Wet van 19 mei 1954, tot overlevering inzake oorlogsmisdrijven
Wij JULIANA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau,
enz., enz., enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het in verband met de op 12 Augustus 1949
voor ondertekening opengestelde Verdragen van Genève onderscheidenlijk voor de verbetering
van het lot der gewonden en zieken, zich bevindende bij de strijdkrachten te velde,
voor de verbetering van het lot der gewonden, zieken en schipbreukelingen van de strijdkrachten
ter zee, betreffende de behandeling van krijgsgevangenen, en betreffende de bescherming
van burgers in oorlogstijd, wenselijk is een wettelijke voorziening te treffen met
betrekking tot het aan andere Mogendheden ter berechting overleveren van personen,
die verdacht worden van oorlogsmisdrijven;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal,
hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze: