Wet van 6 april 1957, houdende regelen met betrekking tot het toezicht op waterleidingbedrijven
en tot de organisatie van de openbare drinkwatervoorziening
Wij JULIANA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau,
enz., enz., enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het in het belang der volksgezondheid wenselijk
is regelen te stellen met betrekking tot het toezicht op waterleidingbedrijven en
tot de organisatie van de openbare drinkwatervoorziening;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal,
hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze: