Vestigingswet Bedrijven 1954

[Regeling vervallen per 18-07-2007.]
Geraadpleegd op 16-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-07-2002.
Geldend van 01-07-2002 t/m 29-12-2004

Wet van 25 februari 1954, houdende regeling ter bevordering van een goede bedrijfsuitoefening

Wij JULIANA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is ter vervanging van de Vestigingswet Kleinbedrijf 1937 (Stb. 619) nieuwe regelen te stellen ter bevordering van een goede bedrijfsuitoefening;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Artikel 1

[Regeling vervallen per 18-07-2007]

  • 1 Voor de toepassing van het bij of krachtens deze wet bepaalde wordt verstaan onder:

    inrichting: een krachtens artikel 4b of 16 aangewezen besloten ruimte of ander ondernemingsonderdeel;

    beheerder: degene die onmiddellijke leiding geeft aan de uitoefening van een krachtens artikel 4 aangewezen bedrijf;

    bedrijfsleider: degene die algemene leiding geeft aan een onderneming, waarin een krachtens artikel 4 aangewezen bedrijf wordt uitgeoefend;

    produktschap, hoofdbedrijfschap, bedrijfschap: een produkt-, een hoofdbedrijf- of een bedrijfschap, als bedoeld in artikel 66 van de Wet op de Bedrijfsorganisatie (Stb. 1950, K 22), ingesteld voor ondernemingen, waarin het betrokken bedrijf wordt uitgeoefend;

    bedrijfslichaam: een produktschap, hoofdbedrijfschap of een bedrijfschap.

  • 2 Voor de toepassing van het bij of krachtens deze wet bepaalde wordt onder onderneming mede verstaan een bedrijf, waarmede niet wordt beoogd het maken van winst.

Artikel 2

[Regeling vervallen per 18-07-2007]

  • 1 Deze wet is niet van toepassing op de landbouw, de visserij, het bankbedrijf, het verzekeringsbedrijf en het vervoerbedrijf.

  • 2 Zij verstaat onder:

    landbouw: de akkerbouw, weidebouw, veehouderij, pluimveehouderij, fruitteelt, tuinbouw - daaronder begrepen het kweken van bomen, bloemen en bloembollen -, de teelt van griendhout en elke andere vorm van bodemcultuur;

    bankbedrijf: het bedrijf van kredietinstelling als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel a, onder 1°, van de Wet toezicht kredietwezen 1992, borg- en garantie-instelling, kerkelijke kredietinstelling, bouwkas, spaarkas, administratie- of trustkantoor op effectengebied, instelling tot financiering van de handel in onroerende goederen en commissionnair of makelaar in effecten, het bedrijf van het verlenen van bemiddeling bij het verstrekken van onderhandse leningen of kasgeldleningen, zomede de valutahandel, discontohandel en geldwisselhandel;

    vervoerbedrijf:

    • a. het bedrijf van het vervoeren van personen of goederen ter zee of door de lucht;

    • b. het bedrijf van het vervoeren van personen of goederen met binnenschepen voor zover dit vervoer slechts mag geschieden krachtens een vergunning ingevolge de Wet vervoer binnenvaart (Stb. 1991, 711), daaronder niet begrepen het meubeltransportbedrijf;

    • c. het bedrijf van het vervoeren van goederen met vrachtauto’s voor zover dit vervoer slechts mag geschieden krachtens een vergunning ingevolge de Wet goederenvervoer over de weg (Stb. 1992, 145), daaronder niet begrepen het meubeltransportbedrijf;

    • d. het bedrijf van het vervoeren van personen krachtens een ingevolge de Wet personenvervoer 2000 geldige vergunning wordt verricht.

  • 3 Zij verstaat mede onder:

    visserij: de oester- en de mosselteelt;

    verzekeringsbedrijf: het bedrijf van het verlenen van bemiddeling bij het sluiten van verzekeringen tegen het genot van een beloning.

Artikel 3

[Regeling vervallen per 18-07-2007]

Wanneer ter uitvoering van deze wet de medewerking van een bedrijfslichaam wordt gevorderd, wordt, onverminderd het bepaalde in artikel 98 van de Wet op de Bedrijfsorganisatie, die medewerking verleend door het bestuur van dat lichaam.

Artikel 4

[Regeling vervallen per 18-07-2007]

  • 1 Bij algemene maatregel van bestuur, in deze wet verder genoemd vestigingsbesluit, kan worden verboden het uitoefenen van een daarbij aangewezen bedrijf zonder vergunning van de Kamer van Koophandel en Fabrieken. In plaats van de Kamer kan een bedrijfslichaam worden aangewezen.

  • 2 Een vestigingsbesluit wordt niet vastgesteld dan op verzoek van een bedrijfschap of, bij ontstentenis hiervan, van een produkt- of een hoofdbedrijfschap, dan wel op verzoek van een of meer naar Ons oordeel representatieve verenigingen van de betrokken ondernemers.

  • 3 De voordracht tot vaststelling, wijziging of intrekking van een vestigingsbesluit wordt Ons gedaan door Onze Minister van Economische Zaken en Onze Minister, wie het mede aangaat, tezamen.

Artikel 4a

[Regeling vervallen per 18-07-2007]

  • 1 Bij ieder vestigingsbesluit wordt bepaald, welke handelingen als uitoefening van het aangewezen bedrijf worden aangemerkt.

  • 2 Daarbij kan ten aanzien van een of meer van die handelingen worden bepaald, dat zij slechts als uitoefening van het aangewezen bedrijf worden aangemerkt, voor zover zij in samenhang met andere van die handelingen onder daarbij aangegeven omstandigheden worden verricht. Het aldus verrichten van eerstbedoelde handelingen wordt niet aangemerkt als uitoefening van enig ander krachtens deze wet aangewezen bedrijf.

  • 3 Daarbij kan voorts worden bepaald, dat als uitoefening van het aangewezen bedrijf mede wordt aangemerkt het openlijk aanduiden of doen aanduiden van de bereidheid een of meer van de krachtens het eerste lid aangewezen handelingen te verrichten, onverminderd het in het tweede lid bepaalde.

Artikel 4b

[Regeling vervallen per 18-07-2007]

Bij ieder vestigingsbesluit kan worden bepaald, dat daarbij aangewezen besloten ruimten of andere ondernemingsonderdelen, waarin het daarbij aangewezen bedrijf wordt uitgeoefend, voor de toepassing van het bij of krachtens deze wet bepaalde als inrichting worden aangemerkt.

Artikel 5

[Regeling vervallen per 18-07-2007]

  • 1 Een vergunning is vereist voor iedere inrichting, waarin het aangewezen bedrijf wordt uitgeoefend, zomede voor een onderneming, voor zover dat bedrijf daarin anders dan in een inrichting of in rechtstreeks verband met de uitoefening van dat bedrijf in een inrichting wordt uitgeoefend.

  • 2 Bij overgang van de onderneming op rechtverkrijgenden onder algemene titel van de vergunninghouder gaat tevens de vergunning op hen over, tenzij de daarin vermelde bedrijfsleider of beheerder deze hoedanigheid heeft verloren.

Artikel 6

[Regeling vervallen per 18-07-2007]

  • 1 Een vergunning wordt uitsluitend verleend, indien wordt voldaan aan bij het vestigingsbesluit te stellen eisen; deze kunnen slechts betrekking hebben op handelskennis en vakbekwaamheid. Zij kunnen niet hoger worden gesteld dan naar Ons oordeel strikt noodzakelijk is.

  • 2 Aan de eisen van handelskennis moet worden voldaan door een bedrijfsleider en aan die van vakbekwaamheid door een beheerder. Indien bij het vestigingsbesluit afzonderlijke eisen van handelskennis voor beheerders zijn gesteld, moet hieraan worden voldaan door een beheerder.

Artikel 7

[Regeling vervallen per 18-07-2007]

  • 1 Bij of krachtens ieder vestigingsbesluit worden de bewijsstukken aangewezen, waaruit het voldoen aan de daarbij gestelde eisen van handelskennis en van vakbekwaamheid moet blijken. Voor wat betreft bewijsstukken, die worden afgegeven op grond van het met gunstig gevolg afleggen van een examen, kan bij de aanwijzing worden bepaald, dat deze slechts geldt, voor zover met betrekking tot dat examen een door Onze Minister van Economische Zaken goedgekeurd examenreglement is in acht genomen.

  • 2 Bij ieder vestigingsbesluit worden als bewijsstukken als in het eerste lid bedoeld aangewezen verklaringen van handelskennis en verklaringen van vakbekwaamheid, tot het afgeven waarvan daarbij aan de Sociaal-Economische Raad dan wel aan een produkt-, of een hoofdbedrijfschap of het Bedrijfschap voor het Hotel-, het Restaurant-, het Café-, en het Pension- en Kamerverhuurbedrijf en Aanverwante bedrijven de bevoegdheid wordt verleend.

Artikel 8

[Regeling vervallen per 18-07-2007]

  • 1 Bij een vestigingsbesluit kan worden bepaald, welke gegevens de aanvrage om een vergunning dient te bevatten.

  • 2 Zij gaat vergezeld van de nodige krachtens artikel 7 aangewezen bewijsstukken en verdere bescheiden.

  • 3 Op de aanvrage wordt binnen twee maanden beslist.

Artikel 9

[Regeling vervallen per 18-07-2007]

Indien de Kamer van Koophandel en Fabrieken tot het verlenen van de vergunning is aangewezen, is bevoegd:

  • a. ingeval de vergunning wordt gevraagd voor een inrichting, die niet gebezigd wordt voor het rondtrekkend uitoefenen van het bedrijf, de Kamer, binnen welker gebied de inrichting is of zal worden gevestigd;

  • b. in andere gevallen de Kamer, binnen welker gebied de onderneming is of zal worden gevestigd, of, indien de onderneming buiten Nederland is of zal worden gevestigd, de Kamer van Koophandel en Fabrieken voor Rotterdam.

Artikel 10

[Regeling vervallen per 18-07-2007]

  • 1 De vergunning wordt geweigerd:

    • a. indien niet is aangetoond, dat door de daarin te vermelden bedrijfsleider en beheerder aan de gestelde eisen wordt voldaan;

    • b. indien redelijkerwijs moet worden aangenomen, dat een daarin te vermelden bedrijfsleider of beheerder, anders dan overeenkomstig een voorlopige vergunning of een ontheffing krachtens deze wet, tevens bedrijfsleider of beheerder in de zin van deze wet buiten de betrokken onderneming, of, voor zoveel de beheerder van een onderdeel ener onderneming betreft, tevens beheerder buiten dat onderdeel zal zijn;

    • c. indien redelijkerwijs moet worden aangenomen, dat de feitelijke toestand niet met het in de aanvrage vermelde in overeenstemming zal zijn.

  • 2 Het vorige lid, onder a, is niet van toepassing ingeval de vergunning is gevraagd door de weduwe, weduwnaar of de achtergebleven geregistreerde partner van een vergunninghouder, die in zijn vergunning tevens als bedrijfsleider of beheerder was vermeld, dan wel door kinderen - die de leeftijd van 21 jaar niet hebben bereikt - die tot hen of een van hen in familierechtelijke betrekking staan of stonden, uitsluitend met het oog op zijn vervanging als bedrijfsleider of beheerder door zijn weduwe, weduwnaar of de achtergebleven geregistreerde partner of een dergelijk kind. Bij een vestigingsbesluit kan worden bepaald, dat de vorige volzin niet geldt.

  • 3 Het eerste lid, onder a, is eveneens niet van toepassing, ingeval de vergunning is gevraagd door een vergunninghouder uitsluitend met het oog op de verplaatsing van de uitoefening van een bedrijf naar een andere inrichting.

  • 4 Bij een vestigingsbesluit kan worden bepaald, dat het eerste lid, onder b, niet van toepassing is in bij dat besluit aan te wijzen gevallen.

  • 5 Indien geen der in het eerste lid bedoelde weigeringsgronden aanwezig is, wordt de vergunning verleend.

  • 6 Een met toepassing van het tweede lid verleende vergunning geldt van het tijdstip van het overlijden van de daar bedoelde vergunninghouder af. Indien zij is verleend met het oog op het optreden van een kind als bedrijfsleider of beheerder, geldt zij gedurende vijf jaar of, indien het kind op dat tijdstip de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, tot vijf jaar na het bereiken van die leeftijd. Bij een vestigingsbesluit kan een kortere termijn worden vastgesteld. Ten aanzien van vergunningen, verleend uitsluitend met het oog op het optreden van de weduwe, weduwnaar of de achtergebleven geregistreerde partner als bedrijfsleider of beheerder, kan bij een vestigingsbesluit worden bepaald, dat zij gelden gedurende een bij dat besluit vast te stellen termijn.

Artikel 11

[Regeling vervallen per 18-07-2007]

  • 1 De vergunning vervalt:

    • a. wanneer na haar dagtekening zes maanden zijn verlopen, zonder dat met de bedrijfsuitoefening een aanvang is gemaakt;

    • b. wanneer de bedrijfsuitoefening gedurende een bij het vestigingsbesluit te bepalen termijn, anders dan wegens overmacht, ononderbroken gestaakt is geweest;

    • c. wanneer een daarin vermelde bedrijfsleider of beheerder deze hoedanigheid verliest;

    • d. wanneer een daarin vermelde bedrijfsleider of beheerder, anders dan overeenkomstig een voorlopige vergunning of een ontheffing krachtens deze wet, tevens bedrijfsleider of beheerder in de zin van deze wet buiten de betrokken onderneming, of, voor zoveel de beheerder van een onderdeel ener onderneming betreft, tevens beheerder buiten dat onderdeel wordt;

    • e. wanneer een verklaring van handelskennis of vakbekwaamheid, op grond waarvan de vergunning is verleend, is ingetrokken en tegen de intrekking geen beroep meer openstaat;

    • f. wanneer een daarin vermelde bedrijfsleider of beheerder deze hoedanigheid op het tijdstip, waarop met de bedrijfsuitoefening een aanvang wordt gemaakt, niet bezit, onmiddellijk na dat tijdstip.

  • 2 Het eerste lid, onder c-e, is niet van toepassing gedurende een faillissement of toepassing van de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen. Bij het eindigen hiervan vervalt de vergunning echter, indien een der in die bepalingen bedoelde omstandigheden is ingetreden.

  • 3 Bij een vestigingsbesluit kan worden bepaald, dat het eerste lid, onder d, zomede het tweede lid, tweede volzin, - voor zover deze op de in eerstgenoemde bepaling bedoelde omstandigheid betrekking heeft - niet van toepassing zijn in bij dat besluit aan te wijzen gevallen.

Artikel 12

[Regeling vervallen per 18-07-2007]

  • 1 Indien een vergunning vervalt, kan voor de betrokken onderneming of inrichting een voorlopige vergunning worden verleend. Op de aanvrage wordt binnen twee weken beslist. De artikelen 6, 8, tweede en derde lid, 10 en 11 zijn niet van toepassing.

  • 2 De voorlopige vergunning geldt gedurende zes maanden, gerekend van het tijdstip van het vervallen van de vergunning af. Indien de houder inmiddels een aanvrage om een nieuwe vergunning of een ontheffing als in artikel 15 bedoeld ten aanzien van het betrokken bedrijf heeft ingediend, geldt zij verder, totdat deze is verleend, dan wel, indien deze is geweigerd, totdat sedert het tijdstip, na hetwelk tegen de weigering geen beroep meer openstaat, twee maanden zijn verlopen.

Artikel 13

[Regeling vervallen per 18-07-2007]

  • 1 Een vergunning wordt ingetrokken, indien de te harer verkrijging verstrekte gegevens zodanig onjuist of onvolledig blijken, dat op de aanvrage een andere beslissing zou zijn genomen, als bij de beoordeling daarvan de juiste omstandigheden volledig bekend waren geweest.

  • 2 De werking van de beschikking waarbij de vergunning wordt ingetrokken, wordt opgeschort totdat de beroepstermijn is verstreken of, indien beroep is ingesteld, op het beroep is beslist.

Artikel 14

[Regeling vervallen per 18-07-2007]

  • 1 Een verklaring van handelskennis of vakbekwaamheid wordt uitsluitend afgegeven aan personen, die aan de gestelde eisen voldoen, doch van wie redelijkerwijs niet kan worden verlangd, dat zij zich van andere bewijsstukken voorzien.

  • 2 Onze Minister van Economische Zaken stelt in overeenstemming met Onze Minister, wie het mede aangaat, regelen voor de beslissing op de aanvragen om een verklaring.

  • 3 Op een aanvrage wordt binnen vier maanden beslist.

Artikel 15

[Regeling vervallen per 18-07-2007]

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
  • 1 Onze Minister van Economische Zaken verleent van een bij een vestigingsbesluit gegeven verbod tot uitoefening van een daarbij aangewezen bedrijf op aanvrage ontheffing:

    • a. indien reeds een vergunning is verleend voor de uitoefening van een ander bedrijf in dezelfde onderneming of inrichting onder de onmiddellijke leiding van dezelfde beheerder, en naar het oordeel van Onze genoemde Minister deze laatste uitoefening een hoofdbestanddeel van de bedrijfsuitoefening in die onderneming of inrichting uitmaakt en de aard der onderneming dan wel plaatselijke of regionale omstandigheden tot gezamenlijke uitoefening van deze bedrijven aanleiding geven;

    • b. indien naar zijn oordeel sprake is van een bijzonder geval en gewichtige belangen tot het verlenen van een ontheffing aanleiding geven;

    • c. indien het bepaalde in een richtlijn van de Raad van de Europese Gemeenschappen met betrekking tot de vestiging van of het verrichten van diensten door natuurlijke personen en vennootschappen op het grondgebied van een van de Lid-Staten van de Europese Gemeenschappen, dan wel, met toepassing van de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, op het grondgebied van een andere Staat die partij is bij die Overeenkomst, tot het verlenen van een ontheffing aanleiding geeft.

  • 2 De ontheffing kan onder beperkingen worden verleend; aan de ontheffing kunnen voorschriften worden verbonden.

  • 3 Op een aanvrage om een ontheffing wordt binnen vier maanden beslist.

  • 4 Onze minister van Economische Zaken kan de hem in het eerste lid verleende bevoegdheid in een door hem bepaalde omvang en onder het stellen van regelen delegeren aan de Sociaal-Economische Raad dan wel aan een produkt- of een hoofdbedrijfschap of het Bedrijfschap voor het Hotel-, het Restaurant-, het Café- en het Pension- en Kamerverhuurbedrijf en Aanverwante bedrijven. Deze regelen kunnen voorwaarden inhouden, waaraan voor het verkrijgen van een ontheffing moet worden voldaan.

  • 5 Hij oefent de hem in dit artikel toegekende bevoegdheden niet uit dan in overeenstemming met Onze Minister, wie het mede aangaat.

  • 6 Een krachtens het eerste lid, onder a, verleende ontheffing vervalt, wanneer de daar bedoelde vergunning vervalt of wordt ingetrokken, alsmede wanneer de daar bedoelde beheerder deze hoedanigheid verliest met betrekking tot de gezamenlijke uitoefening van de betrokken bedrijven.

Terugwerkende kracht

Stb. 2004, 712, datum inwerkingtreding 30-12-2004, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-06-2002.

1 Onze Minister van Economische Zaken verleent van een bij een vestigingsbesluit gegeven verbod tot uitoefening van een daarbij aangewezen bedrijf op aanvrage ontheffing:

  • a. indien reeds een vergunning is verleend voor de uitoefening van een ander bedrijf in dezelfde onderneming of inrichting onder de onmiddellijke leiding van dezelfde beheerder, en naar het oordeel van Onze genoemde Minister deze laatste uitoefening een hoofdbestanddeel van de bedrijfsuitoefening in die onderneming of inrichting uitmaakt en de aard der onderneming dan wel plaatselijke of regionale omstandigheden tot gezamenlijke uitoefening van deze bedrijven aanleiding geven;

  • b. indien naar zijn oordeel sprake is van een bijzonder geval en gewichtige belangen tot het verlenen van een ontheffing aanleiding geven;

  • c. indien het bepaalde in een richtlijn van de Raad van de Europese Gemeenschappen met betrekking tot de vestiging van of het verrichten van diensten door natuurlijke personen en vennootschappen op het grondgebied van een van de Lid-Staten van de Europese Gemeenschappen, dan wel, met toepassing van de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte of de op 21 juni 1999 te Luxemburg totstandgekomen Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, enerzijds, en de Zwitserse Bondsstaat, anderzijds, over het vrije verkeer van personen (Trb. 2000, 16 en 86), op het grondgebied van een andere Staat die partij is bij een van de genoemde Overeenkomsten, tot het verlenen van een ontheffing aanleiding geeft.

2 De ontheffing kan onder beperkingen worden verleend; aan de ontheffing kunnen voorschriften worden verbonden.

3 Op een aanvrage om een ontheffing wordt binnen vier maanden beslist.

4 Onze minister van Economische Zaken kan de hem in het eerste lid verleende bevoegdheid in een door hem bepaalde omvang en onder het stellen van regelen delegeren aan de Sociaal-Economische Raad dan wel aan een produkt- of een hoofdbedrijfschap of het Bedrijfschap voor het Hotel-, het Restaurant-, het Café- en het Pension- en Kamerverhuurbedrijf en Aanverwante bedrijven. Deze regelen kunnen voorwaarden inhouden, waaraan voor het verkrijgen van een ontheffing moet worden voldaan.

5 Hij oefent de hem in dit artikel toegekende bevoegdheden niet uit dan in overeenstemming met Onze Minister, wie het mede aangaat.

6 Een krachtens het eerste lid, onder a, verleende ontheffing vervalt, wanneer de daar bedoelde vergunning vervalt of wordt ingetrokken, alsmede wanneer de daar bedoelde beheerder deze hoedanigheid verliest met betrekking tot de gezamenlijke uitoefening van de betrokken bedrijven.

7 De artikelen 5, tweede lid, 8, eerste lid, 11, eerste lid, onder a tot en met c, en 13 zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel 16

[Regeling vervallen per 18-07-2007]

  • 1 Onze Minister van Economische Zaken en Onze Minister, wie het mede aangaat, kunnen op verzoek van het lichaam, dat vaststelling van een vestigingsbesluit heeft verzocht, bij gemeenschappelijke regeling, in deze wet verder genoemd vestigingsregeling, verbieden het uitoefenen van het betrokken bedrijf zonder vergunning van de Sociaal-Economische Raad. In plaats van de Raad kan een produkt- of een hoofdbedrijfschap worden aangewezen.

  • 2 Het in een vestigingsregeling vervatte verbod geldt niet ten aanzien van de uitoefening van het aangewezen bedrijf in de ondernemingen en inrichtingen, waarin dat bedrijf bij het in werking treden van die regeling wordt uitgeoefend, echter voor wat die inrichtingen betreft slechts zolang zij blijven behoren tot de onderneming, waartoe zij bij het in werking treden van de regeling behoorden.

Artikel 17

[Regeling vervallen per 18-07-2007]

  • 1 Een vestigingsregeling is gedurende een jaar van kracht; deze termijn kan eenmaal met ten hoogste zes maanden worden verlengd.

  • 2 Zij houdt op van kracht te zijn, wanneer voor het betrokken bedrijf een vestigingsbesluit in werking treedt.

Artikel 18

[Regeling vervallen per 18-07-2007]

  • 1 Onze Minister van Economische Zaken stelt, in overeenstemming met Onze Minister, wie het mede aangaat, de voorwaarden vast, waaraan voor het verkrijgen van een vergunning op grond van een vestigingsregeling moet worden voldaan.

  • 2 De vergunning kan onder beperkingen worden verleend; aan de vergunning kunnen voorschriften worden verbonden. In de vergunning kan worden verklaard, dat op grond van de omstandigheden, uit hoofde waarvan zij wordt verleend, artikel 27, eerste lid, te dezen niet van toepassing dient te zijn.

  • 3 Op een aanvrage om een dergelijke vergunning wordt binnen vier maanden beslist.

Artikel 19

[Regeling vervallen per 18-07-2007]

Bij het indienen van een aanvraag om een vergunning, een verklaring van handelskennis of van vakbekwaamheid of een ontheffing moet een bij algemene maatregel van bestuur vast te stellen bedrag worden betaald.

Artikel 20a

[Regeling vervallen per 18-07-2007]

Tegen een op grond van deze wet genomen besluit kan een belanghebbende beroep instellen bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven.

Artikel 22

[Regeling vervallen per 18-07-2007]

Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere voorschriften worden gegeven ter bevordering van een goede uitvoering van deze wet.

Artikel 22a

[Regeling vervallen per 18-07-2007]

  • 1 Er is een openbaar register, waarin gegevens betreffende de ingevolge deze wet verleende vergunningen en ontheffingen worden opgenomen.

  • 2 Bij algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld omtrent het register, de wijze waarop van de gegevens daarin kan worden kennis genomen en de daarvoor verschuldigde vergoeding.

Artikel 23

[Regeling vervallen per 18-07-2007]

Het is verboden ter zake van een aanvrage om een vergunning, verklaring of ontheffing onjuiste of onvolledige gegevens te verstrekken.

Artikel 25

[Regeling vervallen per 18-07-2007]

  • 1 Aan hen, die bij het in werking treden van een vestigingsbesluit bedrijfsleider of beheerder zijn van een onderneming of inrichting, waarin het aangewezen bedrijf wordt uitgeoefend, en die voldoen aan door Onze Minister van Economische Zaken in overeenstemming met Onze Minister, wie het mede aangaat, voor bedrijfsleiders of beheerders te stellen voorwaarden, wordt op hun binnen vijf jaren ingediende aanvrage een verklaring van handelskennis of vakbekwaamheid voor dat bedrijf afgegeven.

  • 2 Het eerste lid is niet van toepassing, indien de uitoefening van het aangewezen bedrijf bij het in werking treden van het vestigingsbesluit plaats had onder een der in artikel 27, tweede lid, genoemde omstandigheden.

  • 3 Voor zoveel betreft aanvragen van bedrijfsleiders of van beheerders, die van dezelfde onderneming tevens bedrijfsleider of die in eigen onderneming werkzaam zijn, is het eerste lid niet van toepassing, indien het feit, dat in de onderneming of inrichting bij het in werking treden van het vestigingsbesluit het aangewezen bedrijf werd uitgeoefend, uitsluitend kan worden gestaafd met een beroep op handelingen, verricht in strijd met het bepaalde krachtens deze wet, de Vestigingswet detailhandel of de Drank- en Horecawet.

Artikel 26

[Regeling vervallen per 18-07-2007]

  • 1 Het in een vestigingsbesluit vervatte verbod geldt gedurende drie maanden na het in werking treden van het besluit niet ten aanzien van de uitoefening van het aangewezen bedrijf in de ondernemingen en inrichtingen, waarin dat bedrijf bij het in werking treden wordt uitgeoefend, echter voor wat die inrichtingen betreft slechts zolang zij blijven behoren tot de onderneming, waartoe zij bij het in werking treden behoorden.

  • 2 Indien voor zodanige onderneming of inrichting binnen die termijn een vergunning of ontheffing is gevraagd, geldt het verbod ook na afloop van die termijn niet, totdat de vergunning of ontheffing is verleend, dan wel, indien deze is geweigerd, totdat sedert het tijdstip, na hetwelk tegen de weigering geen beroep meer openstaat, twee maanden zijn verlopen. Echter geldt het in de vorige volzin bepaalde voor een inrichting slechts, zolang zij blijft behoren tot de onderneming, waartoe zij bij het in werking treden van het vestigingsbesluit behoorde.

Artikel 27

[Regeling vervallen per 18-07-2007]

  • 1 Aan hen, die bij het in werking treden van een vestigingsbesluit het aangewezen bedrijf al gedurende een aaneengesloten termijn van tenminste 18 maanden uitoefenen, wordt op hun aanvrage de vereiste vergunning verleend, indien de in de aanvrage als bedrijfsleider van de betrokken onderneming en als beheerder van de betrokken onderneming vermelde personen die hoedanigheid bij het in werking treden van dat besluit al gedurende een aaneengesloten termijn van tenminste 18 maanden bezaten en haar tot het tijdstip van de aanvrage hebben behouden.

  • 2 Het eerste lid is niet van toepassing, indien ten aanzien van de uitoefening van het aangewezen bedrijf bij het in werking treden van het vestigingsbesluit gold:

    • a. een voorlopige vergunning of een ontheffing;

    • b. een op grond van een vestigingsregeling verleende vergunning, welke een verklaring bevat als bedoeld in de tweede volzin van artikel 18, tweede lid;

    • c. een op grond van een vestigingsregeling verleende vergunning, waarin een persoon is vermeld als belast met de algemene leiding van de onderneming of met de onmiddellijke leiding van de uitoefening van het aangewezen bedrijf in de betrokken inrichting of onderneming, doch die persoon bedoelde hoedanigheid bij het in werking treden van het vestigingsbesluit niet langer bezit.

  • 3 Het eerste lid is niet van toepassing, indien het feit, dat bij het in werking treden van het vestigingsbesluit het aangewezen bedrijf werd uitgeoefend, uitsluitend kan worden gestaafd met een beroep op handelingen, verricht in strijd met het bepaalde krachtens deze wet, de Vestigingswet detailhandel of de Drank- en Horecawet.

  • 4 Het eerste lid is niet meer van toepassing, indien de uitoefening van het aangewezen bedrijf na het in werking treden van het vestigingsbesluit gedurende een bij dat besluit te bepalen termijn, anders dan wegens overmacht, ononderbroken gestaakt is geweest.

  • 5 De vergunning wordt niet verleend dan nadat de naam van de aanvrager gedurende een maand vermeld is geweest op een lijst, die ten kantore van de betrokken Kamer van Koophandel en Fabrieken en, in voorkomend geval, mede ten kantore van het in haar plaats aangewezen lichaam ter inzage van een ieder is nedergelegd.

Artikel 27a

[Regeling vervallen per 18-07-2007]

  • 1 Artikel 25 is van overeenkomstige toepassing ten aanzien van hen, die eerst bij en als gevolg van het in werking treden van een wijziging van een vestigingsbesluit zijn aan te merken als bedrijfsleider of beheerder van een onderneming of inrichting, waarin het aangewezen bedrijf wordt uitgeoefend, behoudens ingeval dat artikel reeds te hunnen aanzien van toepassing is of is geweest.

  • 2 Artikel 26 is van overeenkomstige toepassing in de gevallen, waarin een onderneming of inrichting eerst bij en als gevolg van het in werking treden van een wijziging van een vestigingsbesluit is aan te merken als onderneming of inrichting, waarin het aangewezen bedrijf wordt uitgeoefend.

  • 3 Artikel 27 is van overeenkomstige toepassing ten aanzien van hen, wier onderneming of inrichting eerst bij en als gevolg van het in werking treden van een wijziging van een vestigingsbesluit is aan te merken als onderneming of inrichting, waarin het aangewezen bedrijf wordt uitgeoefend.

Artikel 28

[Regeling vervallen per 18-07-2007]

  • 1 De artikelen 25, eerste lid, en 27, eerste lid, zijn niet van toepassing, indien ten aanzien van de uitoefening van het aangewezen bedrijf bij het in werking treden van het vestigingsbesluit:

    • a. een voorlopige vergunning of een ontheffing gold, verleend krachtens de Vestigingswet Kleinbedrijf 1937 (Stb. 619) of een ontheffing, verleend krachtens een op grond van artikel 7 van het Organisatiebesluit Voedselvoorziening 1941 (Verordeningenblad 69) vastgestelde regeling;

    • b. beperkingen of voorwaarden golden, welke zijn verbonden aan een vergunning of erkenning, verleend krachtens een op grond van het onder a genoemde besluit vastgestelde regeling of krachtens het in artikel 32, vierde lid, genoemde besluit.

  • 2 De artikelen 16, derde lid, 25, eerste lid, - voor zoveel betreft aanvragen van bedrijfsleiders of van beheerders, die van dezelfde onderneming tevens bedrijfsleider of die in eigen onderneming werkzaam zijn - 26, eerste lid, en 27, eerste lid, zijn niet van toepassing, indien het feit, dat in de onderneming of inrichting bij het in werking treden van de vestigingsregeling of het vestigingsbesluit het aangewezen bedrijf werd uitgeoefend, uitsluitend kan worden gestaafd met een beroep op handelingen, verricht in strijd met een voorschrift, gegeven bij of krachtens een regeling als in het eerste lid bedoeld.

Artikel 29

[Regeling vervallen per 18-07-2007]

Ten aanzien van de vaststelling van een vestigingsbesluit voor een bedrijf, waarvoor een krachtens de Vestigingswet Kleinbedrijf 1937 gegeven verbod van kracht is, blijft artikel 4, tweede lid, buiten toepassing.

Artikel 30

[Regeling vervallen per 18-07-2007]

Zolang het Organisatiebesluit Voedselvoorziening 1941 van kracht is, kan bij de vaststelling van een vestigingsbesluit in plaats van de Kamer van Koophandel en Fabrieken worden aangewezen een hoofdbedrijfschap of een bedrijfschap, als bedoeld in artikel 2, tweede lid, van dat Organisatiebesluit, ingesteld voor ondernemingen, waarin het betrokken bedrijf wordt uitgeoefend.

Artikel 31

[Regeling vervallen per 18-07-2007]

[Red: Bevat wijzigingen in andere regelgeving.]

Artikel 32

[Regeling vervallen per 18-07-2007]

  • 1 De navolgende regelingen worden ingetrokken:

    • a. de Vestigingswet Kleinbedrijf 1937;

    • b. het Besluit Reëvacuatie-vestiging Kleinbedrijf 1945 (Stb. F 257).

  • 2 De navolgende regelingen van de Secretarissen-Generaal van de Departementen van Handel, Nijverheid en Scheepvaart en van Landbouw en Visserij vervallen:

    • a. het Besluit Algemeen Vestigingsverbod Kleinbedrijf 1941 (Stct. 234);

    • b. de besluiten van 1 Juni 1942 (Stct. 103), van 20 December 1943 (Stct. 248), voor zover het bepaalde onder V betreft, en van 27 Maart 1944 (Stct. 61), tot wijziging van het Besluit Algemeen Vestigingsverbod Kleinbedrijf 1941;

    • c. het besluit van 1 December 1943 (Stct. 235), tot wijziging van het Besluit Algemeen Vestigingsverbod Kleinbedrijf 1941 en tot afwijking van de Vestigingswet Kleinbedrijf 1937;

    • d. de beschikkingen van 6 Februari 1942 (Stct. 26) en van 1 December 1943 (Stct. 235), tot uitvoering van het Besluit Algemeen Vestigingsverbod Kleinbedrijf 1941.

  • 3 Het besluit van de Secretaris-Generaal van het Departement van Handel, Nijverheid en Scheepvaart van 3 September 1942 (Stct. 171), betreffende vestiging als makelaar, vervalt.

  • 4 Het besluit van de Secretarissen-Generaal van de Departementen van Handel, Nijverheid en Scheepvaart en van Financiën van 16 Februari 1944 (Stct. 44), betreffende het uitoefenen van het bedrijf van tussenpersoon in onroerende goederen en dat van veilinghouder, alsmede betreffende het houden van veilingen, vervalt.

Artikel 33

[Regeling vervallen per 18-07-2007]

  • 1 Ten aanzien van een bedrijf, waarvoor bij het in werking treden van deze wet een krachtens de Vestigingswet Kleinbedrijf 1937 vastgestelde regeling geldt, blijft het bij en krachtens die wet bepaalde zomede artikel II, eerste en tweede lid, van het in artikel 32, tweede lid, onder c, genoemde besluit en de Wet op de economische delicten, met uitzondering van de daarin bij artikel 31 aangebrachte wijzigingen, van toepassing, totdat vorenbedoelde regeling wordt ingetrokken. Voor de toepassing van de tweede volzin van artikel 4a, tweede lid, wordt zodanig bedrijf met een krachtens de onderhavige wet aangewezen bedrijf gelijkgesteld.

  • 2 Ten aanzien van een bedrijf, waarvoor bij het in werking treden van deze wet een der in artikel 32, derde en vierde lid, genoemde besluiten geldt, blijft dit besluit van toepassing tot een door Ons te bepalen tijdstip.

Artikel 34

[Regeling vervallen per 18-07-2007]

  • 1 De bevoegdheid van de organisaties, bedoeld in artikel 2, tweede lid, van het Organisatiebesluit Voedselvoorziening 1941, tot het vaststellen, op de voet van artikel 7 van genoemd besluit, van verordeningen, waarbij de vestiging of uitbreiding van ondernemingen afhankelijk wordt gesteld van het voldoen aan eisen van kredietwaardigheid, handelskennis of vakbekwaamheid, vervalt, behoudens ten aanzien van ondernemingen van landbouw en visserij.

  • 2 Zodanige, bij het in werking treden van deze wet geldende, verordening kan evenwel op de voet van het bepaalde bij of krachtens het Organisatiebesluit Voedselvoorziening 1941 worden gewijzigd of ingetrokken.

  • 3 Een verordening, als bedoeld in het tweede lid, vervalt, behoudens ten aanzien van de begane strafbare feiten, bij het in werking treden van een vestigingsbesluit, voor zover zij betrekking heeft op het bij dat besluit aangewezen bedrijf.

Artikel 35

[Regeling vervallen per 18-07-2007]

Wanneer ten aanzien van een bedrijf een vestigingsbesluit of een vestigingsregeling van kracht is geworden, zijn de Provinciale Staten en de gemeenteraad niet bevoegd regelen te stellen, waarbij de uitoefening van dat bedrijf afhankelijk wordt gesteld van het voldoen aan eisen van kredietwaardigheid, handelskennis of vakbekwaamheid.

Artikel 36

[Regeling vervallen per 18-07-2007]

Deze wet kan worden aangehaald als "Vestigingswet Bedrijven", met vermelding van het jaar harer totstandkoming.

Artikel 37

[Regeling vervallen per 18-07-2007]

Deze wet treedt in werking op een door Ons te bepalen tijdstip.

Lasten en bevelen, dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst, en dat alle Ministeriële Departementen, Autoriteiten, Colleges en Ambtenaren, wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven ten Paleize Soestdijk , 25 Februari 1954

JULIANA.

De Minister van Economische Zaken,

J. ZIJLSTRA.

De Staatssecretaris van Economische Zaken,

G. M. J. VELDKAMP.

De Minister van Financiën,

VAN DE KIEFT.

De Minister van Wederopbouw en Volkshuisvesting,

H. WITTE.

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

J. ALGERA.

De Minister van Landbouw, Visserij en Voedselvoorziening,

MANSHOLT.

De Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid,

J. G. SUURHOFF.

Uitgegeven de drie en twintigste Maart 1954.

De Minister van Justitie,

L. A. DONKER.