Pachtwet

[Regeling vervallen per 01-09-2007.]
Geraadpleegd op 22-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 14-02-2005 en zichtdatum 14-02-2005.
Geldend van 01-07-2004 t/m 28-02-2005

Wet van 23 januari 1958, houdende nieuwe regeling van de pacht

Wij JULIANA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de pacht opnieuw bij de wet te regelen;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Hoofdstuk I. De pachtovereenkomst

[Regeling vervallen per 01-09-2007]

§ 1. Omschrijvingen

[Regeling vervallen per 01-09-2007]

Artikel 1

[Regeling vervallen per 01-09-2007]

  • 1 Deze wet verstaat onder:

    • a. Onze Minister:

      Onze Minister van Landbouw, Visserij en Voedselvoorziening;

    • b. landbouw:

      • 1°. akkerbouw;

      • 2°. weidebouw;

      • 3°. veehouderij;

      • 4°. pluimveehouderij;

      • 5°. tuinbouw, daaronder begrepen fruitteelt en het kweken van bomen, bloemen en bloembollen;

      • 6°. de teelt van griendhout en van riet;

      • 7°. elke andere tak van bodemcultuur met uitzondering van bosbouw, behoudens het bepaalde in het vijfde lid;

    • c. hoeve:

      een complex, bestaande uit een of meer gebouwen of gedeelten daarvan en het daarbij behorende land, dienende tot de uitoefening van de landbouw;

    • d. pachtovereenkomst:

      elke overeenkomst, in welke vorm en onder welke benaming ook aangegaan, waarbij de ene partij zich verbindt aan de andere partij tegen voldoening van een tegenprestatie een hoeve of los land in gebruik te verstrekken ter uitoefening van de landbouw;

    • e. pleegkind:

      hem, die duurzaam als een eigen kind is onderhouden en opgevoed.

  • 2 Behalve voor de toepassing van de artikelen 58 en 70f geldt hetgeen in deze wet is bepaald met betrekking tot los land insgelijks met betrekking tot een of meer gebouwen of gedeelten daarvan, welke dienen tot de uitoefening van de landbouw.

  • 3 Indien echter tussen dezelfde partijen bij één overeenkomst los land en bij een andere overeenkomst een of meer gebouwen of gedeelten daarvan zijn verpacht, worden de bepalingen omtrent verpachting van hoeven op beide overeenkomsten van toepassing met ingang van het tijdstip, waarop de laatste der beide overeenkomsten is gesloten.

  • 4 Onder hoeve en los land worden begrepen de daarbij behorende, niet tot de uitoefening van de landbouw dienende gronden met inbegrip van de zich daarop bevindende houtopstanden.

  • 5 Voor de toepassing van de artikelen 40, 41, 48, 51, 52 en 62 wordt onder landbouw bosbouw begrepen.

  • 6 Onder landbouw wordt bosbouw mede begrepen indien het teelt van snelgroeiend bos betreft als bedoeld in de krachtens de Boswet (Stb. 1961, 256) gestelde regelen

§ 2. De vorm van de pachtovereenkomst en haar toetsing

[Regeling vervallen per 01-09-2007]

Artikel 2

[Regeling vervallen per 01-09-2007]

  • 1 De pachtovereenkomst, de overeenkomst tot wijziging en die tot beëindiging van een pachtovereenkomst moeten schriftelijk worden aangegaan.

  • 2 Zij behoeven de goedkeuring van de grondkamer.

  • 3 Ten aanzien van de overeenkomst tot beëindiging van een pachtovereenkomst vervalt het vereiste van goedkeuring door de feitelijke uitvoering van die overeenkomst.

Artikel 3

[Regeling vervallen per 01-09-2007]

  • 1 Bij algemene maatregel van bestuur worden regelen vastgesteld ten aanzien van de hoogst toelaatbare pachtprijs.

  • 2 De in het eerste lid bedoelde regelen strekken tot bevordering van pachtprijzen, welke in een redelijke verhouding staan tot de bedrijfsuitkomsten bij een behoorlijke bedrijfsvoering, met dien verstande, dat bij het vaststellen van die regelen de redelijke belangen van de verpachter mede in acht worden genomen.

Artikel 4

[Regeling vervallen per 01-09-2007]

  • 1 Met inachtneming van de in het vorige artikel bedoelde regelen kunnen de grondkamers, ieder voor haar gebied, zo nodig streeksgewijs, ten aanzien van de pachtprijs bij besluit nadere regelen vaststellen. Zodanig besluit vervalt een jaar na het tijdstip van zijn inwerkingtreding.

  • 2 Deze besluiten behoeven de goedkeuring van Onze Minister en worden in de Nederlandse Staatscourant bekend gemaakt.

Artikel 4a

[Regeling vervallen per 01-09-2007]

  • 1 Onder pachtprijs wordt niet verstaan een vergoeding als bedoeld in artikel 5, tiende lid, onderdeel b, en in artikel 70b, tweede lid, onderdeel c.

  • 2 De vergoeding kan niet meer bedragen dan de pachtprijs, zoals opgenomen in een door de grondkamer goedgekeurde pachtovereenkomst.

  • 3 Bij algemene maatregel van bestuur worden nadere regelen vastgesteld ten aanzien van de hoogst toelaatbare vergoeding.

Artikel 5

[Regeling vervallen per 01-09-2007]

  • 1 De grondkamer keurt de pachtovereenkomst goed, tenzij:

    • a. de overeengekomen pachtprijs dan wel de vergoeding, daarbij in aanmerking genomen de verdere inhoud van de overeenkomst, hoger is dan ingevolge het bepaalde krachtens de artikelen 3 en 4 onderscheidenlijk 4a is toegelaten;

    • b. de overige verplichtingen, voor de pachter uit de overeenkomst voortvloeiende, als buitensporig moeten worden beschouwd;

    • c. de overeenkomst zou leiden tot een ondoelmatige verkaveling of een ondoelmatige ligging van het land ten opzichte van de bedrijfsgebouwen of van de woning;

    • d. de overeenkomst, indien deze betrekking heeft op land, dat begrepen is geweest in een ruil- of herverkaveling of dat gelegen is in de IJsselmeerpolders, zou leiden tot:

      • 1°. een verkaveling of een ligging van het land ten opzichte van de bedrijfsgebouwen of van de woning, die minder doelmatig is dan de bestaande;

      • 2°. een geringere dan de bestaande bedrijfsgrootte;

    • e. door de overeenkomst algemene belangen van de landbouw zouden worden geschaad; de grondkamer is onder meer bevoegd als schadelijk voor de algemene belangen van de landbouw aan te merken overeenkomsten, welke zouden leiden tot:

      • 1°. een zo geringe bedrijfsgrootte, dat de ondernemer zijn volledige arbeidskracht op het bedrijf niet produktief kan maken;

      • 2°. gebruik van het land ter verkrijging van neveninkomsten, anders dan voor zelfvoorziening;

      • 3°. vergroting van een bedrijf, waarvan uitbreiding voor de ondernemer niet van overwegende betekenis is, terwijl in de nabijheid een of meer kleine bedrijven uitbreiding behoeven;

    • f. de overeenkomst bepalingen bevat, welke in strijd zijn met deze wet.

  • 2 Indien de pachtovereenkomst zou leiden tot een van de in het eerste lid, onder c, d en e genoemde gevolgen, kan de grondkamer haar goedkeuring verlenen, wanneer weigering op grond van bijzondere omstandigheden onredelijk zou zijn of zou indruisen tegen het landbouwbelang. Indien de pachtovereenkomst zou leiden tot een van de in het eerste lid, onder d, genoemde gevolgen, kan de grondkamer voorts haar goedkeuring verlenen, wanneer omstandigheden, gelegen in de persoon van de verpachter, de goedkeuring in het belang van een verantwoorde bedrijfsvoering wenselijk maken.

  • 3 Het bepaalde in het eerste lid onder c en onder e met betrekking tot het gestelde onder 1°, 2° en 3° blijft buiten toepassing bij overeenkomsten met echtgenoten of geregistreerde partners, bloed- of aanverwanten in de rechte lijn, pleegkinderen en medepachters.

  • 4 Bij de toetsing van de overeenkomst aan het bepaalde in het eerste lid, onder e, mag de grondkamer niet letten op de persoon van de pachter.

  • 5 Het bepaalde in het eerste lid, onder c en d en onder e met betrekking tot het gestelde onder 1°, 2° en 3°, blijft buiten toepassing, indien uit een verklaring van burgemeester en wethouders van de gemeente, waarin het land is gelegen, blijkt dat dit is opgenomen in een goedgekeurd bestemmingsplan en daarbij een niet tot de landbouw betrekkelijke bestemming heeft gekregen.

  • 6 Voor de geldigheid van bepalingen, welke in strijd met de wet zijn, kan op de goedkeuring van de overeenkomst door de grondkamer geen beroep worden gedaan.

  • 7 Het in de voorgaande leden bepaalde vindt overeenkomstige toepassing ten aanzien van de overeenkomst tot wijziging of beëindiging van een pachtovereenkomst.

  • 8 [Red: Dit lid is nog niet in werking getreden.]

  • 9 [Red: Dit lid is nog niet in werking getreden.]

  • 10 Onverminderd het bepaalde in paragraaf 3 van hoofdstuk II worden in pachtovereenkomsten betrekking hebbend op een hoeve of los land gelegen in gebieden die door Onze Minister, gehoord een bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen instantie, op verzoek van de eigenaar dan wel van de zakelijk gerechtigde als bedoeld in artikel 56a, onderdeel b, in overeenstemming met de eigenaar zijn aangewezen, niet als buitensporige verplichtingen aangemerkt, de verplichtingen:

    • a. die noodzakelijk zijn in verband met de instandhouding of ontwikkeling van de op het land aanwezige waarden van natuur en landschap, mits zij inpasbaar zijn in de agrarische bedrijfsvoering en

    • b. waarvoor bij de overeenkomst een vergoeding wordt bedongen.

  • 11 De aanwijzing, bedoeld in het tiende lid, wordt bekend gemaakt in de Staatscourant.

Artikel 6

[Regeling vervallen per 01-09-2007]

  • 1 Indien de grondkamer haar goedkeuring aan de pachtovereenkomst of aan de overeenkomst tot wijziging of beëindiging van een pachtovereenkomst onthoudt, wijzigt zij de overeenkomst op het punt of de punten, welke in verband met het bepaalde in artikel 5, eerste lid, de goedkeuring verhinderen, of verklaart zij haar nietig.

  • 2 De door de grondkamer gewijzigde overeenkomst geldt als een tussen partijen aangegane en goedgekeurde overeenkomst. In geval van wijziging in verband met het bepaalde in artikel 5, eerste lid, onder c, d en e, alsmede in geval van nietigverklaring regelt de grondkamer zo nodig de gevolgen.

Artikel 7

[Regeling vervallen per 01-09-2007]

  • 1 Zij die voornemens zijn met elkaar een pachtovereenkomst of een overeenkomst tot wijziging van een pachtovereenkomst aan te gaan, zijn bevoegd een ontwerp-pachtovereenkomst, onderscheidenlijk een ontwerp-overeenkomst tot wijziging van een pachtovereenkomst ter goedkeuring aan de grondkamer in te zenden.

  • 2 De grondkamer beoordeelt de ontwerp-overeenkomst met toepassing van artikel 5, eerste tot en met vijfde lid; zij kan haar goedkeuring afhankelijk stellen van wijzigingen, welke zij in verband met het bepaalde in artikel 5, eerste lid, nodig oordeelt.

  • 3 Indien binnen twee maanden, nadat de grondkamer of de Centrale Grondkamer een ontwerp-pachtovereenkomst of een ontwerp-overeenkomst tot wijziging van een pachtovereenkomst heeft goedgekeurd, een overeenkomst wordt ingezonden, die gelijk is aan de ontwerp-overeenkomst, zoals deze werd goedgekeurd, is de grondkamer tot goedkeuring gehouden.

  • 4 Op het verzoek tot goedkeuring van een ontwerp-pachtovereenkomst kan niet meer worden beslist, nadat de daarin als pachter genoemde persoon als zodanig op het goed is toegelaten.

§ 3. Niet schriftelijk vastgelegde en niet ter goedkeuring ingezonden pachtovereenkomsten

[Regeling vervallen per 01-09-2007]

Artikel 8

[Regeling vervallen per 01-09-2007]

  • 1 Ieder der partijen is verplicht de pachtovereenkomst of de overeenkomst tot wijziging van een pachtovereenkomst binnen twee maanden, nadat zij is aangegaan, aan de grondkamer ter goedkeuring in te zenden.

  • 2 Ieder der partijen is verplicht de overeenkomst tot beëindiging van een pachtovereenkomst binnen twee maanden nadat zij is aangegaan, aan de grondkamer ter goedkeuring in te zenden.

  • 3 Zodra een der partijen aan de verplichting heeft voldaan, is die van de andere partij vervallen.

Artikel 9

[Regeling vervallen per 01-09-2007]

  • 1 Wanneer niet is voldaan aan het bepaalde in artikel 8, eerste lid, kan de verpachter, zolang de pachtovereenkomst door de grondkamer niet is goedgekeurd, niet een rechtsvordering tot betaling van de pachtprijs tegen de pachter instellen en geldt de pachtovereenkomst voor onbepaalde tijd, zonder dat zij door een van de partijen kan worden opgezegd; wordt de goedkeuring verleend, dan gaat de in artikel 12 bedoelde duur in bij de aanvang van het pachtjaar, volgende op dat, waarin de overeenkomst is ingezonden.

  • 2 De grondkamer is bevoegd op verzoek van een partij in bijzondere gevallen bij de goedkeuring te bepalen, dat de in artikel 12 bedoelde duur op een eerder tijdstip ingaat.

Artikel 10

[Regeling vervallen per 01-09-2007]

  • 1 Aan een overeenkomst tot wijziging of - voorzover die niet reeds feitelijk is uitgevoerd - aan een overeenkomst tot beëindiging van een pachtovereenkomst, die nog niet door de grondkamer is goedgekeurd, zijn partijen slechts in zoverre gebonden, dat zij niet eenzijdig kunnen terugtreden.

  • 2 Indien de overeenkomst niet binnen twee maanden, nadat zij werd aangegaan, ter goedkeuring is ingezonden, is de grondkamer bevoegd haar te doen ingaan op een later tijdstip dan werd overeengekomen, doch uiterlijk op het tijdstip van inzending.

Artikel 11

[Regeling vervallen per 01-09-2007]

  • 1 Zolang een pachtovereenkomst of een overeenkomst tot wijziging of beëindiging van een pachtovereenkomst niet schriftelijk is aangegaan, kan de meest gerede partij de schriftelijke vastlegging daarvan vorderen.

  • 2 De pachtkamer legt de overeenkomst schriftelijk vast, met dien verstande, dat nietige bedingen, zoveel mogelijk overeenkomstig de bedoelingen van partijen, in overeenstemming worden gebracht met de wet.

  • 3 Op de aldus schriftelijk vastgelegde overeenkomst past de grondkamer de artikelen 5 en 6 ambtshalve toe.

§ 4. De duur van de pachtovereenkomst

[Regeling vervallen per 01-09-2007]

Artikel 12

[Regeling vervallen per 01-09-2007]

  • 1 De pachtovereenkomst geldt voor een bepaalde tijd. Deze tijd bedraagt twaalf jaren voor een hoeve en zes jaren voor los land.

  • 2 Een pachtovereenkomst kan voor een langere duur worden aangegaan, mits een bepaalde datum van beëindiging is vastgesteld.

  • 3 Een pachtovereenkomst kan voor een kortere duur worden aangegaan, mits een bepaalde datum van beëindiging is vastgesteld. De kortere duur behoeft de goedkeuring van de grondkamer, welke hetzij vóór het aangaan van de overeenkomst, hetzij bij de toetsing daarvan kan worden verleend.

  • 4 De grondkamer verleent haar goedkeuring aan de kortere duur alleen op grond van de bijzondere omstandigheden van het geval en indien de algemene belangen van de landbouw daardoor niet worden geschaad. Zij vermeldt in haar beschikking de reden van haar goedkeuring. Als bijzondere omstandigheden worden niet beschouwd beperkingen, aan de verpachter door derden opgelegd.

  • 5 Bij goedkeuring van een kortere duur bepaalt de grondkamer in haar beschikking tevens de tijd, waarbinnen verlenging van de pachtovereenkomst kan worden gevraagd, tenzij de grondkamer een pachttermijn van een jaar of korter goedkeurt.

§ 5. De pachtprijs

[Regeling vervallen per 01-09-2007]

Artikel 13

[Regeling vervallen per 01-09-2007]

  • 1 Als tegenprestatie kan slechts worden bedongen een pachtprijs met of zonder bijkomstige verplichtingen.

  • 2 Als pachtprijs kan slechts worden bedongen een uitsluitend naar tijdruimte bepaald en niet van de prijs van produkten of andere factoren afhankelijk gesteld bedrag in Nederlands geld.

  • 3 De grondkamer kan echter, hetzij vóór het aangaan van de overeenkomst op verzoek van een der partijen, hetzij bij de toetsing daarvan, afwijking van het in het eerste en tweede lid bepaalde goedkeuren.

  • 4 Heeft de grondkamer zulk een goedkeuring verleend of verleent zij deze bij de toetsing, dan wordt de overeengekomen tegenprestatie door haar beoordeeld naar de strekking van het bepaalde krachtens de artikelen 3 en 4.

Artikel 14

[Regeling vervallen per 01-09-2007]

  • 1 Nietig is elk beding in een pachtovereenkomst, ingevolge hetwelk de geldelijke lasten, welke de verpachter door publiekrechtelijke lichamen zijn of zullen worden opgelegd, geheel of ten dele ten laste van de pachter komen.

Artikel 15

[Regeling vervallen per 01-09-2007]

Vermindering of vermeerdering van de pachtprijs kan gevorderd worden, indien de grootte van het verpachte afwijkt van de grootte, die in de overeenkomst is uitgedrukt. De vordering vervalt door verloop van een jaar na het ingaan van de pachtovereenkomst.

Artikel 16

[Regeling vervallen per 01-09-2007]

  • 1 De pachter heeft aanspraak op een vermindering van de pachtprijs over een pachtjaar of een pachtseizoen, gedurende hetwelk tengevolge van buitengewone omstandigheden de opbrengst van het bedrijf aanzienlijk minder is geweest dan bij het aangaan van de overeenkomst te verwachten was of de pachter tijdelijk het genot van het gepachte geheel of gedeeltelijk heeft moeten missen.

  • 2 Tot vermindering geven geen aanleiding:

    • a. een verlaging van de prijs van de voortbrengselen van het bedrijf;

    • b. omstandigheden welke aan de pachter zijn toe te rekenen of waarvan hij de gevolgen door verzekering of op andere wijze redelijkerwijs had kunnen voorkomen;

    • c. schade, welke de pachter op een ander kan verhalen.

  • 3 De vordering van de pachter vervalt zes maanden na het eindigen van het pachtjaar of het pachtseizoen, waarover de pachtprijs verschuldigd is.

Artikel 17

[Regeling vervallen per 01-09-2007]

  • 1 De verpachter heeft aanspraak op een verhoging van de pachtprijs over een pachtjaar of een pachtseizoen, gedurende hetwelk de lasten, die de verpachter door publiekrechtelijke lichamen zijn opgelegd wegens buitengewone werken, waardoor des pachters bedrijf gebaat wordt, aanzienlijk hoger zijn geweest dan bij het aangaan van de overeenkomst te verwachten was.

  • 2 De vordering van de verpachter vervalt zes maanden na het eindigen van het pachtjaar of het pachtseizoen, waarover de pachtprijs verschuldigd is.

Artikel 18

[Regeling vervallen per 01-09-2007]

  • 1 De verpachter heeft aanspraak op een verhoging van de pachtprijs over een pachtjaar of over een pachtseizoen, indien hij voor eigen rekening buitengewone werken heeft uitgevoerd, waardoor het bedrijf van de pachter dermate is gebaat, dat een verhoging van de pachtprijs van de pachter kan worden verlangd.

  • 2 De vordering van de verpachter vervalt zes maanden na het eindigen van het pachtjaar of het pachtseizoen, waarover de pachtprijs verschuldigd is.

Artikel 19

[Regeling vervallen per 01-09-2007]

  • 1 De pachtprijs wordt van rechtswege herzien overeenkomstig de wijziging van de krachtens artikel 3, eerste lid, gegeven regelen. De verpachter kan, onder schriftelijke mededeling daarvan aan de pachter, echter geheel of ten dele van een verhoging afzien.

  • 2 Niettemin kan de pachter of de verpachter binnen een tijdvak van een jaar na de inwerkingtreding van een wijziging van de regelen als bedoeld in artikel 3, eerste lid, aan de grondkamer verzoeken de tegenprestatie te herzien. De grondkamer herziet deze indien redelijkheid en billijkheid dit verlangen of gewijzigde omstandigheden dit rechtvaardigen.

  • 3 Onverminderd het bepaalde in het eerste en tweede lid kan de pachter of de verpachter voor het verstrijken van een pachtperiode van drie jaren aan de grondkamer verzoeken de tegenprestatie te herzien. De grondkamer herziet deze indien redelijkheid en billijkheid dit verlangen of gewijzigde omstandigheden dit rechtvaardigen.

  • 4 De in het eerste of tweede lid bedoelde herziening gaat in met ingang van het pachtjaar volgende op het tijdstip waarop een wijziging van de regelen, bedoeld in artikel 3, eerste lid, in werking is getreden. De herziening als bedoeld in het derde lid gaat in met ingang van de nieuwe driejarige periode.

  • 5 Indien in een waterschap waarin het verpachte is gelegen een pachtersomslag wordt geheven als bedoeld in artikel 116, onderdeel b, van de Waterschapswet (Stb. 1991, 444) of de heffing van die omslag wordt beëindigd, wordt de pachtprijs van rechtswege verlaagd, onderscheidenlijk verhoogd met een bedrag waarvan de hoogte is vastgesteld bij de regelen als bedoeld in artikel 3, eerste lid.

  • 6 De in het vijfde lid bedoelde verlaging, onderscheidenlijk verhoging geschiedt overeenkomstig de regelen als bedoeld in artikel 3, eerste lid, en gaat voorts in met ingang van het belastingjaar waarover de omslag wordt geheven, onderscheidenlijk niet meer wordt geheven.

Artikel 19a

[Regeling vervallen per 01-09-2007]

  • 1 De pachter of de verpachter kan aan de grondkamer verzoeken de vergoeding als bedoeld in artikel 5, tiende lid, onderdeel b, of in artikel 70b, tweede lid, onderdeel c, te herzien

    • a. voor het verstrijken van een pachtperiode van drie jaren;

    • b. binnen een tijdvak van een jaar na inwerkingtreding van een wijziging van de regelen als bedoeld in artikel 4a, derde lid.

  • 2 De grondkamer herziet de vergoeding, indien redelijkheid en billijkheid dit verlangen of gewijzigde omstandigheden dit rechtvaardigen.

  • 3 Indien het verzoek met toepassing van het eerste lid, onder a, is ingediend, gaat de herziening van de vergoeding door de grondkamer in met ingang van de nieuwe driejarige pachtperiode.

  • 4 Indien het verzoek met toepassing van het eerste lid, onder b, is ingediend, gaat de herziening van de vergoeding door de grondkamer in met ingang van het pachtjaar volgende op het tijdstip waarop de herziening van de regelen, bedoeld in artikel 4a, derde lid, in werking is getreden.

  • 5 Zijn de regelen, bedoeld in artikel 4a, derde lid, herzien na het tijdstip waarop de grondkamer heeft beslist, dan beslist de Centrale Grondkamer met inachtneming van deze regelen, indien een der partijen dit verzoekt.

Artikel 19b

[Regeling vervallen per 01-09-2007]

Op grond van artikel 258 van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek kan geen wijziging van de tegenprestatie dan wel van de vergoeding worden gevorderd.

§ 6. De overige rechten en verplichtingen uit de pachtovereenkomst voortvloeiende

[Regeling vervallen per 01-09-2007]

Artikel 20

[Regeling vervallen per 01-09-2007]

De verpachter is gehouden het verpachte in goede staat van onderhoud ter beschikking te stellen.

Artikel 21

[Regeling vervallen per 01-09-2007]

Op de omvang van het gepachte dat langs een water ligt, zijn de artikelen 29 en 34 van Boek 5 van het Burgerlijk Wetboek van overeenkomstige toepassing, tenzij de verpachter aan een vastlegging van de grens overeenkomstig de artikelen 30-32 van Boek 5 van dat wetboek is gebonden.

Artikel 22

[Regeling vervallen per 01-09-2007]

De pachter kan zowel van de verpachter schadevergoeding vorderen als de overeenkomst ontbinden, indien hij in het genot van het gepachte wordt belemmerd, doordat een derde een hem toekomend recht op hetzelve uitoefent, tenzij de pachter ten tijde van het aangaan der overeenkomst dit recht gekend heeft.

Artikel 23

[Regeling vervallen per 01-09-2007]

De verpachter is niet gehouden de pachter te vrijwaren tegen de belemmeringen, welke derden, die generlei recht daartoe hebben, door feitelijkheden de pachter in zijn genot toebrengen.

Artikel 24

[Regeling vervallen per 01-09-2007]

  • 1 De verpachter moet instaan voor alle gebreken van het verpachte, welke de pachter niet kon kennen en welke deze in het genot daarvan belemmeren.

  • 2 Wanneer er zodanige gebreken bestaan, kan de pachter naar omstandigheden vermindering van de pachtprijs vorderen of de overeenkomst ontbinden, alles onverminderd zijn recht op schadevergoeding, indien daartoe termen zijn.

  • 3 De vordering tot vermindering van de pachtprijs en die tot ontbinding alsmede de bevoegdheid tot buitengerechtelijke ontbinding vervallen zes maanden, nadat de pachter van het gebrek had kunnen kennis dragen.

Artikel 25

[Regeling vervallen per 01-09-2007]

  • 1 De pachter is gehouden het gepachte als een goed pachter te gebruiken en al datgene te doen en na te laten, wat een goed pachter in gelijke omstandigheden zou doen en nalaten.

  • 2 Hij is gehouden het gepachte bij het einde van de pachtovereenkomst in goede staat aan de verpachter op te leveren.

Artikel 26

[Regeling vervallen per 01-09-2007]

  • 1 De verpachter is gehouden aan het verpachte gedurende de pachttijd alle noodzakelijke reparaties te doen, met uitzondering van de geringe en dagelijkse, welke volgens het plaatselijk gebruik ten laste van de pachter komen.

  • 2 Komt de verpachter na schriftelijke aanmaning van de pachter deze verplichtingen niet na, dan kan de pachtkamer de pachter op diens vordering machtigen zelf de reparatie op kosten van de verpachter te verrichten. Daarbij kan de pachtkamer bepalen tot welk bedrag de pachter de gemaakte onkosten met de pachtprijs kan verrekenen.

Artikel 27

[Regeling vervallen per 01-09-2007]

  • 1 Indien het verpachte dringende reparaties nodig heeft, die ten laste van de verpachter komen, moet de pachter deze gedogen.

  • 2 De pachtkamer kan echter naar omstandigheden de pachter op diens vordering een vermindering van de pachtprestatie toestaan of de pachtovereenkomst met ingang van een bij het vonnis te bepalen dag ontbinden.

Artikel 28

[Regeling vervallen per 01-09-2007]

  • 1 De pachter is aansprakelijk voor schade aan het verpachte die is ontstaan door een hem toe te rekenen tekortschieten in de nakoming van een verplichting uit de pachtovereenkomst.

  • 2 Alle schade behalve brandschade wordt vermoed daardoor te zijn ontstaan.

  • 3 De pachter is jegens de verpachter op gelijke wijze als voor eigen gedragingen aansprakelijk voor de gedragingen van hen die zich met zijn goedvinden op het gepachte bevinden.

Artikel 29

[Regeling vervallen per 01-09-2007]

  • 1 De verpachter is verplicht tot wederopbouw van door brand of storm tenietgegane opstallen, voorzover de wederopbouw noodzakelijk is voor de uitoefening van het bedrijf op het gepachte. Deze verplichting bestaat niet, indien de pachtovereenkomst voor kortere dan de wettelijke duur geldt en bestaat ook niet voor de onderverpachter.

  • 2 De grondkamer kan de verpachter op diens verzoek, hetzij vóór het aangaan van de overeenkomst, hetzij bij een toetsing, van deze verplichting ontheffen, indien de opstallen niet op redelijke voorwaarden voor de herbouwwaarde verzekerd kunnen worden of aannemelijk is, dat bij tenietgaan van de opstallen de verplichting tot wederopbouw op grond van het bepaalde in de eerste zin van het vierde lid zal vervallen.

  • 3 Indien de verpachter, hoewel de opstallen op redelijke voorwaarden voor de herbouwwaarde verzekerd kunnen worden, niet of niet afdoende tegen brand- of stormschade verzekerd is, en niet anderszins zekerheid biedt de in het eerste lid genoemde verplichting te zullen nakomen, kan de pachtkamer de pachter op diens verzoek machtigen een verzekering of een aanvullende verzekering voor ten hoogste de duur van de lopende pachttermijn te sluiten en de premie voor rekening van de verpachter te betalen. Indien het betreft het sluiten van een aanvullende verzekering, moet deze worden gesloten bij de verzekeraar bij wie de opstallen verzekerd zijn, tenzij de pachtkamer in haar beschikking anders bepaalt. Onder verzekering voor de herbouwwaarde wordt verstaan een verzekering tot zodanig bedrag, dat daarmede kan worden voldaan aan de in het eerste lid, eerste zin, omschreven verplichting.

  • 4 De verplichting van de verpachter tot wederopbouw vervalt, indien de wederopbouw, de algemene belangen van de landbouw of de bijzondere omstandigheden van het geval in aanmerking genomen, van de verpachter in redelijkheid niet kan worden gevergd. Indien de pachter voor de door brand ontstane schade aansprakelijk is, wordt de verplichting van de verpachter tot wederopbouw geschorst, zolang de pachter aan zijn verplichting tot schadevergoeding niet heeft voldaan.

Artikel 30

[Regeling vervallen per 01-09-2007]

  • 1 De pachter is niet bevoegd de bestemming, inrichting of gedaante van het gepachte geheel of gedeeltelijk te veranderen dan na schriftelijke toestemming van de verpachter.

  • 2 De verpachter is niet bevoegd verbeteringen op of aan het verpachte aan te brengen dan na schriftelijke toestemming van de pachter.

  • 3 Indien de verpachter, onderscheidenlijk de pachter, zijn toestemming weigert, kan de wederpartij aan de grondkamer machtiging vragen de gewenste veranderingen en verbeteringen aan te brengen. De grondkamer verleent deze machtiging, wanneer door de verandering of de verbetering het algemeen landbouwbelang gediend wordt en geen redelijk belang van de andere partij zich daartegen verzet. De grondkamer kan aan de machtiging voorwaarden verbinden of daarbij een last opleggen en kan daarbij tevens op verzoek van de meest gerede partij de tegenprestatie herzien, indien de verandering of verbetering daartoe aanleiding geeft.

  • 4 Geen machtiging kan door de pachter worden gevraagd indien de verandering betrekking heeft op teelt van snelgroeiend hout als bedoeld in de krachtens de Boswet gestelde regelen.

Artikel 31

[Regeling vervallen per 01-09-2007]

  • 1 Bij het einde der pacht is de verpachter verplicht de pachter voor de verbeteringen, welke door deze aan het gepachte zijn aangebracht, een naar billijkheid te bepalen vergoeding te geven.

  • 2 Deze vergoeding kan niet overtreffen het bedrag, waarmede de waarde van het verpachte bij het einde der pacht tengevolge van de aangebrachte verbeteringen is verhoogd. De vergoeding wordt lager gesteld, naarmate de pachter de vruchten van de aangebrachte verbeteringen reeds heeft kunnen genieten.

  • 3 De in het eerste lid bedoelde vergoeding kan slechts worden gevorderd, indien de pachter tijdig aan de verpachter, onder opgave van de geschatte kosten, schriftelijk mededeling van de voorgenomen verbetering heeft gedaan en hetzij de verpachter zich daartegen niet binnen een maand na ontvangst van de mededeling uitdrukkelijk heeft verzet, hetzij de grondkamer, in geval van zodanig verzet, op verzoek van de pachter dit verzet ongegrond heeft verklaard. Indien de verbetering tevens een verandering van de bestemming, inrichting of gedaante van het gepachte is, kan de verpachter, indien de pachter aan de grondkamer machtiging gevraagd heeft de bestemming, inrichting of gedaante van het gepachte te mogen veranderen, het verzet nog doen binnen de krachtens artikel 97, eerste lid, gestelde termijn.

  • 4 De vordering van de pachter tot vergoeding voor verbeteringen moet ten minste drie maanden vóór het einde van de pachtovereenkomst worden ingesteld. Indien de pachtovereenkomst niet door het verstrijken van de bepaalde termijn is geëindigd, kan de vordering nog tot drie maanden na het einde worden ingesteld.

  • 5 Op grond van artikel 212 van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek kan door de pachter geen vergoeding voor verbeteringen worden gevorderd.

Artikel 32

[Regeling vervallen per 01-09-2007]

Zonder schriftelijke toestemming van de verpachter is de pachter niet tot onderverpachting bevoegd.

Artikel 33

[Regeling vervallen per 01-09-2007]

  • 1 Telkens voor het verstrijken van een pachttermijn kan de pachter of de verpachter aan de grondkamer verzoeken andere bepalingen van de pachtovereenkomst dan met betrekking tot de tegenprestatie te herzien.

  • 2 De grondkamer herziet deze, indien de bijzondere omstandigheden van het geval daartoe aanleiding geven en noch het algemeen landbouwbelang, noch een redelijk belang van de andere partij zich daartegen verzet.

  • 3 De wijziging gaat in met ingang van de nieuwe pachttermijn.

Artikel 33a

[Regeling vervallen per 01-09-2007]

Op grond van artikel 258 van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek kan, evenmin als van de tegenprestatie dan wel van de vergoeding, een wijziging van andere bepalingen der pachtovereenkomst worden gevorderd.

Artikel 34

[Regeling vervallen per 01-09-2007]

  • 1 Bij eigendomsovergang van het verpachte op een derde volgt deze in alle rechten en verplichtingen van de verpachter op.

  • 2 Rechten en verplichtingen, welke vóór de eigendomsovergang opeisbaar zijn geworden, gaan op de derde niet over.

Artikel 35

[Regeling vervallen per 01-09-2007]

  • 1 De afgaande en opkomende pachters zijn verplicht elkander over en weer met al datgene te gerieven, wat vereist wordt om het betrekken en het verlaten van het gepachte gemakkelijker te maken, zo wat betreft het gebruik voor het volgende jaar, het inoogsten der nog te velde staande vruchten, het betrekken der gebouwen, als anderszins, alles overeenkomstig het plaatselijk gebruik.

  • 2 De ten deze nalatige pachter is zowel jegens de pachter als jegens de verpachter tot schadevergoeding gehouden.

§ 7. De verlenging van de pachtovereenkomst

[Regeling vervallen per 01-09-2007]

Artikel 36

[Regeling vervallen per 01-09-2007]

  • 1 De pachtovereenkomst, welke geldt voor de duur van ten minste twaalf jaren voor een hoeve en ten minste zes jaren voor los land, wordt telkens van rechtswege met zes jaren verlengd.

  • 2 Verlenging vindt niet van rechtswege plaats, wanneer een van de partijen niet eerder dan drie jaren doch uiterlijk één jaar of in bijzondere gevallen uiterlijk zes maanden vóór het einde van de lopende pachtovereenkomst aan de wederpartij bij deurwaardersexploot of bij aangetekende brief heeft kennisgegeven, dat zij verlenging niet of niet voor de duur van zes jaren wenst.

  • 3 De pachter kan binnen een maand na ontvangst van een kennisgeving, als bedoeld in het vorige lid, aan de pachtkamer verzoeken de pachtovereenkomst te verlengen.

Artikel 37

[Regeling vervallen per 01-09-2007]

  • 1 Indien de grondkamer ingevolge het bepaalde in het derde lid van artikel 12 een kortere pachttermijn heeft goedgekeurd, heeft aan het einde van die termijn geen verlenging van rechtswege plaats, doch kan de pachter binnen de in de beschikking bepaalde tijd aan de pachtkamer verzoeken de pachtovereenkomst te verlengen.

  • 2 Indien de grondkamer een pachttermijn van een jaar of korter heeft goedgekeurd, kan geen verlenging van de pachtovereenkomst worden verzocht.

Artikel 38

[Regeling vervallen per 01-09-2007]

De pachtkamer beslist op een verzoek om verlenging naar billijkheid, met inachtneming evenwel van de bepalingen van deze paragraaf.

Artikel 38a

[Regeling vervallen per 01-09-2007]

  • 1 De pachtkamer wijst, onverminderd het bepaalde in artikel 43, vierde lid, het verzoek om verlenging af, indien de pachter voor het einde van de lopende pachttermijn de leeftijd van vijfenzestig jaren heeft bereikt of zal bereiken en de verpachter deswege bezwaar maakt tegen verlenging.

  • 2 Nochtans kan de pachtkamer op verzoek van de pachter de pachtovereenkomst verlengen, indien de pachter een kind, stiefkind of pleegkind heeft dat op het tijdstip van indiening van het verzoek de leeftijd van ten minste vijftien jaren heeft bereikt en ten behoeve waarvan de pachter op dat tijdstip een vordering tot indeplaatsstelling als bedoeld in artikel 49, eerste lid, heeft gedaan.

Artikel 39

[Regeling vervallen per 01-09-2007]

De pachtkamer wijst het verzoek af, indien de bedrijfsvoering van de pachter niet geweest is, zoals het een goed pachter betaamt of het optreden van de pachter jegens de verpachter in de afgelopen pachtperiode aanleiding heeft gegeven tot gegronde klachten.

Artikel 40

[Regeling vervallen per 01-09-2007]

De pachtkamer wijst het verzoek af, voorzover de verpachter het verpachte wil bestemmen voor niet tot de landbouw betrekkelijke doeleinden en die bestemming in overeenstemming is met het algemeen belang. De voorgenomen bestemming wordt geacht in overeenstemming met het algemeen belang te zijn, indien zij in overeenstemming is met een goedgekeurd bestemmingsplan.

Artikel 41

[Regeling vervallen per 01-09-2007]

  • 1 De pachtkamer wijst, behoudens het in het volgende lid bepaalde, het verzoek af, indien de verpachter of de echtgenoot of geregistreerde partner, een bloed- of aanverwant in de rechte lijn of een pleegkind van de verpachter het verpachte persoonlijk voor een tot de landbouw betrekkelijk doel in gebruik wil nemen.

  • 2 Nochtans beslist de pachtkamer naar billijkheid, indien:

    • a. de verpachter een rechtspersoon is;

    • b. door het verlies van het gepachte de grondslag van het maatschappelijk bestaan van de pachter ernstig zou worden aangetast en het persoonlijk gebruik voor de verpachter, voor zijn echtgenoot of geregistreerde partner, voor zijn bloed- of aanverwant of voor zijn pleegkind niet van overwegende betekenis is.

Artikel 42

[Regeling vervallen per 01-09-2007]

Indien krachtens artikel 37, eerste lid, verlenging wordt verzocht, wijst de pachtkamer het verzoek af, indien de bijzondere omstandigheid, met het oog waarop de korte duur van de pachtovereenkomst is goedgekeurd, zich heeft voorgedaan of aannemelijk is, dat deze zich voor of korte tijd na het einde van de lopende pachtovereenkomst zal voordoen.

Artikel 43

[Regeling vervallen per 01-09-2007]

  • 1 Indien de wil tot persoonlijk gebruik met toepassing van artikel 41 tot afwijzing van het verzoek zou leiden en door het verlies van het gepachte de grondslag van het maatschappelijk bestaan van de pachter ernstig zou worden aangetast, is de pachtkamer nochtans verplicht om, wanneer de verpachter de vorige verpachter binnen zes jaren voor het einde van de pachtovereenkomst onder bijzondere titel is opgevolgd en niet de echtgenoot of de geregistreerde partner, een bloed- of aanverwant in de rechte lijn of een pleegkind van de vorige verpachter is, de overeenkomst te verlengen tot zes jaren na het einde van het pachtjaar, waarin de verpachter de vorige verpachter is opgevolgd.

  • 2 Indien de wil tot persoonlijk gebruik met toepassing van artikel 41 tot afwijzing van het verzoek zou leiden en door het verlies van het gepachte de grondslag van het maatschappelijk bestaan van de pachter niet ernstig zou worden aangetast, is de pachtkamer bevoegd om, wanneer de verpachter de vorige verpachter binnen zes jaren voor het einde van de pachtovereenkomst onder bijzondere titel is opgevolgd en niet de echtgenoot of de geregistreerde partner, een bloed- of aanverwant in de rechte lijn of een pleegkind van de vorige verpachter is, de overeenkomst te verlengen tot ten hoogste zes jaren na het einde van het pachtjaar, waarin de verpachter de vorige verpachter is opgevolgd.

  • 3 Bij verlenging van de pachtovereenkomst ingevolge het bepaalde in het eerste en tweede lid met een kortere termijn dan zes jaren bepaalt de pachtkamer in haar beschikking tevens de tijd, waarbinnen verlenging van de pachtovereenkomst kan worden gevraagd. Indien de pachtkamer echter de pachtovereenkomst met niet meer dan één jaar verlengt, kan zij daarbij tevens bepalen dat verdere verlenging niet mogelijk zal zijn.

  • 4 Indien de pachter in het tijdvak van zes jaren volgend op het einde van het pachtjaar waarin de verpachter de vorige verpachter is opgevolgd, de leeftijd van vijfenzestig jaren zal bereiken, geschiedt de in het eerste en tweede lid bedoelde verlenging tot het einde van het pachtjaar waarin de pachter die leeftijd zal bereiken. Nochtans blijft de in het eerste en tweede lid bedoelde verlenging achterwege, indien de pachter voor het einde van de lopende pachttermijn de leeftijd van vijfenzestig jaren heeft bereikt of zal bereiken.

  • 5 Indien bij de rechtsopvolging bedoeld in het eerste en tweede lid is gehandeld in strijd met het bepaalde in de artikelen 56b, eerste lid, of 56d, tweede lid, worden de termijnen van zes jaren vervangen door termijnen van twaalf jaren. In dat geval blijft het vierde lid buiten toepassing.

Artikel 44

[Regeling vervallen per 01-09-2007]

  • 1 In geval van afwijzing van het verzoek tot verlenging op grond van een der in artikel 40 of 41 omschreven omstandigheden, is de verpachter jegens de pachter tot schadevergoeding gehouden, indien de wil om aan het verpachte een bestemming te geven, als bedoeld in artikel 40, onderscheidenlijk om het verpachte persoonlijk in gebruik te nemen in werkelijkheid niet aanwezig is geweest.

  • 2 Behoudens tegenbewijs wordt die wil geacht niet aanwezig te zijn geweest, indien niet binnen één jaar na het einde van de pachtovereenkomst aan het verpachte de in artikel 40 bedoelde bestemming is gegeven, onderscheidenlijk het verpachte door de verpachter of door de echtgenoot of de geregistreerde partner, door een bloed- of aanverwant in de rechte lijn of door een pleegkind van de verpachter in duurzaam gebruik is genomen.

  • 3 De pachtkamer is bevoegd op verzoek van de pachter of ambtshalve in haar beslissing, waarbij het verzoek tot verlenging wordt afgewezen, een bedrag te bepalen, hetwelk de verpachter aan de pachter moet betalen, in geval later mocht blijken, dat die wil in werkelijkheid niet aanwezig is geweest, onverminderd het recht van de pachter op verdere schadevergoeding.

  • 4 De vordering van de pachter tot schadevergoeding of tot betaling van het bedrag, bedoeld in het vorige lid, vervalt vijf jaren na het einde van de pachtovereenkomst.

Artikel 45

[Regeling vervallen per 01-09-2007]

  • 1 Bij toewijzing van het verzoek verlengt de pachtkamer de pachtovereenkomst met zes jaren of met een zoveel kortere termijn als uit de bijzondere omstandigheden voortvloeit; in het laatste geval vermeldt zij in haar beschikking de reden van de verlenging met de kortere termijn en vindt het bepaalde in het vijfde lid van artikel 12 overeenkomstige toepassing.

  • 2 Indien de pachtkamer de pachtovereenkomst op grond van het eerste, derde of vierde lid dan wel op grond van artikel 43 met een kortere termijn verlengt, heeft aan het einde van die termijn geen verlenging van rechtswege plaats, doch kan de pachter binnen de in de beschikking bepaalde tijd aan de pachtkamer verzoeken de pachtovereenkomst wederom te verlengen. De pachtkamer beslist op de wijze, als in artikel 38 is voorgeschreven.

  • 3 Indien de pachtkamer tot de bevinding komt dat het verzoek voor toewijzing vatbaar is en de pachter in het tijdvak van zes jaren volgende op het einde van de lopende pachttermijn de leeftijd van vijfenzestig jaren zal bereiken, verlengt de pachtkamer op verzoek van de verpachter de pachtovereenkomst tot het einde van het pachtjaar waarin de pachter die leeftijd bereikt of tot het einde van een zodanig later pachtjaar als de verpachter voorstelt, doch met ten hoogste zes jaren.

  • 4 Indien in het geval van artikel 38a, eerste lid, de verpachter tegen verlenging van de pachtovereenkomst met minder dan zes jaren geen bezwaar heeft, verlengt de pachtkamer de overeenkomst tot het einde van een zodanig later pachtjaar als de verpachter voorstelt.

  • 5 Indien de pachtkamer de pachtovereenkomst in de gevallen bedoeld in het derde en vierde lid heeft verlengd, bepaalt de pachtkamer op verzoek van de verpachter dat, behoudens in het geval van artikel 38a, tweede lid, geen verdere verlenging van de pachtovereenkomst kan worden verzocht.

  • 6 Indien de pachtkamer een pachtovereenkomst met niet meer dan één jaar verlengt, kan geen verlenging van de pachtovereenkomst worden verzocht.

Artikel 46

[Regeling vervallen per 01-09-2007]

Indien de pachtovereenkomst op grond van een verzoek, als bedoeld in de artikelen 37 of 45, eerste lid, met zes jaren wordt verlengd, is voor verdere verlenging het bepaalde in artikel 36 van overeenkomstige toepassing.

Artikel 47

[Regeling vervallen per 01-09-2007]

De pachtkamer kan, hetzij op verzoek van een der partijen, hetzij ambtshalve op grond van de billijkheid, met inachtneming van het bepaalde in artikel 5, eerste lid, onder c en d, tweede, derde en vijfde lid, de pachtovereenkomst voor een gedeelte van het verpachte verlengen. In dat geval vermindert zij de geldende tegenprestatie dienovereenkomstig. De pachter kan alsdan de pachtovereenkomst voor het overige beëindigen op het tijdstip waarop de pachtovereenkomst zonder verlenging zou zijn geëindigd. Hij geeft hiervan bij aangetekende brief kennis aan de verpachter binnen een maand nadat de beschikking onaantastbaar is geworden.

Artikel 48

[Regeling vervallen per 01-09-2007]

  • 1 Indien de pachtovereenkomst voor de in artikel 12, eerste of tweede lid, bedoelde duur is aangegaan of geldt, dan wel voor een kortere duur is aangegaan doch nadien voor zes jaren is verlengd, heeft de pachter, indien de pachtovereenkomst niet of met niet meer dan één jaar verlengd wordt, omdat de verpachter het verpachte wil bestemmen voor niet tot de landbouw betrekkelijke doeleinden, recht op een door de verpachter te betalen schadeloosstelling. Bij de bepaling van de schadeloosstelling houdt de pachtkamer rekening met de mogelijkheid, dat de pachtovereenkomst zou zijn verlengd, indien het verpachte niet voor niet tot de landbouw betrekkelijke doeleinden zou zijn bestemd.

  • 2 Bij de berekening van de schadeloosstelling wordt niet gelet op feitelijke veranderingen, welke kennelijk zijn aangebracht om de schadeloosstelling te verhogen.

  • 3 Het bepaalde in het eerste lid vindt geen toepassing, indien de pachtverhouding is aangevangen, nadat aan het verpachte bij een goedgekeurd bestemmingsplan een niet tot de landbouw betrekkelijke bestemming is gegeven.

  • 4 Indien evenwel het verpachte sinds een tijdstip, liggend voor de goedkeuring bedoeld in het vorige lid, achtereenvolgens bij personen die ten tijde van de opvolging in het gebruik tot de voorgaande gebruiker in enige in artikel 49, eerste lid, genoemde betrekking stonden persoonlijk in gebruik is geweest voor een tot de landbouw betrekkelijk doel, blijft het bepaalde in het eerste lid van toepassing.

§ 8. De pachtoverneming

[Regeling vervallen per 01-09-2007]

Artikel 49

[Regeling vervallen per 01-09-2007]

  • 1 De pachter kan zich tot de pachtkamer wenden met de vordering zijn echtgenoot of geregistreerde partner, één of meer zijner bloed- en aanverwanten in de rechte lijn, één of meer van zijn pleegkinderen of één of meer van de medepachters - of twee of meer van deze gezamenlijk - in zijn plaats als pachter te stellen.

  • 2 Indien de pachter een vordering, als bedoeld in het vorige lid, heeft gedaan, is de verpachter bevoegd zich tot de pachtkamer te wenden met de vordering een of meer anderen van de in het vorige lid genoemde belanghebbenden in de plaats van de pachter te stellen.

  • 3 De pachtkamer beslist naar billijkheid, met inachtneming van de overige bepalingen van dit artikel.

  • 4 De pachtkamer wijst de vordering af, indien op grond van het gestelde in artikel 5, eerste lid, onder d en e, eerste zinsnede, en met inachtneming van het bepaalde in artikel 5, tweede en vijfde lid, de goedkeuring aan een nieuwe pachtovereenkomst zou zijn onthouden.

  • 5 De pachtkamer wijst de vordering af, indien de voorgestelde pachter niet voldoende waarborgen voor een behoorlijke bedrijfsvoering biedt.

  • 6 De pachtkamer wijst de vordering af, indien de voorgestelde pachter op het tijdstip waarop de vordering aanhangig wordt gemaakt de leeftijd van vijfenzestig jaren heeft bereikt en de verpachter deswege verzoekt de vordering af te wijzen.

  • 7 Indien de pachtkamer de vordering zou moeten afwijzen, omdat op grond van het gestelde in artikel 5, eerste lid, onder d en e, eerste zinsnede, de goedkeuring aan een nieuwe pachtovereenkomst zou zijn onthouden, is zij bevoegd de pachtovereenkomst te wijzigen op het punt of de punten, welke die goedkeuring zouden verhinderen. Het bepaalde in artikel 6, tweede lid, is van overeenkomstige toepassing.

  • 8 De pachtkamer kan de toewijzing van de vordering afhankelijk stellen van de vervulling van zodanige voorwaarden, als zij in het belang van de verpachter noodzakelijk oordeelt.

  • 9 Indien de pachtovereenkomst ingevolge het in het zevende lid bepaalde tegen de wil van de voorgestelde pachter is gewijzigd, kan deze, mits binnen een maand na de dag van het vonnis, van de indeplaatsstelling afzien door een kennisgeving bij aangetekende brief aan de verpachter. In dat geval staat de voorgestelde pachter geen beroep open.

Artikel 49a

[Regeling vervallen per 01-09-2007]

  • 1 De pachter kan zich tot de pachtkamer wenden met de vordering zijn echtgenoot of geregistreerde partner, één of meer zijner bloed- en aanverwanten in de rechte lijn of één of meer van zijn pleegkinderen - of twee of meer van deze gezamenlijk - aan te merken als medepachter.

  • 2 Het bepaalde in artikel 49, derde tot en met negende lid, is van overeenkomstige toepassing met dien verstande dat in plaats van "voorgestelde pachter" telkens wordt gelezen: "voorgestelde medepachter".

Artikel 50

[Regeling vervallen per 01-09-2007]

  • 1 De medepachter, die niet of niet meer persoonlijk betrokken is bij de exploitatie van het gepachte, kan zich tot de pachtkamer wenden met de vordering uit de pacht te worden ontslagen. De pachtkamer beslist naar billijkheid met dien verstande, dat zij de vordering toewijst, tenzij de belangen van de verpachter of van de medepachter daardoor ernstig zouden worden geschaad.

  • 2 De verpachter kan zich tot de pachtkamer wenden met de vordering de medepachter die niet of niet meer persoonlijk betrokken is bij de exploitatie van het gepachte, te ontslaan uit de pacht. De tweede volzin van het eerste lid is van overeenkomstige toepassing.

  • 3 De medepachter kan zich tot de pachtkamer wenden met de vordering de andere medepachter uit de pacht te ontslaan op de grond dat de onderlinge verhouding een gemeenschappelijke bedrijfsvoering ernstig bemoeilijkt.

§ 9. Het einde van de pachtovereenkomst

[Regeling vervallen per 01-09-2007]

Artikel 51

[Regeling vervallen per 01-09-2007]

  • 1 Indien de verpachter het verpachte of een gedeelte daarvan wil bestemmen voor niet tot de landbouw betrekkelijke doeleinden, en die bestemming in overeenstemming is met het algemeen belang, ontbindt de pachtkamer op vordering van de verpachter de pachtovereenkomst geheel of ten dele met ingang van een bij de uitspraak te bepalen dag. De voorgenomen bestemming wordt geacht in overeenstemming met het algemeen belang te zijn, indien zij in overeenstemming is met een goedgekeurd bestemmingsplan.

  • 2 Bij ontbinding voor een gedeelte van het verpachte vermindert de pachtkamer de tegenprestatie dienovereenkomstig. De pachter kan alsdan de pachtovereenkomst voor het overige beëindigen op het in het vorige lid bedoelde tijdstip. Hij geeft hiervan bij aangetekende brief kennis aan de verpachter binnen een maand nadat het vonnis in kracht van gewijsde is gegaan.

  • 3 Artikel 44 is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 52

[Regeling vervallen per 01-09-2007]

  • 1 Indien de pachtkamer de pachtovereenkomst ingevolge artikel 51 ontbindt, veroordeelt zij de verpachter de pachter schadeloos te stellen over de tijd, welke de pachter bij niet-ontbinding ingevolge de pachtovereenkomst nog op het gepachte had kunnen blijven.

  • 2 Indien de pachtovereenkomst voor de in artikel 12, eerste of tweede lid, bedoelde duur is aangegaan of geldt, dan wel voor een kortere duur is aangegaan, doch nadien voor zes jaren is verlengd, wordt bij de bepaling van de schadeloosstelling rekening gehouden met de mogelijkheid, dat de pachtovereenkomst zou zijn verlengd. Bij de beoordeling van de mogelijkheid van verlenging houdt de pachtkamer geen rekening met het voornemen van de verpachter het verpachte of een gedeelte daarvan te bestemmen voor niet tot de landbouw betrekkelijke doeleinden.

  • 3 Het bepaalde in het tweede lid, eerste volzin, vindt geen toepassing, indien de pachtverhouding is aangevangen, nadat aan het verpachte bij een goedgekeurd bestemmingsplan een niet tot de landbouw betrekkelijke bestemming is gegeven. In dat geval wordt de pachtovereenkomst met betrekking tot een hoeve of los land, welke is aangegaan voor langer dan twaalf, onderscheidenlijk zes jaren, voor de bepaling van de schadeloosstelling geacht te zijn aangegaan voor twaalf, onderscheidenlijk zes jaren, met dien verstande, dat, indien de ontbinding plaats vindt na die termijn, de overeenkomst geacht wordt telkens voor zes jaren te zijn verlengd.

  • 4 Indien evenwel het verpachte sinds een tijdstip, liggend voor de goedkeuring bedoeld in het vorige lid, achtereenvolgens bij personen die ten tijde van de opvolging in het gebruik tot de voorgaande gebruiker in enige in artikel 49, eerste lid, genoemde betrekking stonden persoonlijk in gebruik is geweest voor een tot de landbouw betrekkelijk doel, blijft het bepaalde in het tweede lid van toepassing.

  • 5 Indien de pachtovereenkomst ingevolge artikel 9 voor onbepaalde tijd geldt, wordt voor de berekening van de schadeloosstelling uitgegaan van de overeengekomen duur, doch ingeval de overeenkomst voor onbepaalde tijd is aangegaan nimmer van een langere dan de in artikel 12, eerste lid, bedoelde duur. Voor de berekening van de schadeloosstelling wordt op gelijke wijze als ten aanzien van pachtovereenkomsten, waarop artikel 9 niet van toepassing is, aangenomen, dat de pachtovereenkomst zou kunnen worden verlengd; het tweede lid, tweede volzin, derde en vierde lid, vinden overeenkomstige toepassing.

  • 6 Voorzover pachtovereenkomsten of overeenkomsten tot wijziging van pachtovereenkomsten kennelijk gesloten zijn om de schadeloosstelling te verhogen, worden deze bij de bepaling van de schadeloosstelling buiten beschouwing gelaten.

  • 7 Artikel 48, tweede lid, is van toepassing.

Artikel 54

[Regeling vervallen per 01-09-2007]

  • 1 De pachtovereenkomst gaat niet van rechtswege teniet door de dood van de verpachter of van de pachter.

  • 2 Binnen zes maanden na het overlijden van de pachter kunnen diens echtgenoot of geregistreerde partner, ieder van diens bloed- en aanverwanten in de rechte lijn, ieder van diens pleegkinderen en iedere medepachter zich tot de pachtkamer wenden met de vordering, dat een of meer van hen in de plaats van de overleden pachter de pachtovereenkomst zal mogen voortzetten en de overigen uit de pacht zullen worden ontslagen, of dat de pachtovereenkomst zal worden ontbonden.

  • 3 Gelijke vordering kan door de verpachter worden gedaan binnen zes maanden na het overlijden van de pachter. Voorts kan de verpachter de vordering instellen binnen twee maanden na het tijdstip waarop de in het tweede lid bedoelde personen de verpachter bij aangetekende brief van het overlijden van de pachter in kennis hebben gesteld, met dien verstande dat ingeval de in het tweede lid bedoelde vordering is ingesteld, de verpachter de vordering nog kan doen tot twee maanden na het tijdstip waarop de griffier de verpachter van die vordering in kennis heeft gesteld. Is de verpachter niet op grond van de vorige zin in kennis gesteld van het overlijden van de pachter, dan kan hij de vordering ook nog doen binnen twee maanden nadat hij op andere wijze daarvan heeft kennis gekregen.

  • 4 Na afloop van de in het tweede lid vermelde termijn beslist de pachtkamer na verhoor of behoorlijke oproeping van de belanghebbende.

  • 5 De pachtkamer beslist naar billijkheid met inachtneming van de overige bepalingen van dit artikel.

  • 6 De pachtkamer wijst de vordering af, indien de voorgestelde pachter op het tijdstip waarop de vordering aanhangig wordt gemaakt, de leeftijd van vijfenzestig jaren heeft bereikt en de verpachter deswege bezwaar maakt tegen toewijzing van de vordering.

  • 7 De pachtkamer wijst de vordering af, indien op grond van het gestelde in artikel 5, eerste lid, onder d en e, eerste zinsnede, en met inachtneming van het bepaalde in artikel 5, tweede en vijfde lid, de goedkeuring aan een nieuwe pachtovereenkomst zou zijn onthouden.

  • 8 De pachtkamer wijst de vordering af, indien een of meer dergenen door of ten behoeve van wie voortzetting der pachtovereenkomst is gevorderd, niet voldoende waarborgen voor een behoorlijke bedrijfsvoering bieden.

  • 9 Indien de pachtkamer de vordering zou moeten afwijzen, omdat op grond van het gestelde in artikel 5, eerste lid, onder d en e, eerste zinsnede, de goedkeuring aan een nieuwe pachtovereenkomst zou zijn onthouden, is zij bevoegd de pachtovereenkomst te wijzigen op het punt of de punten, welke die goedkeuring zouden verhinderen. Het bepaalde in artikel 6, tweede lid, is van overeenkomstige toepassing.

  • 10 De pachtkamer kan de toewijzing van de vordering afhankelijk stellen van de vervulling van zodanige voorwaarden, als zij in het belang van de verpachter noodzakelijk oordeelt.

  • 11 Indien de pachtovereenkomst ingevolge het in het negende lid bepaalde tegen de wil van de voorgestelde pachter is gewijzigd, kan deze, mits binnen een maand na de dag van het vonnis, van de voortzetting afzien door een kennisgeving bij aangetekende brief aan de verpachter. In dat geval staat de voorgestelde pachter geen beroep open.

  • 12 Indien de pachtkamer de pachtovereenkomst ontbindt, bepaalt zij tevens de dag, waarop de ontbinding ingaat. Zij kan daarbij aan de wederpartij naar billijkheid een schadevergoeding toekennen.

Artikel 55

[Regeling vervallen per 01-09-2007]

  • 1 Schiet de pachter in de nakoming van zijn verplichtingen tekort, dan kan de verpachter de pachtovereenkomst niet door een schriftelijke verklaring ontbinden, doch uitsluitend de ontbinding in rechte vorderen.

  • 2 Indien de pachter in gebreke is de pachtprijs te voldoen, ontbindt de pachtkamer de overeenkomst, behoudens dat het haar vrijstaat om, naar gelang van omstandigheden aan de pachter op zijn verzoek een betrekkelijk korte termijn te gunnen om alsnog aan zijn verplichtingen te voldoen.

  • 3 Indien de verpachter van oordeel is dat de pachter tekortschiet in de nakoming van zijn verplichtingen tot onderhoud van het gepachte, kan hij, onverminderd het in het eerste lid bepaalde, de pachtkamer verzoeken een onderzoek naar de toestand daarvan in te stellen.

  • 4 De pachtkamer geeft aan dit verzoek onverminderd gevolg en maakt van haar bevindingen een schriftelijk verslag op, waarvan zij afschrift aan partijen zendt.

  • 5 Indien haar bevindingen haar daartoe aanleiding geven, verstrekt de pachtkamer de pachter zodanige aanwijzingen omtrent het uitvoeren van zijn verplichting tot onderhoud, als door de omstandigheden geboden mochten zijn, en stelt zij de pachter tevens een termijn binnen welke hij de aanwijzingen moet hebben opgevolgd.

  • 6 Indien de pachter nalaat de aanwijzingen binnen de gestelde termijn op te volgen, geldt dit als een tekortkoming als bedoeld in het eerste lid, tenzij de pachter aannemelijk maakt dat dit nalaten hem niet kan worden toegerekend.

  • 7 Behoudens het in de voorgaande leden bepaalde, is afdeling 5 van titel 5 van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek op de pachtovereenkomst van toepassing.

§ 9A. Het voorkeursrecht van de pachter

[Regeling vervallen per 01-09-2007]

Artikel 56a

[Regeling vervallen per 01-09-2007]

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • a. beperkt recht: het recht van erfpacht, opstal, beklemming of vruchtgebruik;

  • b. beperkt gerechtigde: de erfpachter, opstalhouder, beklemde meier of vruchtgebruiker;

  • c. vervreemding: overdracht van eigendom of vestiging of overdracht van een beperkt recht;

  • d. pachter: de pachter wiens pachtovereenkomst geldt voor ten minste de wettelijke duur dan wel is aangegaan voor een kortere duur, doch nadien voor zes jaren is verlengd en zo nodig is goedgekeurd.

Artikel 56b

[Regeling vervallen per 01-09-2007]

  • 1 De verpachter die tot vervreemding van het verpachte of een deel daarvan wil overgaan, is verplicht de pachter bij voorkeur in de gelegenheid te stellen het aan te bieden recht te verkrijgen overeenkomstig de bepalingen van deze paragraaf.

  • 2 De verpachter geeft van zijn voornemen tot vervreemding bij deurwaardersexploot of bij aangetekende brief kennis aan de pachter.

  • 3 De pachter geeft binnen een maand na het uitbrengen van dat exploot of na de verzending van die aangetekende brief, eveneens bij exploot of bij aangetekende brief aan de verpachter te kennen, of hij, indien overeenstemming wordt bereikt over de prijs, bereid is eigenaar of beperkt gerechtigde te worden.

  • 4 Indien de pachter zich niet binnen deze termijn daartoe bereid verklaart, is het bepaalde in het eerste lid gedurende een jaar na afloop van deze termijn niet van toepassing.

Artikel 56c

[Regeling vervallen per 01-09-2007]

  • 1 Wanneer de pachter zich binnen de in artikel 56b, derde lid, gestelde termijn op de daar omschreven wijze bereid verklaart eigenaar of beperkt gerechtigde te worden, maar geen overeenstemming kan worden bereikt over de prijs, kan de verpachter aan de grondkamer verzoeken de waarde van het verpachte of het te vervreemden deel daarvan te taxeren.

  • 2 Onder waarde wordt in het vorige lid verstaan de werkelijke waarde, niet de denkbeeldige, welke het verpachte uitsluitend voor de persoon van de verpachter heeft.

Artikel 56d

[Regeling vervallen per 01-09-2007]

  • 1 Indien de verpachter, nadat op het verzoek om taxatie onherroepelijk is beslist, bereid is het verpachte tegen de getaxeerde waarde, of tegen een lagere prijs, aan de pachter te vervreemden, geeft hij hiervan aan de pachter kennis op de wijze omschreven in artikel 56b, tweede lid.

  • 2 Indien de pachter niet binnen een maand na het uitbrengen van het exploot of na de verzending van de aangetekende brief het aanbod bij deurwaardersexploot of bij aangetekende brief heeft aanvaard, is artikel 56b, eerste lid, gedurende een jaar na afloop van deze termijn niet van toepassing, met dien verstande, dat vervreemding anders dan in het openbaar slechts mag geschieden tegen ten minste de prijs, welke de verpachter in de kennisgeving aan de pachter, bedoeld in het eerste lid, heeft vermeld.

  • 3 Indien de verpachter de kennisgeving bedoeld in het eerste lid niet heeft gedaan binnen een jaar nadat op het verzoek om taxatie onherroepelijk is beslist, zijn de bepalingen van de artikelen 56b en volgende wederom van toepassing.

Artikel 56e

[Regeling vervallen per 01-09-2007]

  • 1 De in artikel 56b bedoelde verplichting bestaat niet:

    • a. in geval van verkoop krachtens wetsbepaling of krachtens een bevel des rechters en van executoriale verkoop;

    • b. wanneer de verpachter overgaat tot vervreemding aan zijn echtgenoot of zijn geregistreerde partner, aan een bloed- of aanverwant in de rechte lijn of in de zijlijn tot in de tweede graad of aan een pleegkind;

    • c. in geval van een rechtshandeling die als een verdeling van een gemeenschap is aan te merken.

    • d. [Red: dit onderdeel is nog niet in werking getreden;]

    • e. na het einde van het pachtjaar waarin de pachter de leeftijd van vijfenzestig jaren heeft bereikt, met dien verstande dat de in artikel 56b bedoelde verplichting van de verpachter tegenover de pachter in elk geval blijft bestaan gedurende de termijn waarmee de pachtovereenkomst op grond van artikel 38a, tweede lid, is verlengd.

  • 2 Evenmin bestaat de in artikel 56b bedoelde verplichting, wanneer de grondkamer op verzoek van de verpachter heeft vastgesteld dat deze een ernstige reden heeft om de pachter niet in de gelegenheid te stellen eigenaar of beperkt gerechtigde te worden. Als ernstige reden wordt steeds beschouwd de omstandigheid dat de pachter een slecht landgebruiker is.

Artikel 56f

[Regeling vervallen per 01-09-2007]

  • 1 De in artikel 56b bedoelde verplichting bestaat niet, wanneer en voor zover het verpachte is gelegen in een geldend bestemmingsplan, waarbij daaraan een andere dan landbouwkundige bestemming is gegeven. Op verzoek van de verpachter verklaren burgemeester en wethouders schriftelijk, of in zulk een plan al dan niet een landbouwkundige bestemming aan het verpachte is gegeven.

  • 2 Evenmin bestaat de in artikel 56b bedoelde verplichting, wanneer de verpachter overgaat tot vervreemding van het verpachte aan een derde en de grondkamer, op gezamenlijk verzoek van de verpachter en die derde, heeft vastgesteld, dat aannemelijk is, dat de derde het verpachte voor andere dan landbouwkundige doeleinden zal gebruiken of doen gebruiken. Bij het verzoek wordt een verklaring overgelegd van burgemeester en wethouders, waaruit blijkt, dat die doeleinden niet in strijd zijn met een geldend of een in ontwerp ter inzage gelegd bestemmingsplan. Deze verklaring kan slechts worden afgegeven nadat Gedeputeerde Staten daartoe hun toestemming hebben gegeven.

  • 3 Indien de Staat, een provincie, een gemeente, een waterschap, een veenschap of een veenpolder de in het tweede lid bedoelde derde is, zijn slechts Gedeputeerde Staten bevoegd de in dat lid bedoelde verklaring af te geven.

  • 4 Het bevoegde college beslist binnen drie weken na de indiening van het verzoek, onderscheidenlijk binnen drie weken na de ontvangst van de toestemming van Gedeputeerde Staten. Indien burgemeester en wethouders binnen de gestelde termijn geen beslissing hebben genomen, kan de afgifte van de verklaring worden gevraagd aan Gedeputeerde Staten, die binnen zes weken nadien beslissen.

  • 5 De in dit artikel bedoelde verklaringen zijn slechts geldig gedurende zes maanden na de dagtekening daarvan, tenzij de verklaring zelf een kortere geldigheidsduur vermeldt.

  • 6 De verklaring, bedoeld in het derde lid, vermeldt tevens de datum van de terinzagelegging en de datum en wijze van bekendmaking daarvan, alsmede datum en nummer van de door Gedeputeerde Staten verleende toestemming.

  • 7 De grondkamer neemt een verklaring, waarin een of meer der in het vorige lid bedoelde gegevens ontbreken, niet in aanmerking.

  • 8 De in artikel 56b bedoelde verplichting bestaat evenmin, voor zover het verpachte is gelegen in een gebied waarvoor een structuurplan of een regionaal structuurplan geldt, dan wel een ontwerp van een zodanig plan ter inzage is gelegd en de verpachter ingevolge het bepaalde in de artikelen 2, 6, 10-24 en 27 van de Wet voorkeursrecht gemeenten overgaat tot de vervreemding van het verpachte aan de gemeente.

Artikel 56g

[Regeling vervallen per 01-09-2007]

De verpachter is verplicht om, alvorens tot openbare verkoop van het verpachte wordt overgegaan, behoudens in geval van executoriale verkoop, de pachter ten minste een maand voor de verkoop bij deurwaardersexploot of bij aangetekende brief daarvan kennis te geven.

Artikel 56h

[Regeling vervallen per 01-09-2007]

  • 1 De verpachter is aan de pachter een bedrag verschuldigd, gelijk aan de tussen partijen geldende jaarlijkse pachtprijs voor het verpachte, doch ten minste € 113,45;

    • a. indien hij het verpachte aan een derde vervreemdt zonder de krachtens artikel 56b, eerste lid, op hem rustende verplichting te hebben nagekomen;

    • b. indien hij in het geval, bedoeld in artikel 56d, tweede lid, het verpachte anders dan in het openbaar aan een derde vervreemdt tegen een lagere dan de in artikel 56 d, tweede lid bedoelde prijs.

  • 2 Hetzelfde bedrag is verschuldigd, indien de verpachter nalaat de krachtens artikel 56g op hem rustende verplichting na te komen, tenzij hij bewijst dat de pachter desondanks van de openbare verkoop op de hoogte was.

  • 3 Het recht van de pachter om volledige schadevergoeding te vorderen blijft onverlet.

  • 4 De rechtsvorderingen krachtens dit artikel verjaren door het verloop van twaalf jaren, te rekenen van de vervreemding aan een derde.

Artikel 56i

[Regeling vervallen per 01-09-2007]

  • 1 De pachter die van zijn recht van voorkeur gebruik heeft gemaakt en het uit dien hoofde verkregene binnen een periode van 10 jaar na die verkrijging deels of geheel vervreemdt, is aan de verpachter een vergoeding verschuldigd als bedoeld in het tweede tot en met vierde lid.

  • 2 De vergoeding bedraagt het verschil tussen de prijs die door de pachter is betaald voor het verkregene en de waarde daarvan in pachtvrije staat ten tijde van de verkrijging.

  • 3 Indien de waarde in pachtvrije staat ten tijde van de vervreemding door de pachter lager is dan de waarde in pachtvrije staat ten tijde van de verkrijging, bedraagt in afwijking van het tweede lid de vergoeding het verschil tussen de prijs die door de pachter is betaald voor het verkregene en de waarde daarvan in pachtvrije staat ten tijde van de vervreemding.

  • 4 De in het tweede en derde lid bedoelde vergoeding neemt telkens af met ééntiende deel voor elk jaar dat verstreken is gerekend van de verkrijging door de pachter af en vermindert voorts naar evenredigheid indien sprake is van vervreemding van een deel van het object.

  • 5 Het bepaalde in het eerste lid is niet van toepassing:

    • a. indien de vervreemding plaatsvindt aan de echtgenoot of geregistreerde partner van de pachter, aan één of meer van zijn bloed- of aanverwanten in de rechte lijn, aan één of meer van zijn pleegkinderen of aan één of meer van de medepachters, met dien verstande dat indien zij binnen de in het eerste lid bedoelde periode tot gehele of gedeeltelijke vervreemding van het object overgaan, zij de in het eerste lid bedoelde vergoeding verschuldigd zijn;

    • b. indien de vervreemding plaatsvindt door één of meer van de bloed- of aanverwanten in de rechte lijn van de pachter of door één of meer van diens pleegkinderen aan één of meer van hun bloedverwanten in de rechte lijn of pleegkinderen, met dien verstande dat indien laatstgenoemden binnen de in het eerste lid bedoelde periode tot gehele of gedeeltelijke vervreemding van het object overgaan, zij de in het eerste lid bedoelde vergoeding verschuldigd zijn.

  • 6 Voor de toepassing van dit artikel wordt onder vervreemding mede verstaan: elke overeenkomst of andere rechtshandeling in welke vorm en onder welke benaming ook aangegaan of verricht, strekkende tot het anderszins overgaan van het verkregene, waarvan moet worden aangenomen dat zij niet zou zijn aangegaan of zou zijn verricht indien de in het eerste lid bedoelde vergoeding niet zou zijn verschuldigd.

§ 10. Bepalingen van algemene aard

[Regeling vervallen per 01-09-2007]

Artikel 57

[Regeling vervallen per 01-09-2007]

Alleen van de bepalingen van de artikelen 15, 19, 20, 21, 22, 23, 24, 25, tweede lid, 26 eerste lid, 27 eerste lid, en 30 eerste en tweede lid, en 56i kan bij overeenkomst worden afgeweken.

Artikel 58

[Regeling vervallen per 01-09-2007]

  • 1 De bepalingen van de artikelen 2-15, 18, 19, 30, derde lid, 31, 33, 36-49a , 54, tweede tot en met het twaalfde lid, en 56a-56i zijn niet van toepassing op pachtovereenkomsten betreffende los land, hetwelk niet groter is dan één hectare.

  • 2 De grondkamer is bevoegd hetzij voor haar gehele ressort, hetzij voor een gedeelte daarvan, bij besluit voor een bepaalde tak van bodemcultuur de in het vorige lid genoemde oppervlakte te verlagen, doch niet tot minder dan 50 are. De besluiten van de grondkamer worden in de Nederlandse Staatscourant bekendgemaakt.

  • 3 Dit besluit behoeft de goedkeuring van Onze Minister.

  • 4 Overeenkomsten, in welke vorm en onder welke benaming ook aangegaan welke tot gevolg hebben dat door de ene partij aan de andere partij, - daaronder begrepen natuurlijke of rechtspersonen die in een samenwerkingsverband een landbouwbedrijf uitoefenen - tegen voldoening van een tegenprestatie los land in gebruik wordt gegeven ter uitoefening van de landbouw, gelden voor de toepassing van dit artikel als één overeenkomst. Voor de toepassing van dit artikel worden mede als één overeenkomst in aanmerking genomen die overeenkomsten waarvan op grond van feiten en omstandigheden moet worden aangenomen dat zij niet of voor een andere oppervlakte gesloten zouden zijn indien de oppervlaktegrenzen als bedoeld in dit artikel niet zouden zijn gesteld.

Artikel 59

[Regeling vervallen per 01-09-2007]

  • 1 De bepalingen van deze wet vinden overeenkomstige toepassing op overeenkomsten, waardoor of krachtens welke tegen een vergoeding ineens of in termijnen zakelijke genotsrechten voor 25 jaar of korter, dan wel voor onbepaalde tijd op hoeven of los land worden gevestigd. In geval van zakelijke genotsrechten voor onbepaalde tijd blijft de overeenkomstige toepassing van bepalingen van deze wet beperkt tot 25 jaar na de vestiging.

  • 2 De bepalingen, die voor het zakelijke genotsrecht gelden, vinden slechts toepassing, voorzover zij niet in strijd zijn met dwingende bepalingen van deze wet.

Artikel 60

[Regeling vervallen per 01-09-2007]

Alle kosten, vallende op een openbare verpachting, verpachting bij inschrijving daaronder begrepen, komen ten laste van de verpachter.

Artikel 61

[Regeling vervallen per 01-09-2007]

In een pachtovereenkomst, aangegaan onder de voorwaarde, dat de overeenkomst door de grondkamer geheel of ten dele ongewijzigd zal worden goedgekeurd, wordt deze voorwaarde voor niet geschreven gehouden.

§ 11. Bijzondere bepalingen met betrekking tot verpachting door openbare lichamen

[Regeling vervallen per 01-09-2007]

Artikel 62

[Regeling vervallen per 01-09-2007]

Indien het Rijk, een provincie, een gemeente, een rechtspersoonlijkheid bezittend lichaam als bedoeld in de Wet gemeenschappelijke regelingen, een waterschap, een veenschap of een veenpolder aan hun in eigendom toebehorende hoeven of los land een bestemming heeft gegeven voor niet tot de landbouw betrekkelijke doeleinden van openbaar nut, kunnen zij aan de grondkamer verzoeken goed te keuren, dat bij verpachting van zulke hoeven of zodanig los land in de overeenkomst een of meer van de volgende bedingen zullen worden opgenomen:

  • a. dat de overeenkomst in afwijking van het bepaalde in artikel 12, eerste lid, tweede zin, geldt voor de overeengekomen tijd;

  • b. dat de verlenging niet zal plaats hebben, indien en voorzover de verpachter in de kennisgeving, bedoeld in artikel 36, tweede lid, aan de pachter heeft medegedeeld, dat de verlenging met de bestemming van het verpachte onverenigbaar is;

  • c. dat de pachter niet bevoegd zal zijn aan de grondkamer machtiging te vragen bestemming, inrichting of gedaante van het gepachte te veranderen;

  • d. dat de overeenkomst door de verpachter te allen tijde kan worden beëindigd, indien en voorzover de bestemming de beëindiging naar zijn oordeel noodzakelijk maakt.

Artikel 63

[Regeling vervallen per 01-09-2007]

De grondkamer onderzoekt uitsluitend of de bestemming het beding redelijkerwijs noodzakelijk kan maken. Zij treedt niet in een beoordeling dezer bestemming.

Artikel 64

[Regeling vervallen per 01-09-2007]

  • 1 In geval de pachtovereenkomst niet wordt verlengd op grond van het beding, genoemd in artikel 62 onder b, heeft de pachter geen recht op schadeloosstelling.

  • 2 In geval van beëindiging op grond van het beding, genoemd in artikel 62, onder d, heeft de pachter recht op schadeloosstelling over de tijd, welke hij bij niet-beëindiging ingevolge de pachtovereenkomst nog op het gepachte had kunnen blijven.

  • 3 Bij gedeeltelijke beëindiging is de pachter bevoegd de pachtovereenkomst ook voor het overige te beëindigen. Hij geeft hiervan bij aangetekende brief kennis aan de verpachter binnen een maand na de beëindiging, bedoeld in artikel 62 onder d.

Hoofdstuk II. Bepalingen van bijzondere aard

[Regeling vervallen per 01-09-2007]

§ 1. Zetboeren

[Regeling vervallen per 01-09-2007]

Artikel 65

[Regeling vervallen per 01-09-2007]

  • 1 Het aanstellen of het aangesteld houden van een zetboer behoeft de voorafgaande goedkeuring van de grondkamer.

  • 2 Onder zetboer wordt verstaan degene, aan wie de exploitatie van een hoeve of los land door de eigenaar of rechthebbende is overgedragen en die daarbij een belangrijke invloed op de leiding van het bedrijf heeft verkregen en als tegenprestatie een vergoeding ontvangt.

  • 3 De grondkamer keurt de aanstelling van de zetboer slechts goed, indien daarvoor bijzondere redenen aanwezig zijn. Zij treedt niet in een beoordeling van de voorwaarden der aanstelling.

§ 2. Pachtovereenkomsten betreffende de naweide

[Regeling vervallen per 01-09-2007]

Artikel 69

[Regeling vervallen per 01-09-2007]

  • 1 Een pachtovereenkomst betreffende de naweide van een perceel geldt voor de nog lopende duur van het weideseizoen of voor een zoveel kortere duur, als door partijen is overeengekomen.

  • 2 De grondkamer kan met betrekking tot de naweide bij besluit algemene voorschriften vaststellen.

Artikel 70

[Regeling vervallen per 01-09-2007]

Het besluit, bedoeld in artikel 69, behoeft de goedkeuring van Onze Minister en wordt in de Staatscourant bekendgemaakt.

§ 3. Bijzondere bepalingen met betrekking tot verpachtingen binnen reservaten

[Regeling vervallen per 01-09-2007]

Artikel 70a

[Regeling vervallen per 01-09-2007]

In deze paragraaf wordt verstaan onder "reservaat" een gebied waar de eigendom dan wel de erfpacht van landbouwgronden door de Staat of bij koninklijk besluit aangewezen particuliere terreinbeherende natuurbeschermingsorganisaties is verworven en waar een beheer gevoerd kan worden gericht op doeleinden van natuur- en landschapsbehoud anders dan door middel van een daartoe te sluiten overeenkomst betreffende het richten van de bedrijfsvoering van agrarische bedrijven op doeleinden van natuur- en landschapsbehoud.

Artikel 70b

[Regeling vervallen per 01-09-2007]

  • 1 In een pachtovereenkomst met betrekking tot een hoeve of los land gelegen in een reservaat, kunnen een of meer verplichtingen worden opgenomen welke ten doel hebben de opzet en de bedrijfsvoering te richten op het behoud van natuur en landschap.

  • 2 Niet als buitensporige verplichtingen als bedoeld in artikel 5, eerste lid, onderdeel b, worden die verplichtingen aangemerkt:

    • a. die deel uitmaken van een pachtovereenkomst gesloten met betrekking tot door de Staat of een bij koninklijk besluit aangewezen particuliere terreinbeherende natuurbeschermingsorganisatie in eigendom dan wel erfpacht verworven percelen, gelegen in een reservaat,

    • b. die gewenst zijn in verband met de instandhouding of ontwikkeling van de op het land aanwezige waarden van natuur en landschap en

    • c. waarvoor bij de overeenkomst een vergoeding wordt bedongen.

Artikel 70c

[Regeling vervallen per 01-09-2007]

Indien toepassing is gegeven aan artikel 70b geldt, in afwijking in zoverre van het bepaalde in artikel 12, de pachtovereenkomst voor zowel een hoeve als los land voor de duur van zes jaren.

Artikel 70d

[Regeling vervallen per 01-09-2007]

  • 1 Indien toepassing is gegeven aan artikel 70b zijn, onverminderd het bepaalde in het derde, vierde en vijfde lid, de artikelen 36 tot en met 49a en 54 niet van toepassing en wordt de pachtovereenkomst telkens van rechtswege met zes jaren verlengd.

  • 2 Verlenging vindt niet plaats wanneer een van de partijen uiterlijk zes maanden voor het einde van de lopende pachtovereenkomst aan de wederpartij bij deurwaardersexploot of bij aangetekende brief heeft kennis gegeven dat zij verlenging niet of niet onder dezelfde voorwaarden wenst.

  • 3 De pachter kan binnen een maand na ontvangst van een kennisgeving als bedoeld in het tweede lid, aan de pachtkamer verzoeken de pachtovereenkomst te verlengen.

  • 4 De pachtkamer beslist op een verzoek om verlenging naar billijkheid, met inachtneming evenwel van een overeenkomstige toepassing van het bepaalde in de artikelen 37, 38a, eerste lid, 39 en 40, 42, 45 en 47. Voorts wijst de pachtkamer het verzoek af indien de verpachter met betrekking tot de instandhouding of ontwikkeling van de op het land aanwezige waarden van natuur en landschap een zodanig beheer wil voeren, dat verdere verpachting hiermee niet in overeenstemming te brengen is.

  • 5 Indien de pachtovereenkomst op grond van een verzoek als bedoeld in het derde lid met zes jaren is verlengd, is voor verdere verlenging het bepaalde in het tweede en derde lid van overeenkomstige toepassing.

Artikel 70e

[Regeling vervallen per 01-09-2007]

In afwijking in zoverre van artikel 33, tweede lid, herziet de grondkamer de in het eerste lid van dat artikel bedoelde bepalingen, indien dit gewenst is met het oog op de instandhouding of ontwikkeling van de op het land aanwezige waarden van natuur en landschap.

§ 4. Bijzondere kortdurende pacht

[Regeling vervallen per 01-09-2007]

Artikel 70f

[Regeling vervallen per 01-09-2007]

  • 1 De bepalingen van de artikelen 2, tweede lid, 3-8, 12-15, 18, 19, 36-49a, 54, en 56a-56i zijn niet van toepassing op pachtovereenkomsten betreffende los land:

    • a. waarvan partijen dat in de pachtovereenkomst hebben bepaald;

    • b. die zijn aangegaan voor één- of tweejarige teelten voor de duur van ten hoogste één onderscheidenlijk twee jaar;

    • c. die zijn aangegaan voor teelten waarvoor vruchtwisseling noodzakelijk is, en

    • d. waarbij overigens is voldaan aan het bepaalde in het tweede en derde lid.

  • 2 De pachtovereenkomst als bedoeld in het eerste lid wordt door een der partijen ter registratie aan de grondkamer gezonden.

  • 3 De inzending ter registratie dient binnen twee maanden nadat de pachtovereenkomst is aangegaan te hebben plaatsgevonden. Op de inzending is het bepaalde in artikel 88, eerste en tweede lid, van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat daarbij een kadastrale kaart dient te zijn gevoegd waarop het gepachte is aangegeven, zulks met vermelding van de oppervlakte per kadastrale aanduiding; voorts zijn de artikelen 92 en 103 van overeenkomstige toepassing.

  • 4 Indien de verpachter ten behoeve van een onderverpachting overeenkomstig het bepaalde in het eerste lid de in artikel 32 bedoelde toestemming niet verleend, kan de pachter de grondkamer machtiging vragen tot de gewenste onderverpachting over te gaan. De grondkamer verleent deze machtiging, wanneer door de onderverpachting het algemeen landbouwbelang gediend wordt en geen redelijk belang van de verpachter zich daartegen verzet. De grondkamer kan aan de machtiging voorwaarden verbinden of daarbij een last opleggen en kan daarbij op verzoek van de verpachter de tegenprestatie in afwijking van de regelen als bedoeld in artikel 3, eerste lid, herzien, indien de bij de onderverpachting overeengekomen tegenprestatie daartoe aanleiding geeft.

  • 5 De bepalingen van de artikelen 3, 4, 5, eerste lid, onderdelen a, c en d, 12-15, 18 , 19, eerste tot en met vierde lid, 36-49a, 54, 56a-56i en 71, eerste lid, zijn evenmin dan wel niet van toepassing op pachtovereenkomsten betreffende los land:

    • a. waarvan partijen dat in de pachtovereenkomst hebben bepaald;

    • b. die zijn aangegaan voor een langere duur dan één jaar, doch voor ten hoogste een duur van twaalf jaren, en

    • c. waarbij overigens wordt voldaan aan het bepaalde in het zesde en zevende lid.

  • 6 Pachtovereenkomsten als bedoeld in het vijfde lid kunnen door eenzelfde verpachter terzake van hetzelfde los land slechts worden aangegaan voor een aaneengesloten periode die ten hoogste twaalf jaren mag bedragen.

  • 7 Bij een pachtovereenkomst als bedoeld in het vijfde lid dient een kadastrale kaart te zijn gevoegd waarop het gepachte is aangegeven, zulks met vermelding van de oppervlakte per kadastrale aanduiding.

  • 8 Van hetzelfde los land is sprake voor zover de kadastrale aanduidingen van dat los land overeenstemmen met, dan wel betrekking hebben op die van los land dat voorwerp was van een eerder afgesloten pachtovereenkomst vallend onder het vijfde lid.

  • 9 De grondkamer maakt van haar in artikel 6 bedoelde bevoegdheid tot wijziging van de pachtovereenkomst slechts gebruik indien daardoor sprake blijft van een pachtovereenkomst als bedoeld in het vijfde lid.

  • 10 Bij algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald dat op pachtovereenkomsten als bedoeld in het vijfde lid tevens de artikelen 3, 4, 5, eerste lid, onderdeel a, 13 tot en met 15, 18, 19, eerste tot en met vierde lid, en 71, eerste lid, van toepassing zijn. De algemene maatregel van bestuur treedt niet eerder in werking dan acht weken na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin hij is geplaatst. Van de plaatsing wordt onverwijld mededeling gedaan aan de beide kamers der Staten-Generaal.

Artikel 70g

[Regeling vervallen per 01-09-2007]

  • 1 Een overeenkomst als bedoeld in artikel 70f gaat niet van rechtswege teniet door de dood van de verpachter of van de pachter.

  • 2 Na de dood van de pachter zet onderscheidenlijk zetten diens echtgenoot of geregistreerde partner, een of meer van diens bloed- of aanverwanten in de rechte lijn, een of meer van diens pleegkinderen of iedere medepachter of onderpachter een pachtovereenkomst als bedoeld in artikel 70f voort, tenzij de verpachter na het overlijden van de pachter schriftelijk wordt medegedeeld dat daarvan wordt afgezien.

  • 3 Een mededeling als bedoeld in het tweede lid geschiedt:

    • a. binnen één maand na het overlijden van de pachter voor zover het een overeenkomst als bedoeld in artikel 70f, eerste lid, betreft en

    • b. binnen 3 maanden na het overlijden van de pachter voor zover het een overeenkomst als bedoeld in artikel 70f, vijfde lid, betreft.

Hoofdstuk III. Verbodsbepalingen

[Regeling vervallen per 01-09-2007]

Artikel 71

[Regeling vervallen per 01-09-2007]

  • 1 Een beding waarin een verpachter, indien de grondkamer onderscheidenlijk de Centrale Grondkamer de pachtovereenkomst of een overeenkomst tot wijziging van een pachtovereenkomst heeft vastgesteld, een hogere tegenprestatie bedingt dan ingevolge deze wet is geoorloofd, is nietig. Onder de tegenprestatie worden prestaties, bedongen of genoten krachtens andere met de pachtovereenkomst verband houdende overeenkomsten, mede begrepen.

  • 2 Een beding in een overeenkomst tussen een afgaande en een opgaande pachter, verband houdende met de overgang van het bedrijf, waarin meer is bedongen dan een redelijke vergoeding voor de verrichte prestatie, is nietig.

  • 3 Een beding in een overeenkomst van het verlenen van bemiddeling of andere diensten bij het sluiten van een pachtovereenkomst tot wijziging van een pachtovereenkomst waarin meer is bedongen dan een redelijke vergoeding, is nietig.

Hoofdstuk IV. Samenstelling en werkwijze van de grondkamers en van de Centrale Grondkamer

[Regeling vervallen per 01-09-2007]

§ 1. De grondkamers en de Centrale Grondkamer

[Regeling vervallen per 01-09-2007]

Artikel 72

[Regeling vervallen per 01-09-2007]

Er zijn grondkamers, waarvan het rechtsgebied en de standplaats door Ons worden aangewezen.

Artikel 73

[Regeling vervallen per 01-09-2007]

  • 1 De grondkamer bestaat uit een voorzitter en ten minste vier en ten hoogste twaalf leden. Zij wordt bijgestaan door een secretaris.

  • 2 Er kunnen een plaatsvervangende voorzitter, plaatsvervangende leden en een of meer plaatsvervangende secretarissen worden benoemd.

  • 3 Bij verhindering of ontstentenis van de voorzitter of van de plaatsvervangende voorzitter treedt het oudste lid als waarnemend voorzitter op.

Artikel 74

[Regeling vervallen per 01-09-2007]

  • 1 Wij benoemen en ontslaan de voorzitter, de plaatsvervangende voorzitter, de leden, de secretaris alsmede de plaatsvervangende leden en de plaatsvervangende secretarissen.

  • 2 De leden en de plaatsvervangende leden worden benoemd voor de tijd van vijf jaren. Zij zijn bij hun aftreden weder benoembaar. Op eigen verzoek kunnen zij door Ons worden ontslagen.

  • 3 Voor de benoeming van een lid of van een plaatsvervangend lid maken Gedeputeerde Staten een aanbeveling op.

  • 4 Bij de benoeming van de leden en de plaatsvervangende leden dragen Wij zorg, dat in de grondkamer noch het belang der pachters, noch dat der verpachters overheerst.

  • 5 De in het eerste lid bedoelde personen worden voor de aanvang hunner bediening beëdigd.

  • 6 Bij het bereiken van de ouderdom van zeventig jaren wordt aan de voorzitter, de plaatsvervangende voorzitter, de leden en plaatsvervangende leden ontslag verleend met ingang van de eerstvolgende maand.

Artikel 75

[Regeling vervallen per 01-09-2007]

De secretaris en de plaatsvervangende secretaris moeten aan een universiteit dan wel de Open Universiteit waarop de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek betrekking heeft, hebben verkregen het doctoraat in de rechtsgeleerdheid of het recht om de titel meester te voeren, mits dit doctoraat of dit recht verkregen is op grond van het afleggen van een examen in het Nederlands burgerlijk recht, handelsrecht, staatsrecht en strafrecht.

Artikel 76

[Regeling vervallen per 01-09-2007]

  • 1 Onverminderd hetgeen elders is bepaald, worden de voorzitter, de plaatsvervangende voorzitter, de leden, de plaatsvervangende leden, de secretaris en de plaatsvervangende secretarissen ontslagen:

    • a. bij gebleken ongeschiktheid door ouderdom, door aanhoudende lichaamsziekte of tengevolge van zielsziekte;

    • b. wanneer zij onder curatele zijn gesteld.

  • 2 Onverminderd hetgeen elders is bepaald, kunnen de in het vorige lid genoemde personen worden ontslagen:

    • a. bij overtreding van het bepaalde in de artikelen 77 en 78;

    • b. wanneer zij in staat van faillissement zijn verklaard, ten aanzien van hen de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen van toepassing is verklaard, zij surséance van betaling hebben verkregen of wegens schulden zijn gegijzeld.

  • 3 Alvorens het ontslag op grond van het in de voorgaande leden bepaalde wordt verleend, wordt de betrokkene gehoord.

  • 4 Wanneer zich een van de omstandigheden voordoet, als bedoeld in het tweede lid, zijn Onze Ministers van Justitie en van Landbouw, Visserij en Voedselvoorziening bevoegd de betrokkene in de uitoefening van zijn ambt terstond te schorsen; de schorsing mag een termijn van drie maanden niet overschrijden. Op deze termijn is de Algemene termijnenwet niet van toepassing.

  • 5 Wanneer tijdens de in het vierde lid bedoelde schorsing het besluit tot ontslag wordt genomen, blijft de schorsing van kracht tot het tijdstip, waarop het ontslag ingaat.

Artikel 77

[Regeling vervallen per 01-09-2007]

  • 1 De voorzitter, de plaatsvervangende voorzitter, de leden, de plaatsvervangende leden, de secretaris en de plaatsvervangende secretarissen zijn verplicht het geheim te bewaren omtrent hetgeen hun als zodanig bekend wordt.

  • 2 Zij mogen zich noch direct, noch indirect in enig bijzonder onderhoud of gesprek inlaten met partijen of derzelver raadslieden, noch enige bijzondere onderrichting, memorie of schrifturen aannemen over enige aangelegenheid, welke aanhangig is of waarvan zij weten of vermoeden, dat deze aanhangig zal worden bij de grondkamer, waartoe zij behoren.

Artikel 78

[Regeling vervallen per 01-09-2007]

  • 1 Het is de voorzitter en de secretaris verboden zich te belasten met de consultatie omtrent en de verdediging van zaken, welke bij enige grondkamer of pachtkamer, bij de Centrale Grondkamer of bij de pachtkamer van het gerechtshof te Arnhem aanhangig zijn, of waarvan zij weten of vermoeden, dat deze daarbij aanhangig zullen worden.

  • 2 Het is de plaatsvervangende voorzitter, de plaatsvervangende secretaris, de leden en de plaatsvervangende leden verboden zich te belasten met de consultatie omtrent en de verdediging van zaken, welke aanhangig zijn of waarvan zij weten of vermoeden, dat deze aanhangig zullen worden bij de grondkamer, waartoe zij behoren, of bij de Centrale Grondkamer, in het laatste geval voorzover het betreft zaken, aan de behandeling waarvan zij in de grondkamer hebben deelgenomen.

Artikel 79

[Regeling vervallen per 01-09-2007]

  • 1 De grondkamer houdt zitting en beslist met de voorzitter en twee leden.

  • 2 Beschikkingen van de grondkamer, genomen met een ander aantal personen dan in het vorige lid is vermeld, zijn nietig.

Artikel 80

[Regeling vervallen per 01-09-2007]

  • 1 De voorzitter en de secretaris genieten een bezoldiging, welke bij algemene maatregel van bestuur wordt vastgesteld. Zij genieten voorts een vergoeding voor reis- en verblijfkosten volgens bij algemene maatregel van bestuur te stellen regelen.

  • 2 De plaatsvervangende voorzitter, de leden, de plaatsvervangende leden en de plaatsvervangende secretarissen genieten een vergoeding voor reis- en verblijfkosten en verdere vergoedingen volgens bij algemene maatregel van bestuur te stellen regelen.

Artikel 81

[Regeling vervallen per 01-09-2007]

Er is een Centrale Grondkamer, gevestigd te Arnhem.

Artikel 82

[Regeling vervallen per 01-09-2007]

De tot de rechterlijke macht behorende leden, de deskundige leden en de plaatsvervangende deskundige leden van de pachtkamer van het gerechtshof te Arnhem zijn van rechtswege tevens lid, onderscheidenlijk plaatsvervangend lid van de Centrale Grondkamer.

Artikel 83

[Regeling vervallen per 01-09-2007]

  • 1 Wij benoemen en ontslaan de griffier van de Centrale Grondkamer.

  • 2 Wij kunnen een of meer plaatsvervangende griffiers benoemen.

Artikel 84

[Regeling vervallen per 01-09-2007]

  • 1 De Centrale Grondkamer houdt zitting en beslist met drie tot de rechterlijke macht behorende leden en twee niet tot de rechterlijke macht behorende deskundige leden.

  • 2 Een der tot de rechterlijke macht behorende leden treedt op als voorzitter.

  • 3 Beschikkingen van de Centrale Grondkamer, genomen met een ander aantal personen dan in het eerste lid is vermeld, zijn nietig.

Artikel 85

[Regeling vervallen per 01-09-2007]

Het bepaalde in de artikelen 77 en 78 vindt ten aanzien van de leden, de plaatsvervangende leden, de griffier en de plaatsvervangende griffier van de Centrale Grondkamer overeenkomstige toepassing.

Artikel 86

[Regeling vervallen per 01-09-2007]

  • 1 De griffier geniet een bezoldiging, welke bij algemene maatregel van bestuur wordt vastgesteld; hij geniet voorts een vergoeding voor reis- en verblijfkosten volgens bij algemene maatregel van bestuur te stellen regelen.

  • 2 De leden, de plaatsvervangende leden en de plaatsvervangende griffier van de Centrale Grondkamer genieten een vergoeding voor reis- en verblijfkosten en verdere vergoedingen volgens bij algemene maatregel van bestuur te stellen regelen.

Artikel 87

[Regeling vervallen per 01-09-2007]

Bij algemene maatregel van bestuur worden nadere voorschriften gegeven ter uitvoering van het bepaalde in deze paragraaf alsmede omtrent de werkwijze van de grondkamers en de Centrale Grondkamer.

