Wet van 16 september 1954, houdende tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie
Wij JULIANA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau,
enz., enz., enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is regelen te geven omtrent
tuchtrechtelijke handhaving van verordeningen van hoofdbedrijf- en bedrijfschappen
en van lichamen, ingesteld ter gemeenschappelijke behartiging van belangen, als bedoeld
in artikel 110 van de Wet op de Bedrijfsorganisatie;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal,
hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze: