Stcrt. 2004, 63, datum inwerkingtreding 02-04-2004, bevat een wijziging met terugwerkende
kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2004.
1 De bruto-vakantie-uitkering wordt zodanig vastgesteld, dat:
-
a. de netto-vakantie-uitkering per maand van de ongehuwde pensioengerechtigde, bedoeld
in artikel 9, eerste lid, onderdeel c, gelijk is aan 90% van de netto-minimumvakantiebijslag
per maand;
-
b. de netto-vakantie-uitkering per maand van een ongehuwde pensioengerechtigde gelijk
is aan 70% van de netto-minimumvakantiebijslag per maand;
-
c. de netto-vakantie-uitkering per maand van de gehuwde pensioengerechtigde, bedoeld
in artikel 9, eerste lid onderdeel b, van wie de echtgenoot 65 jaar of ouder is dan
wel jonger is dan 65 jaar maar voor wie geen recht op toeslag bestaat als bedoeld
in artikel 8, eerste lid, gelijk is aan 50% van de netto-minimumvakantiebijslag per
maand.
2 De bruto-vakantie-uitkering per maand van een gehuwde pensioengerechtigde:
-
a. aan wie een volledige toeslag is toegekend is gelijk aan tweemaal de bruto-vakantie-uitkering
als bedoeld in het eerste lid, onderdeel c;
-
b. aan wie een niet-volledige toeslag is toegekend met toepassing van artikel 10, tweede
lid, is gelijk aan de bruto-vakantie-uitkering, bedoeld in het eerste lid, onderdeel
c, vermeerderd met de met behulp van de in artikel 10, derde lid, bedoelde percenten
over het verschil tussen de vastgestelde bruto-vakantie-uitkering, bedoeld in onderdeel
a en de vastgestelde bruto-vakantie-uitkering, bedoeld in het eerste lid, onderdeel
c.
3 Onder de in het eerste lid, onderdelen a tot en met d, bedoelde netto-vakantie-uitkeringen
worden verstaan de in het zesde lid, onderdelen a tot en met d, bedoelde bruto-vakantie-uitkeringen
na aftrek van de daarvan in te houden loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen
voor een persoon van 65 jaar of ouder met toepassing van de tabel voor bijzondere
beloningen waarin de arbeidskorting, bedoeld in artikel 22a van de Wet op de loonbelasting
1964, niet is verwerkt.
4 Onder de in het eerste lid bedoelde netto-minimumvakantiebijslag wordt verstaan de
bruto-vakantiebijslag, waarop degene, die aanspraak heeft op het in artikel 8, eerste
lid, onderdeel a, van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag bedoelde minimumloon,
ingevolge artikel 15 van die wet aanspraak heeft, na aftrek van de daarvan in te houden
premies ingevolge de sociale verzekeringswetten en loonbelasting. De in te houden
loonbelasting en premie ingevolge de volksverzekeringen, bedoeld in artikel 1 van
de Wet financiering volksverzekeringen, worden berekend voor een werknemer, jonger
dan 65 jaar, met toepassing van de tabel voor bijzondere beloningen waarin de arbeidskorting,
bedoeld in artikel 22a van de Wet op de loonbelasting 1964, niet is verwerkt, over
het in de vorige volzin bedoelde bedrag, vermeerderd met het werkgeversaandeel in
de procentuele premie ingevolge de Ziekenfondswet en verminderd met het werknemersaandeel
in de premie ingevolge de Werkloosheidswet.
5 Indien ingevolge een van de sociale verzekeringswetten een premie wordt ingehouden
waarvan het percentage per bedrijfstak verschilt, wordt met inachtneming van bij algemene
maatregel van bestuur te stellen regels bij ministeriële regeling voor de toepassing
van het vierde lid een gemiddeld percentage vastgesteld.
6 De bruto-vakantie-uitkering, vastgesteld met inachtneming van het bepaalde bij of
krachtens het eerste tot en met het vijfde lid, bedraagt per maand:
-
a. voor de gehuwde pensioengerechtigde, aan wie een volledige bruto-toeslag is toegekend
als bedoeld in artikel 9, negende lid, € 62,08
[Red: per 2 april 2004: € 62,54]
;
-
b. voor de ongehuwde pensioengerechtigde, bedoeld in artikel 9, eerste lid, onderdeel
c, € 55,87
[Red: per 2 april 2004: € 56,29]
;
-
c. voor de ongehuwde pensioengerechtigde, € 43,45
[Red: per 2 april 2004: € 43,78]
;
-
d. voor de gehuwde pensioengerechtigde, bedoeld in artikel 9, eerste lid, onderdeel b,
van wie de echtgenoot 65 jaar of ouder is dan wel jonger is dan 65 jaar maar voor
wie geen recht op toeslag bestaat als bedoeld in artikel 8, eerste lid, € 31,04
[Red: per 2 april: € 31,27]
.
7 In de gevallen, dat op het ouderdomspensioen, genoemd in artikel 9, tiende lid, met
toepassing van artikel 13 een korting wordt toegepast, wordt op de in het zesde lid
genoemde bruto-vakantie-uitkering, een evenredige korting toegepast.