Gezondheidswet

Geraadpleegd op 21-12-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 09-06-2004 en zichtdatum 09-06-2004.
Geldend van 01-01-1998 t/m 07-03-2006

Wet van 18 januari 1956, houdende nieuwe wettelijke voorschriften met betrekking tot de organisatie van de zorg voor de volksgezondheid

Wij JULIANA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is nieuwe wettelijke voorschriften vast te stellen met betrekking tot de organisatie van de zorg voor de volksgezondheid;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Hoofdstuk I. Algemene bepaling

Artikel 1

Voor de toepassing van deze wet wordt verstaan onder:

  • a. "Onze Minister": Onze Minister, belast met de zaken betreffende de volksgezondheid;

  • b. "hoofdinspecteurs en inspecteurs":de hoofdinspecteurs en inspecteurs van het Staatstoezicht op de volksgezondheid;

  • c. "Provinciale Raad": de Provinciale Raad voor de Volksgezondheid;

  • d. "provinciale kruisverenigingen": de provinciale verenigingen met volledige rechtsbevoegdheid, die uitsluitend het behartigen of doen behartigen van wijkverpleging en andere sociaal-hygiënische zorg beogen en bij een nationale vereniging met gelijke doelstelling zijn aangesloten.

Hoofdstuk II. De Nationale Raad voor de Volksgezondheid

[Vervallen per 21-02-1997]

Hoofdstuk III. De Gezondheidsraad

Artikel 21

  • 1 Er is een Gezondheidsraad.

  • 4 Een vice-voorzitter oefent een door de voorzitter in overeenstemming met die vice-voorzitter te bepalen gedeelte van de taak van de voorzitter uit.

Artikel 22

De Gezondheidsraad heeft tot taak Onze Ministers en de beide kamers der Staten-Generaal voor te lichten over de stand der wetenschap ten aanzien van vraagstukken op het gebied van de volksgezondheid door middel van het uitbrengen van rapporten.

Artikel 24

  • 2 De voorzitter wijst uit de leden van een commissie een voorzitter aan.

  • 3 De voorzitter en de vice-voorzitters zijn bevoegd de vergaderingen van de onderscheidene commissies, waarvan zij geen lid zijn, bij te wonen en aan de beraadslagingen deel te nemen.

Artikel 25

In afwijking van artikel 19, tweede lid, van de Kaderwet adviescolleges kan de voorzitter op verzoek van een commissie andere personen betrekken bij de werkzaamheden van die commissie, voor zover dat voor de vervulling van haar taak nodig is.

Artikel 26

In afwijking van de artikelen 17 en 18 van de Kaderwet adviescolleges is een commissie als bedoeld in artikel 24 bevoegd in naam van de Gezondheidsraad door tussenkomst van de voorzitter een rapport als bedoeld in artikel 22 uit te brengen.

Artikel 26a

In afwijking van artikel 21 van de Kaderwet adviescolleges wordt een reglement van orde voor de Gezondheidsraad en de commissies door de voorzitter vastgesteld.

Artikel 27

In afwijking van artikel 15, tweede lid, van de Kaderwet adviescolleges is de secretaris van de Gezondheidsraad voor zijn werkzaamheden voor de Gezondheidsraad uitsluitend verantwoording schuldig aan de voorzitter.

Hoofdstuk IV. Het Staatstoezicht op de Volksgezondheid

Artikel 36

  • 1 Er is een Staatstoezicht op de volksgezondheid, ressorterend onder Onze Minister, dat bestaat uit bij algemene maatregel van bestuur aangewezen onderdelen en dat tot taak heeft:

    • a. het verrichten van onderzoek naar de staat van de volksgezondheid en de determinanten daarvan alsmede, waar nodig, het aangeven en bevorderen van middelen tot verbetering daarvan;

    • b. het toezicht op de naleving en de opsporing van overtredingen van het bepaalde bij of krachtens wettelijke voorschriften op het gebied van de volksgezondheid, een en ander voor zover de ambtenaren van het Staatstoezicht daarmede zijn belast bij of krachtens wettelijk voorschrift.

  • 2 Het Staatstoezicht heeft voorts tot taak het uitbrengen van adviezen en het verstrekken van inlichtingen aan Onze Minister op verzoek of uit eigen beweging, met betrekking tot hetgeen het Staatstoezicht op grond van het eerste lid ter kennis is gekomen.

  • 3 De in het eerste lid, onder b, genoemde taken strekken zich ook uit tot de voorschriften van een verordening van de Raad van de Europese Gemeenschappen op het gebied van de volksgezondheid, voor zover de verordening toezicht op de naleving en opsporing van overtredingen daarvan vordert.

Artikel 38

Aan het hoofd van elk onderdeel van het Staatstoezicht staat een hoofdinspecteur. Hij neemt bij de vervulling van zijn taak de aanwijzingen van Onze Minister in acht.

Artikel 41

De inspecteurs dienen aan Gedeputeerde Staten of aan Onze Commissaris in een provincie, aan de gemeenteraad, aan Burgemeester en Wethouders of aan de burgemeesters, van bericht en raad in daarvoor in aanmerking komende zaken, hun werkkring betreffende.

Artikel 43

  • 1 Gedeputeerde Staten en Burgemeester en Wethouders zenden aan de Hoofdinspecteurs, aan de inspecteurs en aan de Provinciale Raad, binnen wier werkgebied de provincie, respectievelijk de gemeente is gelegen, een afschrift of afdruk van elk der verordeningen, besluiten of verslagen, de volksgezondheid in hun provincie, respectievelijk gemeente betreffende, en van de daarin gemaakte aanvullingen of wijzigingen.

  • 2 Zij verstrekken aan de Hoofdinspecteur en aan de in lid 1 bedoelde inspecteurs, binnen wier werkgebied hun provincie, respectievelijk hun gemeente ligt, alle door dezen verlangde inlichtingen over de naleving van wetten en verordeningen, de volksgezondheid betreffende.

Hoofdstuk V. De Provinciale Raden voor de Volksgezondheid

§ 1. Van de zetel en de taak

Artikel 45

  • 1 In elke provincie stellen de Provinciale Staten een Provinciale Raad voor de Volksgezondheid in.

  • 2 Zij stellen de plaats van vestiging van de Raad vast.

  • 3 Zij regelen, met inachtneming van de voorschriften van dit hoofdstuk, bij verordening, de samenstelling, de bevoegdheid en de werkwijze van de Raad.

  • 4 De Provinciale Raad is rechtspersoon.

Artikel 47

De taak van de Provinciale Raad omvat in ieder geval:

  • a. het stimuleren van de gezondheidszorg binnen de provincie;

  • b. het bevorderen van de coördinatie van alle werkzaamheden, welke op het gebied van de volksgezondheid binnen de provincie worden verricht;

  • c. het uitbrengen van adviezen, onder meer omtrent de verdeling van rijkssubsidies en het bevorderen van het ter beschikking stellen van gelden en andere middelen ten behoeve van de gezondheidszorg;

  • d. het samenwerken met andere Provinciale Raden, indien deze samenwerking voor de gezondheidszorg dienstig is;

  • e. het verrichten van werkzaamheden ter bevordering van een doelmatig stelsel van voorzieningen voor gezondheidszorg in de provincie.

§ 2. Van de samenstelling

Artikel 48

De samenstelling van de Provinciale Raad wordt zodanig geregeld, dat daarin in elk geval zitting hebben leden afkomstig uit de kringen van:

  • a. gemeentebesturen;

  • b. instellingen voor gezondheidszorg;

  • c. personen werkzaam op het terrein van de gezondheidszorg;

  • d. personen of organisaties, die de belangen van de gebruikers van voorzieningen voor gezondheidszorg in algemene zin behartigen;

  • e. verzekeringsinstellingen op het gebied van de gezondheidszorg;

  • f. instellingen voor maatschappelijke dienstverlening.

Artikel 49

  • 1 De inspecteurs binnen wier ambtsgebied de Provinciale Raad werkzaam is, worden uitgenodigd de vergaderingen van de Raad zomede van de door deze ingestelde commissies bij te wonen. Zij hebben in de vergadering een adviserende stem.

  • 2 De Hoofdinspecteurs zijn bevoegd de vergaderingen van de Provinciale Raad en van de door deze ingestelde commissies bij te wonen en hebben een adviserende stem. Zij ontvangen daartoe mededeling van het bijeenroepen der vergaderingen en een afschrift van de agenda.

§ 3. Van de commissies

Artikel 50

  • 1 De Provinciale Raad doet zich bijstaan door commissies van advies en bijstand, welke deskundig zijn op een bijzonder gebied van de volksgezondheid.

  • 2 De Provinciale Raad kan in zijn gebied één of meer districtscommissies instellen. Ten aanzien van die commissies is artikel 48 van overeenkomstige toepassing.

  • 3 De Raad regelt de samenstelling, bevoegdheid en werkwijze van deze commissies en benoemt de leden.

§ 4. Van het bureau

Artikel 51

  • 1 De Provinciale Raad wordt bijgestaan door een bureau.

  • 2 De Provinciale Raad draagt zorg, dat medische inbreng in het bureau verzekerd is.

Artikel 52

  • 1 De directeur en andere personen, bij het bureau werkzaam, worden door de Provinciale Raad benoemd, geschorst en ontslagen.

  • 2 De arbeidsvoorwaarden, waaronder de directeur en de andere personen, bij het bureau werkzaam, hun betrekking vervullen, zijn gelijk aan die, welke gelden voor het personeel in dienst van de provincie.

  • 3 Met inachtneming van het bepaalde in het vorige lid, worden door de Provinciale Staten voorschriften vastgesteld betreffende de bezoldiging van de directeur en van de andere personen, werkzaam bij het bureau.

§ 5. Van de werkwijze

Artikel 54

  • 1 De Provinciale Raad brengt op verzoek of uit eigen beweging advies uit aan de openbare lichamen en diensten en de particuliere rechtspersonen, welke in de Raad zijn vertegenwoordigd, alsmede aan andere openbare organen, met uitzondering van het Rijk.

  • 2 Aan particuliere rechtspersonen, andere dan bedoeld in het eerste lid, en aan natuurlijke personen kan de Provinciale Raad op hun verzoek, al dan niet tegen vergoeding, advies uitbrengen over onderwerpen, welke naar het oordeel van de Raad liggen op het terrein van de volksgezondheid.

  • 3 De adviezen van de Raad en zijn commissies worden opgesteld, overeenkomstig het gevoelen van de meerderheid der vergadering.

  • 4 In de adviezen wordt van afwijkende gevoelens van de minderheid gemotiveerd mededeling gedaan, en worden, indien de leden die deze minderheid vormen zulks wensen, hun namen vermeld.

  • 5 De leden zijn bevoegd minderheidsnota's bij het advies te voegen, indien het daarin uitgesproken gevoelen is verdedigd in de vergadering, waarin het uit te brengen advies werd behandeld.

Artikel 56

Gedeputeerde Staten en Burgemeester en Wethouders stellen de Provinciale Raad in kennis van alle ontwerpen van verordeningen, welke van belang zijn voor de volksgezondheid.

Artikel 57

Openbare lichamen en diensten, alsmede particuliere rechtspersonen en natuurlijke personen, die in de provincie op het gebied van de volksgezondheid werkzaam zijn, zijn desgevraagd gehouden aan de Provinciale Raad alle op de volksgezondheid betrekking hebbende inlichtingen te verstrekken, welke de Raad voor de juiste vervulling van zijn taak nodig oordeelt.

Artikel 58

De Provinciale Raad is desgevraagd gehouden aan de Hoofdinspecteurs en de inspecteurs alle gegevens en inlichtingen te verstrekken, welke zij voor de juiste vervulling van hun taak nodig achten.

Artikel 60

De Provinciale Raad zendt jaarlijks voor 1 Juni een verslag van zijn werkzaamheden in het afgelopen kalenderjaar aan Onze Minister.

Hoofdstuk VII. Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 62

Wij behouden Ons voor ter uitvoering van deze wet bij algemene maatregel van bestuur nadere regelen te stellen.

Artikel 69

Waar in enig wettelijk voorschrift wordt verwezen naar een artikel van de Gezondheidswet 1919, Stb. 784, wordt deze verwijzing geacht te geschieden naar de overeenkomstige bepalingen van de onderhavige wet.

Artikel 69a

Artikel 70

  • 1 Deze wet kan worden aangehaald als Gezondheidswet.

  • 2 Zij treedt in werking op een door Ons te bepalen tijdstip. Wij kunnen het inwerkingtreden van de verschillende onderdelen van deze wet op verschillende tijdstippen bepalen.

  • 3 De Gezondheidswet 1919, Stb. 784, vervalt.

Lasten en bevelen, dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst, en dat alle Ministeriële Departementen, Autoriteiten, Colleges en Ambtenaren, wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven ten Paleize Soestdijk, 18 januari 1956.

JULIANA.

De Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid,

J. G. SUURHOFF.

Uitgegeven de veertiende februari 1956.

De Minister van Justitie a.i.,

BEEL.