kan het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen besluiten van het opleggen van een boete af te zien. Van het opleggen van een boete wordt in elk geval afgezien, indien elke vorm van verwijtbaarheid ontbreekt. De boete, bedoeld in het derde lid, wordt niet opgelegd indien de werkgever alsnog juist en volledig voldoet aan de op grond van artikel 10, tweede lid, voor hem geldende verplichting voordat hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen met de onjuistheid of onvolledigheid bekend is of bekend zal worden.

  • 5 Voor de toepassing van deze wet wordt een krachtens het tweede of derde lid opgelegde boete als premie beschouwd, tenzij in deze wet anders is bepaald. De toerekening van de krachtens het tweede en derde lid opgelegde boeten geschiedt naar evenredigheid van de ingevolge de verschillende sociale verzekeringswetten vastgestelde premiebedragen.

  • 6 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld met betrekking tot het tweede, derde en vierde lid.

Artikel 12a

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

  • 1 Indien het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen jegens de werkgever een handeling verricht waaraan deze in redelijkheid de gevolgtrekking kan verbinden dat aan hem wegens een bepaalde gedraging een boete, als bedoeld in artikel 12, tweede of derde lid, zal worden opgelegd, is de werkgever niet langer verplicht terzake van die gedraging enige verklaring af te leggen, voor zover het betreft de boeteoplegging. De werkgever wordt hiervan in kennis gesteld alvorens hem mondeling om informatie wordt gevraagd.

  • 2 Indien het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen voornemens is om aan de werkgever een boete ingevolge artikel 12, derde lid, op te leggen, wordt hiervan kennis gegeven aan de werkgever onder vermelding van de gronden waarop het voornemen berust. De kennisgeving is een handeling als bedoeld in het eerste lid.

  • 3 Indien de werkgever de kennisgeving wegens zijn gebrekkige kennis van de Nederlandse taal onvoldoende begrijpt, draagt het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen er op verzoek van de werkgever zorg voor dat de in de kennisgeving vermelde gronden worden medegedeeld in een voor deze begrijpelijke taal.

  • 5 Indien de werkgever zijn zienswijze mondeling naar voren brengt, en hij de Nederlandse taal onvoldoende beheerst, draagt het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen er op verzoek van de werkgever zorg voor dat een tolk wordt benoemd die de werkgever kan bijstaan, tenzij redelijkerwijs mag worden aangenomen dat hieraan geen behoefte bestaat.

Artikel 12b

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

  • 1 De beschikking waarbij de boete wordt opgelegd, vermeldt de termijn of de termijnen waarbinnen deze moet worden betaald.

  • 2 Indien een boete gelijktijdig wordt opgelegd met de vaststelling van de premie, wordt het bedrag van de boete afzonderlijk in de beschikking vermeld.

  • 3 Indien de werkgever de beschikking wegens zijn gebrekkige kennis van de Nederlandse taal onvoldoende begrijpt, draagt het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen er op verzoek van de werkgever zorg voor dat de in de beschikking vermelde informatie wordt medegedeeld in een voor de werkgever begrijpelijke taal.

Artikel 12c

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

  • 1 Een boete wordt niet opgelegd zolang de gedraging wordt onderzocht door het Openbaar Ministerie.

  • 2 De oplegging van een boete blijft definitief achterwege indien terzake van de gedraging tegen de werkgever een strafvervolging is ingesteld en het onderzoek ter terechtzitting een aanvang heeft genomen, dan wel het recht tot strafvordering is vervallen ingevolge artikel 74 van het Wetboek van strafrecht.

  • 3 Het Openbaar Ministerie doet van een omstandigheid als bedoeld in het eerste en het tweede lid mededeling aan het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen.

Artikel 12d

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

  • 1 Een boete ingevolge artikel 12, derde lid, wordt opgelegd binnen een jaar nadat het Landelijk instituut sociale verzekeringen de werkgever overeenkomstig artikel 12a, vierde lid, in de gelegenheid heeft gesteld zijn zienswijze naar voren te brengen. Indien terzake aangifte is gedaan of proces-verbaal is opgemaakt en ingezonden vangt de termijn van een jaar aan op de dag na die waarop het Openbaar Ministerie aan het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen heeft medegedeeld dat geen strafvervolging wordt ingesteld.

  • 2 Een boete wordt niet meer opgelegd, indien meer dan vijf jaren zijn verstreken sedert het einde van het kalenderjaar waarin de desbetreffende gedraging heeft plaatsgevonden.

Artikel 12e

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

Voor zover een boete nog niet is geïnd, vervalt zij door het overlijden van degene aan wie zij is opgelegd.

Artikel 13

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

  • 1 Premie wordt niet meer vastgesteld, indien meer dan vijf jaren sedert het einde van het kalenderjaar, waarin de premie verschuldigd is geworden, zijn verstreken.

  • 2 Premie, welke niet is ingevorderd binnen tien jaren na de vaststelling, wordt niet meer ingevorderd.

  • 3 De rechtsvordering tot terugbetaling van onverschuldigd betaalde premie verjaart door verloop van vijf jaren sedert het einde van het kalenderjaar, waarin de premie is vastgesteld.

Artikel 14

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

Indien een werkgever een voorschotpremie of een vastgestelde premie niet of niet geheel binnen de daarvoor gestelde termijn betaalt, is het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, onverlet zijn bevoegdheid, bedoeld in het eerste lid van artikel 15, bevoegd over het niet tijdig betaalde bedrag van de werkgever interest te vorderen over de termijn, gelegen tussen het tijdstip, waarop de premie is betaald en het tijdstip, waarop de premie had moeten worden betaald. De interest wordt berekend tegen het percentage van de wettelijke rente.

Artikel 15

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

  • 1 Indien een werkgever een voorschotpremie of een vastgestelde premie niet of niet geheel binnen de daarvoor gestelde termijn betaalt, maant het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen hem schriftelijk aan om alsnog te betalen.

  • 2 Indien de werkgever na de aanmaning in gebreke blijft, kan de invordering van de premie, de aanmaningskosten en de in artikel 14 bedoelde interest geschieden bij een door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen uit te vaardigen dwangbevel.

  • 3 Verschillende vorderingen tegen dezelfde werkgever kunnen in hetzelfde dwangbevel worden opgenomen.

  • 5 Zolang de ontvanger met de zorg voor de invordering is belast, kan hij een vordering doen op grond van artikel 19 van de Invorderingswet 1990, alsmede verrekenen op grond van artikel 24 van die wet.

  • 6 De ontvanger kan zolang hij met de zorg voor de invordering is belast onder door hem in overleg met het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen te stellen voorwaarden aan de werkgever uitstel van betaling verlenen. Gedurende het uitstel wordt de dwanginvordering geschorst. Het uitstel kan tussentijds schriftelijk worden beëindigd.

  • 7 Na de betekening van het dwangbevel dient te worden betaald aan de ontvanger, bedoeld in het vierde lid, die is vermeld op het dwangbevel.

  • 8 De kosten van aanmaning en van verdere vervolging worden berekend op de voet van de Kostenwet invordering rijksbelastingen (Stb. 1969, 83). Het recht van invordering bij dwangbevel strekt zich uit tot deze kosten.

  • 9 De toerekening van de betalingen geschiedt achtereenvolgens aan:

    • a. de kosten van vervolging;

    • b. de kosten van de in het eerste lid bedoelde aanmaning;

    • c. de interest, bedoeld in artikel 14;

    • d. de premie.

Artikel 15a

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

  • 1 De werkgever kan tegen de tenuitvoerlegging van een dwangbevel in verzet komen bij de rechtbank van het arrondissement waarbinnen hij woont of is gevestigd. Indien de werkgever buiten Nederland woont of is gevestigd dan wel in Nederland geen vaste woonplaats of plaats van vestiging heeft, kan hij in verzet komen bij de rechtbank van het arrondissement waarbinnen het kantoor is gevestigd van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen.

  • 2 Het verzet vangt aan met dagvaarding door de werkgever als eiser aan de met de tenuitvoerlegging belaste ontvanger als gedaagde. De ontvanger stelt zo spoedig mogelijk het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen in kennis van het verzet. Het verzet schorst de tenuitvoerlegging van het dwangbevel voor zover deze door het verzet wordt bestreden.

  • 3 Het verzet kan niet zijn gegrond op de stelling dat de premienota, de aanmaning, het op de voet van artikel 13, derde lid, van de Invorderingswet 1990 betekende dwangbevel of de voor beroep vatbare beslissing niet is ontvangen. Bovendien kan het verzet niet zijn gegrond op de stelling dat de premienota ten onrechte of tot een te hoog bedrag is vastgesteld, dat de voor beroep vatbare beslissing niet wettig is, dat de aannemer niet aansprakelijk is of dat de bestuurder zich van zijn aansprakelijkheid kan bevrijden.

Artikel 16

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

De vordering van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen wegens premie, waaronder begrepen worden de kosten van de in het eerste lid van artikel 15 bedoelde aanmaning en de in artikel 14 bedoelde interest, is bevoorrecht op alle goederen van de werkgever en gaat boven alle andere voorrechten met uitzondering van die van de artikelen 287 en 288 onder a, alsmede dat van artikel 284 van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek, voor zover de daar bedoelde kosten zijn gemaakt na de vaststelling van de voorschotpremie of de premie.

Artikel 16a

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

  • 1 Ingeval een werknemer met instandhouding van de dienstbetrekking tot zijn werkgever, de uitlener, door deze ter beschikking is gesteld aan een derde, de inlener, om onder diens toezicht of leiding werkzaam te zijn, is de inlener hoofdelijk aansprakelijk voor de premie en de voorschotpremie, welke de uitlener is verschuldigd in verband met het verrichten van die werkzaamheden door die werknemer.

  • 2 Onder inlener wordt mede verstaan:

    • a. de doorlener, zijnde degene aan wie een werknemer ter beschikking is gesteld en die deze werknemer vervolgens ter beschikking stelt aan een derde om onder diens toezicht of leiding werkzaam te zijn;

    • b. de in onderdeel a bedoelde derde, aan wie door een doorlener een werknemer ter beschikking is gesteld om onder toezicht of leiding van die derde werkzaam te zijn.

  • 4 Indien een inlener ingevolge een overeenkomst met de uitlener ten behoeve van de voldoening van sociale verzekeringspremies, loonbelasting en omzetbelasting in verband met het verrichten van werkzaamheden door een ter beschikking gestelde werknemer, alsmede dat ter beschikking stellen, een bedrag heeft overgemaakt op een rekening die door die uitlener ten behoeve van de betaling van sociale verzekeringspremies, loonbelasting en omzetbelasting wordt gehouden bij een kredietinstelling die is geregistreerd ingevolge artikel 52, tweede lid, onder a, b, of c, van de Wet toezicht kredietwezen 1992 en die een kredietinstelling is als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel a, onder 1°, van die wet, wordt het bedrag waarvoor de aansprakelijkheid van de inlener uit hoofde van het eerste en tweede lid en van artikel 34, eerste en tweede lid, van de Invorderingswet 1990 met betrekking tot die werkzaamheden en dat ter beschikking stellen in eerste aanleg bestaat, verminderd met dat overgemaakte bedrag.

  • 5 Het vierde lid is niet van toepassing voor zover de inlener wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat de uitlener in gebreke zou blijven het op de in dat lid bedoelde rekening gestorte bedrag aan te wenden voor de betaling van sociale verzekeringspremies, loonbelasting of omzetbelasting.

  • 6 De aansprakelijkheid op grond van het eerste lid geldt niet met betrekking tot de premie of voorschotpremie verschuldigd door de uitlener, indien aannemelijk is dat de niet-betaling door de uitlener noch aan hem noch aan een inlener is te wijten.

  • 7 De inlener die hoofdelijk aansprakelijk is, kan slechts worden aangesproken, wanneer de uitlener met de betaling van de premie of de voorschotpremie in gebreke is.

  • 8 De artikelen 10 tot en met 16 zijn ten aanzien van de inlener van overeenkomstige toepassing, met dien verstande, dat in artikel 10, onder a, in plaats van «een loonadministratie te voeren» wordt gelezen: «een administratie te voeren, aan de hand waarvan het door de werknemer genoten loon kan worden vastgesteld». Bij ministeriële regeling kunnen voor dit artikellid nadere regels worden gesteld.

  • 9 De inlener wordt ter zake van de toepassing van de artikelen 10 tot en met 16, alsmede ter zake van het instellen van bezwaar en beroep tegen een beslissing betreffende verschuldigde premie mede als werkgever in de zin van deze wet beschouwd.

  • 10 Bij ministeriële regeling worden nadere regels gesteld met betrekking tot de toepassing van het vierde lid.

  • 11 Dit artikel is niet van toepassing indien de werkzaamheden die door de ter beschikking gestelde werknemer zijn verricht, ondergeschikt zijn aan een tussen de uitlener en de inlener, dan wel tussen de doorlener en de inlener, gesloten overeenkomst van koop en verkoop van een bestaande zaak.

Artikel 16b

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

  • 1 De aannemer is hoofdelijk aansprakelijk voor de premie en de voorschotpremie:

    • a. die de onderaannemer en, indien een werk geheel of gedeeltelijk door één of meer volgende onderaannemers wordt uitgevoerd, iedere volgende onderaannemer verschuldigd is in verband met het verrichten van werkzaamheden door zijn werknemers ter zake van dat werk;

    • b. voor de betaling waarvan de onderaannemer en, indien een werk geheel of gedeeltelijk door één of meer volgende onderaannemers wordt uitgevoerd, iedere volgende onderaannemer ingevolge artikel 16a hoofdelijk aansprakelijk is ter zake van dat werk.

  • 2 In dit artikel wordt verstaan onder:

    • a. aannemer: degene die zich jegens een ander, de opdrachtgever, verbindt om buiten dienstbetrekking een werk van stoffelijke aard uit te voeren tegen een te betalen prijs;

    • b. onderaannemer: degene die zich jegens een aannemer verbindt om buiten dienstbetrekking het onder a bedoelde werk geheel of gedeeltelijk uit te voeren tegen een te betalen prijs.

  • 3 Voor de toepassing van dit artikel wordt:

    • a. de onderaannemer ten opzichte van zijn onderaannemer als aannemer beschouwd;

    • b. met een aannemer gelijkgesteld degene die zonder daartoe van een opdrachtgever opdracht te hebben gekregen buiten dienstbetrekking in de normale uitoefening van zijn bedrijf een werk van stoffelijke aard uitvoert;

    • c. ten opzichte van de aannemer als onderaannemer beschouwd de verkoper van een toekomstige zaak, voor zover de koop en verkoop voortvloeit uit of verband houdt met het in het tweede lid, onder a, bedoelde werk;

    • d. een boete, opgelegd krachtens artikel 12, tweede of derde lid, niet als premie beschouwd.

  • 4 De voorgaande leden zijn niet van toepassing:

    • a. indien een werk tot de uitvoering waarvan een onderaannemer zich jegens een aannemer heeft verbonden, geheel of grotendeels wordt verricht op de plaats, waar de onderneming van de onderaannemer is gevestigd met uitzondering van de vervaardiging en elke daarop gerichte handeling van kleding, andere dan schoeisel, of

    • b. indien de uitvoering van een werk waartoe een onderaannemer zich jegens een aannemer heeft verbonden, ondergeschikt is aan een tussen hen gesloten overeenkomst van koop en verkoop van een bestaande zaak.

  • 5 Indien een aannemer ingevolge een overeenkomst met een onderaannemer, ten behoeve van de voldoening van sociale verzekeringspremies en loonbelasting met betrekking tot het door die onderaannemer aangenomen werk, een bedrag heeft overgemaakt op een rekening die door die onderaannemer ten behoeve van de betaling van sociale verzekeringspremies en loonbelasting wordt gehouden bij een kredietinstelling die is geregistreerd ingevolge artikel 52, tweede lid, onder a, b of c, van de Wet toezicht kredietwezen 1992 wordt het bedrag waarvoor de aansprakelijkheid van de aannemer uit hoofde van het eerste lid en artikel 35, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 met betrekking tot dat werk in eerste aanleg bestaat, verminderd met dat overgemaakte bedrag. De vorige volzin is niet van toepassing voor zover de aannemer wist of redelijkerwijs moest vermoeden, dat een onderaannemer in gebreke zou blijven het op de in de eerste volzin bedoelde rekening gestorte bedrag aan te wenden voor de betaling van sociale verzekeringspremies of loonbelasting. Bij ministeriële regeling worden nadere regels gesteld met betrekking tot de toepassing van dit lid.

  • 6 De aansprakelijkheid op grond van het eerste lid geldt niet met betrekking tot de premie of de voorschotpremie verschuldigd door een onderaannemer, indien aannemelijk is dat de niet-betaling door de onderaannemer noch aan hem noch aan een aannemer is te wijten.

  • 7 Degene die op grond van het eerste lid hoofdelijk aansprakelijk is, kan slechts worden aangesproken, wanneer de werkgever met de betaling van de premie of de voorschotpremie in gebreke is.

  • 8 De artikelen 10 tot en met 16 zijn ten aanzien van de aannemer van overeenkomstige toepassing, met dien verstande, dat in artikel 10, eerste lid, in plaats van "voert een administratie" wordt gelezen: voert een administratie, aan de hand waarvan het bedrag aan loon kan worden vastgesteld, dat in de door de aannemer te betalen prijs voor de uitvoering van een werk door een onderaannemer is begrepen. Onze Minister kan bij ministeriële regeling nadere regelen stellen. De aannemer wordt ter zake van de toepassing van de artikelen 10 tot en met 16, alsmede ter zake van het instellen van beroep tegen een beslissing betreffende verschuldigde premie, mede als werkgever in de zin van deze wet beschouwd.

Artikel 16ba

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

  • 1 De opdrachtgever is hoofdelijk aansprakelijk voor de premie en de voorschotpremie ter zake van een werk, inhoudende de vervaardiging en elke daarop gerichte handeling van kleding, andere dan schoeisel:

    • a. die de aannemer en, indien een werk geheel of gedeeltelijk door een of meer volgende onderaannemers wordt uitgevoerd, iedere volgende onderaannemer verschuldigd is in verband met het verrichten van werkzaamheden door zijn werknemers ter zake van dat werk;

    • b. voor de betaling waarvan de aannemer en, indien een werk geheel of gedeeltelijk door een of meer volgende onderaannemers wordt uitgevoerd, iedere volgende onderaannemer ingevolge artikel 16b hoofdelijk aansprakelijk is ter zake van dat werk.

  • 2 In dit artikel wordt onder opdrachtgever verstaan degene die buiten dienstbetrekking in de normale uitoefening van zijn bedrijf met een ander, de aannemer, een overeenkomst heeft gesloten om voor hem een werk als bedoeld in het eerste lid uit te voeren tegen een te betalen prijs.

  • 3 Voor de toepassing van dit artikel wordt met een opdrachtgever gelijkgesteld degene die buiten dienstbetrekking in de normale uitoefening van zijn bedrijf kleding, andere dan schoeisel, koopt die nog geheel of gedeeltelijk vervaardigd moet worden en met een aannemer de verkoper daarvan.

  • 5 De aansprakelijkheid op grond van het eerste lid geldt niet met betrekking tot de premie of de voorschotpremie verschuldigd door de aannemer of een onderaannemer, indien aannemelijk is dat de niet-betaling door de aannemer of een onderaannemer noch aan de opdrachtgever, noch aan de aannemer of een onderaannemer is te wijten.

  • 6 Degene die op grond van het eerste lid hoofdelijk aansprakelijk is, kan slechts worden aangesproken, indien de werkgever met de betaling van de premie of de voorschotpremie in gebreke is.

Artikel 16bb

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

  • 1 Indien de premieschuld betrekking heeft op een werk als bedoeld in artikel 16ba, eerste lid, is degene die buiten dienstbetrekking in de normale uitoefening van zijn bedrijf vervaardigde kleding koopt, hoofdelijk aansprakelijk voor de premie en de voorschotpremie welke verschuldigd is ter zake van dat werk, tenzij aannemelijk is dat hij op het tijdstip van de koop niet wist of behoorde te weten dat ter zake van dat werk te weinig of geen premie of voorschotpremie zou worden betaald. Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot de toepassing van dit lid.

  • 2 Degene die op grond van het eerste lid hoofdelijk aansprakelijk is, kan slechts worden aangesproken, indien de werkgever met de betaling van de premie of de voorschotpremie in gebreke is.

Artikel 16c

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

  • 1 Hoofdelijk aansprakelijk is voor de premie en de voorschotpremie:

    • a. verschuldigd door een niet in Nederland wonende of gevestigde werkgever en voor de premie en de voorschotpremie, die een niet in Nederland wonende of gevestigde aannemer, opdrachtgever of koper verschuldigd is op grond van de artikelen 16b, 16ba of 16bb: de leider van de vaste inrichting in Nederland, de in Nederland wonende of gevestigde vaste vertegenwoordiger, of degene die de leiding heeft van de in Nederland verrichte werkzaamheden;

    • b. verschuldigd door twee of meer werkgevers: ieder van die werkgevers;

    • c. verschuldigd door een lichaam zonder rechtspersoonlijkheid of door een rechtspersoonlijkheid bezittend lichaam dat niet volledig rechtsbevoegd is: ieder van de bestuurders.

  • 2 Indien een bestuurder van een lichaam zelf een lichaam is, wordt onder bestuurder mede verstaan ieder van de bestuurders van het laatstbedoelde lichaam.

  • 3 Degene die op grond van het eerste lid, onderdeel a, aansprakelijk is, is niet aansprakelijk voor zover hij bewijst dat het niet aan hem is te wijten dat de premie of de voorschotpremie niet is betaald.

  • 4 Degene die op grond van het eerste lid, onderdeel a, aansprakelijk is, kan slechts worden aangesproken, indien de werkgever met de betaling van de premie of de voorschotpremie in gebreke is.

  • 5 Het bepaalde in de artikelen 14 tot en met 16 is ten aanzien van degene die op grond van dit artikel hoofdelijk aansprakelijk is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 16d

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

  • 1 Hoofdelijk aansprakelijk is voor de premie en de voorschotpremie verschuldigd door een rechtspersoonlijkheid bezittend lichaam dat volledig rechtsbevoegd is, voor zover het aan de heffing van de vennootschapsbelasting is onderworpen: ieder van de bestuurders overeenkomstig het bepaalde in de volgende leden.

  • 2 Het lichaam als bedoeld in het eerste lid is verplicht om onverwijld nadat gebleken is dat het niet tot betaling in staat is, daarvan mededeling te doen aan het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen en, indien het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen dit verlangt, nadere inlichtingen te verstrekken en stukken over te leggen. Elke bestuurder is bevoegd namens het lichaam aan deze verplichting te voldoen.

    Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld met betrekking tot de inhoud van de mededeling, de aard en de inhoud van de te verstrekken inlichtingen en de over te leggen stukken alsmede de termijnen waarbinnen het doen van de mededeling, het verstrekken van de inlichtingen en het overleggen van de stukken dienen te geschieden.

  • 3 Indien het lichaam op juiste wijze aan zijn in het tweede lid bedoelde verplichting heeft voldaan, is een bestuurder aansprakelijk indien aannemelijk is, dat het niet betalen van de premie of de voorschotpremie het gevolg is van aan hem te wijten kennelijk onbehoorlijk bestuur in de periode van drie jaren, voorafgaande aan het tijdstip van de mededeling.

  • 4 Indien het lichaam niet of niet op juiste wijze aan zijn in het tweede lid bedoelde verplichting heeft voldaan, is een bestuurder op de voet van het bepaalde in het derde lid aansprakelijk met dien verstande, dat vermoed wordt dat de niet-betaling aan hem is te wijten en dat de periode van drie jaar wordt geacht in te gaan op het tijdstip waarop het lichaam in gebreke is. Tot de weerlegging van het vermoeden wordt slechts toegelaten de bestuurder die aannemelijk maakt dat het niet aan hem te wijten is dat het lichaam niet aan zijn in het tweede lid bedoelde verplichting heeft voldaan.

  • 5 De bestuurder kan slechts worden aangesproken, indien het lichaam met de betaling van de premie of de voorschotpremie in gebreke is.

  • 6 Voor de toepassing van dit artikel wordt onder bestuurder mede verstaan:

    • a. de gewezen bestuurder, tijdens wiens bestuur de premieschuld is ontstaan;

    • b. degene ten aanzien van wie aannemelijk is dat hij het beleid van het lichaam heeft bepaald of mede heeft bepaald als ware hij bestuurder, met uitzondering van de door de rechter benoemde bewindvoerder;

    • c. ieder van de met de vereffening belaste personen ingeval het lichaam is ontbonden, met uitzondering van de door de rechter benoemde vereffenaar;

    • d. indien een bestuurder van een lichaam een lichaam is: ieder van de bestuurders van het laatstbedoelde lichaam.

  • 7 De tweede volzin van het vierde lid is niet van toepassing op de gewezen bestuurder.

  • 8 Degene die hoofdelijk aansprakelijk is gesteld, wordt ter zake van het instellen van bezwaar of beroep tegen een beslissing betreffende verschuldigde premie of voorschotpremie mede als werkgever in de zin van deze wet beschouwd, met dien verstande dat beroep niet is toegestaan tegen de hoogte van het door het lichaam verschuldigde bedrag aan premie of voorschotpremie, indien met betrekking tot die hoogte een onherroepelijke rechterlijke uitspraak is gewezen in een door het lichaam of door een of meer andere aansprakelijk gestelde bestuurders ingesteld beroep.

  • 9 Onder premie en voorschotpremie wordt uitsluitend verstaan de premie en de voorschotpremie die het lichaam dient te betalen ter zake van werknemers die tot hem in dienstbetrekking staan.

  • 10 Na het overlijden van de bestuurder zijn de erfgenamen niet aansprakelijk als het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen niet vóór het overlijden de bestuurder bij voor beroep vatbare beslissing aansprakelijk heeft gesteld.

  • 11 Indien de bestuurder van het lichaam ingevolge dit artikel aansprakelijk is en niet in staat is tot betaling van zijn schuld terzake, zijn de door die bestuurder onverplicht verrichte rechtshandelingen waardoor de mogelijkheid tot verhaal op hem is verminderd, vernietigbaar en kan het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen deze vernietigingsgrond inroepen, indien aannemelijk is dat deze rechtshandelingen geheel of nagenoeg geheel met dat oogmerk zijn verricht. Artikel 45 leden 4 en 5 van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek is van overeenkomstige toepassing.

  • 12 Het bepaalde in de artikelen 14 tot en met 16 is ten aanzien van degene die op grond van dit artikel hoofdelijk aansprakelijk is van overeenkomstige toepassing.

§ 4a. Van het verhaal

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

Artikel 16f

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

  • 1 Indien verhaal op de werkgever door degene die ingevolge artikel 16a, 16b, 16ba, 16bb, 16c, eerste lid, onderdeel a, of 16d premie of voorschotpremie heeft voldaan geheel of gedeeltelijk onmogelijk blijkt en ter zake van de niet betaalde premie of voorschotpremie twee of meer personen ingevolge de desbetreffende bepaling hoofdelijk aansprakelijk zijn, dragen dezen onderling voor gelijke delen in het onverhaald gebleven deel bij. Indien artikel 16b, 16ba of 16bb van toepassing is en het aandeel in het totaal van het uit te voeren werk dat ieder van de hoofdelijk aansprakelijken heeft laten uitvoeren kan worden vastgesteld, draagt, in afwijking in zoverre van de eerste volzin, ieder in evenredigheid met dat aandeel bij. Voor de toepassing van dit artikel worden voorts de opdrachtgever en de koper geacht dat werk geheel te hebben laten uitvoeren door een onderaannemer.

  • 2 Indien de opdrachtgever ingevolge artikel 16ba premie of voorschotpremie heeft voldaan, draagt, in afwijking in zoverre van het eerste lid, tevens een aannemer bij die met betrekking tot het desbetreffende werk ingevolge artikel 16b aansprakelijk is. Indien een koper ingevolge artikel 16bb premie of voorschotpremie heeft voldaan, dragen, in afwijking in zoverre van het eerste lid, tevens de opdrachtgever onderscheidenlijk een aannemer bij die met betrekking tot het desbetreffende werk ingevolge artikel 16ba onderscheidenlijk artikel 16b aansprakelijk zijn.

  • 3 In afwijking in zoverre van de voorgaande leden bedraagt de bijdrage niet meer dan het bedrag waarvoor ieders aansprakelijkheid ingevolge de desbetreffende bepaling bestaat. Een als gevolg van de toepassing van de vorige volzin ontstaan tekort wordt met inachtneming van de voorgaande leden over de anderen verdeeld.

  • 4 Degene die meer heeft bijgedragen dan overeenkomt met zijn op de voet van de voorgaande leden bepaalde aandeel, heeft voor dat meerdere verhaal op degene die minder dan zijn dienovereenkomstig bepaalde aandeel heeft bijgedragen. Blijkt verhaal op een of meer van degenen op wie verhaal kan worden genomen geheel of gedeeltelijk onmogelijk, dan wordt dat tekort met inachtneming van de voorgaande leden over de anderen verdeeld.

  • 5 Ieder die in de premie of voorschotpremie heeft bijgedragen, blijft gerechtigd het bijgedragene alsnog van de werkgever terug te vorderen.

  • 6 Van de voorgaande leden kan bij overeenkomst worden afgeweken.

Artikel 16g

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

  • 2 Ten aanzien van degene die een ingevolge artikel 16f verschuldigd bedrag heeft voldaan, is het eerste lid van overeenkomstige toepassing.

  • 3 Degene die het ingevolge het eerste lid verschuldigde bedrag heeft voldaan wordt geacht tot dit bedrag de premie of de voorschotpremie van het lichaam ingevolge artikel 16d te hebben voldaan.

  • 4 Van de voorgaande leden kan bij overeenkomst worden afgeweken.

Artikel 16h

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

De aansprakelijke die premie of voorschotpremie heeft voldaan dan wel in de premie of de voorschotpremie heeft bijgedragen, is bij zijn verhaal op de werkgever of de mede-aansprakelijke uitsluitend gesubrogeerd in het voorrecht van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen overeenkomstig artikel 16.

§ 5. Van de vrijstelling wegens gemoedsbezwaren

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

Artikel 17

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

  • 1 Degene, die gemoedsbezwaren heeft tegen een van de verzekeringen ingevolge de Ziektewet, de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering, de Werkloosheidswet en de Ziekenfondswet, alsmede de rechtspersoon waarbij natuurlijke personen betrokken zijn die zodanige gemoedsbezwaren hebben, kunnen met inachtneming van bij ministeriële regeling te stellen regels en voorwaarden door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen worden vrijgesteld van de bij die maatregel aan te wijzen verplichtingen, welke hun bij of krachtens genoemde wetten en deze wet zijn opgelegd.

  • 2 In de maand januari van elk kalenderjaar doet het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen aan de inspecteur der directe belastingen, die ten aanzien van de werkgever bevoegd is met betrekking tot de loonbelasting, toekomen een staat vermeldende naam en woon- of vestigingsplaats van die werkgever, alsmede het bedrag, waarvoor die werkgever over het afgelopen kalenderjaar aansprakelijk zou zijn geweest, indien hem niet de vorenbedoelde vrijstelling was verleend.

  • 3 Naar aanleiding van de in het vorige lid bedoelde opgave of opgaven wordt uit hoofde van de krachtens het bepaalde in het eerste lid aan de werkgever verleende vrijstelling van premiebetaling aan hem over het desbetreffende kalenderjaar een naheffingsaanslag in de loonbelasting - zonder boete - opgelegd ter grootte van het in totaal opgegeven premiebedrag.

  • 4 De in het vorige lid bedoelde naheffingsaanslag in de loonbelasting wordt ingevorderd overeenkomstig de bepalingen geldende voor de invordering van de loonbelasting en als loonbelasting verantwoord, doch overigens voor de heffing van de loonbelasting niet als zodanig aangemerkt.

  • 5 Het bedrag aan premie, waarvoor een werkgever aansprakelijk zou zijn geweest, indien hem niet de in het eerste lid bedoelde vrijstelling was verleend, komt voor rekening van het Rijk.

  • 6 Bij de ministeriële regeling, bedoeld in het eerste lid, worden tevens geregeld de verdere gevolgen, welke aan het verlenen van vrijstelling wegens gemoedsbezwaren zijn verbonden, alsmede de gevallen, waarin de vrijstelling wordt of kan worden ingetrokken en de aan de intrekking verbonden gevolgen.

§ 6. Strafbepaling

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

Artikel 17a

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

  • 1 Hij die een der in artikel 10 bedoelde verplichtingen niet, niet juist, of niet volledig nakomt, wordt gestraft, met hechtenis van ten hoogste zes maanden of geldboete van de derde categorie. Dit feit is een overtreding.

  • 2 Hij die opzettelijk een der in artikel 10 bedoelde verplichtingen niet, niet juist, of niet volledig nakomt, wordt gestraft, met gevangenisstraf van ten hoogste vier jaren of geldboete van de vierde categorie of, indien dit hoger is, ten hoogste eenmaal het bedrag van de te weinig geheven premie. Dit feit is een misdrijf.

  • 3 Met de opsporing van de in het eerste en tweede lid strafbaar gestelde feiten zijn, behalve de ambtenaren, bedoeld in artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering, belast de door Onze Minister, in overeenstemming met Onze Minister van Justitie, aangewezen personen.

  • 4 Het recht tot strafvordering vervalt indien het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen aan de werkgever terzake van hetzelfde feit reeds een boete heeft opgelegd.

§ 7. Bepalingen in verband met de Algemene wet bestuursrecht en het beroep in cassatie

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

Artikel 18

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

  • 1 Een beschikking op grond van deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt gegeven binnen een redelijke termijn na ontvangst van de aanvraag.

  • 2 De redelijke termijn is in ieder geval verstreken wanneer binnen acht weken na ontvangst van de aanvraag geen beschikking is gegeven, noch een kennisgeving als bedoeld in het derde of vierde lid is gedaan.

  • 3 Indien een beschikking niet binnen de termijn van acht weken kan worden gegeven, wordt die termijn met een redelijke termijn verlengd en wordt de aanvrager daarvan schriftelijk in kennis gesteld.

  • 4 Indien in verband met het geven van een beschikking als bedoeld in het eerste lid informatie is gevraagd aan een persoon of instantie buiten Nederland en om die reden de beschikking niet binnen acht weken gegeven kan worden, wordt die termijn verlengd met ten hoogste zes maanden en wordt de aanvrager van deze verlenging schriftelijk in kennis gesteld.

Artikel 18a

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

In afwijking van artikel 7:2 van de Algemene wet bestuursrecht wordt de belanghebbende in een bezwaarschriftprocedure ten aanzien van een besluit ingevolge deze wet, met uitzondering van een beschikking op grond van het bepaalde in artikel 12, tweede en derde lid, gehoord op zijn verzoek.

Artikel 18b

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

In afwijking van artikel 7:10, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht beslist het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen binnen dertien weken na ontvangst van het bezwaarschrift.

Artikel 18c

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

  • 1 Tegen uitspraken van de Centrale Raad van Beroep kan ieder der partijen beroep in cassatie instellen ter zake van schending of verkeerde toepassing van de artikelen 1, vierde tot en met achtste lid, en 4 en de op die artikelen berustende bepalingen.

  • 2 Op dit beroep zijn de voorschriften betreffende het beroep in cassatie tegen uitspraken van de gerechtshoven in zake beroepen in belastingzaken van overeenkomstige toepassing, waarbij de Centrale Raad van Beroep de plaats inneemt van een gerechtshof.

§ 8. Slotbepalingen

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

Artikel 18d

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

Deze wet en de daarop berustende bepalingen, zoals die luidden op de dag voorafgaand aan de dag van inwerkingtreding van artikel I van de Wet administratieve lastenverlichting en vereenvoudiging in socialeverzekeringswetten, blijven van toepassing op het loon dat is genoten voorafgaand aan de dag waarop dat artikel in werking treedt.

Artikel 18g

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

  • 1 Artikel 6, eerste lid, onderdelen g en i, zoals deze bepalingen luidden op 31 december 2002, blijven tot en met het kalenderjaar 2007 van toepassing op aanspraken op spaarpremies en op na 31 december 2002 toegekende spaarpremies of voorlopig bijgeschreven spaarpremies ter zake van voor 1 januari 2003 ingehouden besparingen op de voet van een premiespaarregeling als bedoeld in artikel 31a van de Wet op de loonbelasting 1964, zoals dat artikel luidde op 31 december 2002.

  • 2 Artikel 13 van de Uitvoeringsregeling werknemersspaarregelingen en winstdelingsregelingen, zoals dat artikel luidde op 31 december 2002, is in het kalenderjaar 2003 nog van toepassing op toegekende of voorlopig bijgeschreven spaarpremies ter zake van in het kalenderjaar 2002 ingehouden besparingen op de voet van een premiespaarregeling als bedoeld in artikel 6, vijfde, zesde en zevende lid, zoals die leden luidden op 31 december 2002.

  • 3 Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot het tweede lid.

Artikel 19

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

Deze wet kan worden aangehaald onder de titel: "Coördinatiewet Sociale Verzekering".

Artikel 20

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

Deze wet treedt in werking met ingang van een door Ons te bepalen tijdstip, dat voor verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden gesteld.

Lasten en bevelen, dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle Ministeriële Departementen, Autoriteiten, Colleges en Ambtenaren, wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven ten Paleize Soestdijk, 24 December 1953

JULIANA.

De Staatssecretaris van Sociale Zaken,

A. A. VAN RHIJN.

De Staatssecretaris van Financiën,

VAN DEN BERGE.

Uitgegeven de vier en twintigste December 1953.

De Minister van Justitie,

L. A. DONKER.