§ 2. Verzoeken aan de grondkamer

[Regeling vervallen per 01-09-2007]

Afdeling 1. De indiening

[Regeling vervallen per 01-09-2007]

Artikel 88

[Regeling vervallen per 01-09-2007]

  • 1 Het verzoek tot goedkeuring van een pachtovereenkomst en van een overeenkomst tot wijziging of beëindiging van een pachtovereenkomst geschiedt door indiening bij de grondkamer van een door partijen ondertekende akte of een notarieel afschrift, met zoveel ongetekende afschriften als er meer dan twee partijen bij de overeenkomst zijn betrokken.

  • 2 Aan het hoofd van de akte worden de namen, voornamen en woonplaatsen der partijen vermeld, voorzover deze niet in de overeenkomst zijn opgenomen. Het gepachte moet met de kadastrale aanduiding zijn aangeduid.

  • 3 Indien de goedkeuring van de pachtovereenkomst of van de overeenkomst tot wijziging van een pachtovereenkomst wordt verlangd op grond van het bepaalde in artikel 7, derde lid, wordt tevens de beschikking van de grondkamer, waarbij de ontwerp-overeenkomst werd goedgekeurd, vermeld.

Artikel 89

[Regeling vervallen per 01-09-2007]

Het verzoek tot goedkeuring van een ontwerp-pachtovereenkomst of van een ontwerp-overeenkomst tot wijziging van een pachtovereenkomst wordt ingediend bij de grondkamer. Het moet zijn ondertekend door degenen, die in de ontwerp-overeenkomst als partijen zijn genoemd of hun gemachtigden. Daarbij wordt overgelegd een ongetekend exemplaar van de ontwerp-overeenkomst, vermeerderd met zovele ongetekende exemplaren als er verzoekers zijn. Het verpachte moet met de kadastrale aanduiding zijn aangeduid.

Artikel 90

[Regeling vervallen per 01-09-2007]

  • 1 De verzoeken, bedoeld in de artikelen 12, derde lid, 13, derde lid, 19, eerste lid, 29, tweede lid, 30, derde lid, 33, eerste lid, 56c, eerste lid, 56e, tweede lid en 56f, tweede lid, vinden plaats door indiening van een verzoekschrift bij de grondkamer met zoveel afschriften als er wederpartijen bij de overeenkomst of belanghebbenden zijn.

  • 2 Het verzoekschrift vermeldt de naam, de voornamen en de woonplaats van de verzoeker, de naam en de woonplaats van de wederpartij of van de belanghebbenden, zo deze er zijn, voorts de gronden, waarop het verzoek steunt, en de gevraagde beslissing.

Artikel 91

[Regeling vervallen per 01-09-2007]

  • 1 De verzoeken, bedoeld in de artikelen 60, 62 en 65, eerste lid, worden gedaan bij een verzoekschrift, dat bij de grondkamer wordt ingediend.

  • 2 Het verzoekschrift vermeldt de naam, de voornamen en de woonplaats van de verzoeker, voorts de gronden, waarop het verzoek steunt en de gevraagde beslissing.

Artikel 92

[Regeling vervallen per 01-09-2007]

  • 1 De in deze afdeling bedoelde verzoeken moeten worden ingediend bij de grondkamer, binnen welker rechtsgebied de onroerende zaak of het grootste gedeelte daarvan is gelegen. Indien het een hoeve betreft, wordt het verzoek ingediend bij de grondkamer, binnen welker rechtsgebied het hoofdgebouw, tot de hoeve behorend, gelegen is.

  • 2 Indien de grondkamer van oordeel is, dat een verzoek ten onrechte bij haar is ingediend, verwijst zij het verzoek naar de grondkamer, die naar haar oordeel bevoegd is het verzoek te behandelen.

Afdeling 2. Het onderzoek

[Regeling vervallen per 01-09-2007]

Artikel 93

[Regeling vervallen per 01-09-2007]

  • 1 De grondkamer kan een onderzoek naar aanleiding van het bij haar ingediende verzoek gelasten. Zij zal hiermede belasten een of meer leden of een of meer door haar aan te wijzen deskundigen. Deze aanwijzing geschiedt in het algemeen, dan wel voor een bepaald geval.

  • 2 Aan de deskundige wordt door de voorzitter van de grondkamer een vergoeding toegekend op de voet van het bij en krachtens de Wet tarieven in burgerlijke zaken bepaalde.

  • 3 Binnen een maand na het gelasten van het onderzoek doet de grondkamer daarvan mededeling aan de verzoeker en de bij de overeenkomst of ontwerp-overeenkomst betrokken partijen onder vermelding van de plaats waar en het tijdstip waarop het onderzoek wordt gehouden.

Artikel 94

[Regeling vervallen per 01-09-2007]

  • 1 De verzoeker en de bij de overeenkomst of ontwerp-overeenkomst betrokken partijen of belanghebbenden zijn verplicht aan degene, aan wie het onderzoek is opgedragen, desgevraagd de ter uitvoering van zijn opdracht nodige inlichtingen te verstrekken.

  • 2 Degene, aan wie het onderzoek is opgedragen, is bevoegd de onroerende zaak, waarop het verzoek betrekking heeft, te betreden. Zo nodig verschaffen zij zich de toegang met behulp van de sterke arm.

  • 3 De uitkomsten van het onderzoek worden neergelegd in een rapport, hetwelk wordt ondertekend door degene, die met het onderzoek werd belast.

Afdeling 3. De behandeling

[Regeling vervallen per 01-09-2007]

Artikel 95

[Regeling vervallen per 01-09-2007]

  • 1 Indien de grondkamer een pachtovereenkomst of een overeenkomst tot wijziging of beëindiging van een pachtovereenkomst niet aanstonds kan goedkeuren, deelt zij aan partijen haar bezwaren mede en geeft zij aan of, en zo ja, op welke wijze deze kunnen worden opgeheven.

  • 2 Indien een onderzoek door een harer leden of door een deskundige heeft plaats gehad, zendt de grondkamer aan partijen, tegelijk met de mededeling van haar bezwaren, een afschrift van het rapport van het onderzoek toe.

  • 3 De in het vorige lid bedoelde mededeling vermeldt de termijn, binnen welke partijen schriftelijke opmerkingen aan de grondkamer kunnen inzenden en een mondelinge behandeling kunnen verzoeken.

  • 4 Indien de partijen toestemmen in de wijzigingen, welke door de grondkamer als voorwaarde voor het verlenen van haar goedkeuring aan de overeenkomst worden gesteld, legt de grondkamer deze vast in een akte, welke door partijen wordt ondertekend en voor dezen bindend is.

  • 5 Indien de partijen de door de grondkamer nodig geoordeelde wijzigingen niet overnemen, wijzigt de grondkamer de overeenkomst, of, indien zij oordeelt, dat door wijziging haar in het eerste lid bedoelde bezwaren niet kunnen worden opgeheven, vernietigt zij haar.

Artikel 96

[Regeling vervallen per 01-09-2007]

  • 1 Indien de grondkamer een ontwerp-pachtovereenkomst of een ontwerp-overeenkomst tot wijziging van een pachtovereenkomst niet aanstonds kan goedkeuren, deelt zij aan de personen, die in de ontwerp-overeenkomst als partijen zijn genoemd, haar bezwaren mede en geeft zij aan of, en zo ja, op welke wijze deze kunnen worden opgeheven.

  • 2 Het bepaalde in het tweede en derde lid van het voorgaande artikel is van overeenkomstige toepassing.

  • 3 Indien de grondkamer de ontwerp-overeenkomst goedkeurt, wordt de goedkeuring niet op de ontwerp-akte gesteld, doch bij een afzonderlijke beschikking verleend.

  • 4 Indien de grondkamer de ontwerp-overeenkomst niet kan goedkeuren en zij van oordeel is, dat haar bezwaren door wijziging van de ontwerp-overeenkomst kunnen worden opgeheven, vermeldt zij deze wijzigingen in haar beschikking.

Artikel 97

[Regeling vervallen per 01-09-2007]

  • 1 Indien bij een beslissing op een verzoek in andere dan de in de artikelen 95 en 96 bedoelde gevallen naar het oordeel van de grondkamer behalve de verzoeker ook anderen belang hebben, deelt de grondkamer, onder gelijktijdige kennisgeving van de eventuele bezwaren, aan de verzoeker en de andere belanghebbenden mede, binnen welke termijn zij schriftelijke opmerkingen aan de grondkamer kunnen inzenden en een mondelinge behandeling kunnen verzoeken.

  • 2 Indien een onderzoek door een harer leden of door een deskundige heeft plaats gehad, zendt de grondkamer aan de verzoeker en de andere belanghebbenden, tegelijk met haar mededeling, een afschrift van het rapport van het onderzoek toe.

Artikel 98

[Regeling vervallen per 01-09-2007]

  • 1 Indien bij een beslissing op een verzoek in andere dan de in de artikelen 95 en 96 bedoelde gevallen naar het oordeel van de grondkamer uitsluitend de verzoeker belang heeft en de grondkamer het verzoek niet aanstonds kan toewijzen, is de grondkamer bevoegd - en op een daartoe strekkend verzoek verplicht - een mondelinge behandeling van het bij haar ingediende verzoek te doen plaats hebben op een door haar te bepalen zitting.

  • 2 Indien een onderzoek door een harer leden of door een deskundige heeft plaats gehad, zendt de grondkamer aan de verzoeker, tegelijk met haar oproep voor de mondelinge behandeling, een afschrift van het rapport van het onderzoek toe.

Artikel 99

[Regeling vervallen per 01-09-2007]

De secretaris maakt een verslag van hetgeen bij de mondelinge behandeling voorvalt met vermelding van de zakelijke inhoud der afgelegde verklaringen. Het verslag wordt door de voorzitter en de secretaris vastgesteld en ondertekend. Desverlangd ontvangen partijen daarvan afschrift.

Artikel 100

[Regeling vervallen per 01-09-2007]

  • 1 De partijen bij de overeenkomst en de verzoeker kunnen zich doen bijstaan of vertegenwoordigen.

  • 2 De partijen bij de overeenkomst en de verzoeker kunnen getuigen ter zitting meebrengen.

Artikel 101

[Regeling vervallen per 01-09-2007]

  • 1 De partijen bij de overeenkomst en de verzoeker kunnen met machtiging van de grondkamer bij deurwaardersexploot getuigen oproepen om aldaar te verschijnen.

  • 2 Ieder, die bij deurwaardersexploot is opgeroepen om als getuige ter zitting te verschijnen, is verplicht aan die oproeping gehoor te geven.

  • 3 De grondkamer kan bevelen, dat getuigen, die, hoewel bij deurwaardersexploot opgeroepen, niet zijn verschenen, door de openbare macht voor haar worden gebracht.

  • 4 De ingevolge artikel 100 ter zitting meegebrachte getuigen worden gehoord, indien en voorzover de grondkamer hun verhoor dienstig oordeelt.

  • 7 Getuigen ontvangen desverlangende ten laste van degene, die hen heeft voorgebracht, schadevergoeding, door de voorzitter te begroten overeenkomstig het bij en krachtens de Wet tarieven in burgerlijke zaken bepaalde.

Artikel 102

[Regeling vervallen per 01-09-2007]

Bij de behandeling van een verzoek tot goedkeuring van een ontwerp-pachtovereenkomst of van een ontwerp-overeenkomst tot wijziging van een pachtovereenkomst vinden de artikelen 99-101 overeenkomstige toepassing.

Artikel 103

[Regeling vervallen per 01-09-2007]

Indien de grondkamer de pachtovereenkomst of de overeenkomst tot wijziging of beëindiging van de pachtovereenkomst ongewijzigd goedkeurt, zendt de secretaris aan ieder der partijen een exemplaar of een afschrift van de overeenkomst, waarop de beslissing, welke de grondkamer heeft genomen, is aangetekend.

Artikel 104

[Regeling vervallen per 01-09-2007]

  • 1 De beschikkingen van de grondkamer zijn met redenen omkleed, met uitzondering van de beschikkingen die overeenkomstig het bepaalde in artikel 103 zijn genomen.

  • 2 Een expeditie van de beschikking wordt aan de bij de overeenkomst of ontwerp-overeenkomst betrokken partijen of belanghebbenden alsmede aan de verzoeker toegezonden. De dag van verzending wordt op de expeditie aangetekend.

Artikel 105

[Regeling vervallen per 01-09-2007]

De voorzitter en de leden van de grondkamers alsmede hun plaatsvervangers kunnen worden gewraakt op de wijze en in de gevallen, als omschreven in de vierde afdeling van de eerste titel van het eerste boek van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, met dien verstande, dat het onderzoek van de redenen van wraking en het beslissen over de wraking geschiedt door de grondkamer.

Afdeling 4. De behandeling in hoger beroep

[Regeling vervallen per 01-09-2007]

Artikel 106

[Regeling vervallen per 01-09-2007]

  • 1 Van de beschikkingen van de grondkamer staat, behoudens het in het derde lid bepaalde, aan partijen, belanghebbenden, alsmede aan de verzoeker binnen een maand, nadat de beschikking aan hen is verzonden, beroep open op de Centrale Grondkamer.

  • 2 De wederpartij kan van haar kant incidenteel beroep instellen, zelfs na verloop van de in het vorige lid bedoelde termijn en na berusting in de beschikking. Het incidenteel beroep wordt op straffe van niet-ontvankelijkheid ingesteld bij het schriftelijk antwoord. De afstand van het principaal beroep doet het ingestelde incidenteel beroep niet vervallen.

  • 3 Geen beroep kan door de pachter of door de verpachter worden ingesteld, indien de pachtovereenkomst of een overeenkomst tot wijziging van een pachtovereenkomst dan wel het ontwerp van een dezer overeenkomsten ongewijzigd wordt goedgekeurd; geen beroep kan door de pachter worden ingesteld, indien de wijziging door de grondkamer ingevolge het bepaalde in artikel 6 betrekking heeft op verlaging van de overeengekomen pachtprijs; geen beroep kan door de verpachter worden ingesteld, indien bedoelde wijziging betrekking heeft op een verlaging van de overeengekomen pachtprijs met minder dan 10 percent.

Artikel 107

[Regeling vervallen per 01-09-2007]

  • 1 Het beroep wordt ingesteld door indiening van een beroepschrift bij de Centrale Grondkamer. Bij het beroepschrift wordt een expeditie van de beroepen beschikking gevoegd.

  • 2 Het beroepschrift bevat een opgave van de naam, de voornamen en de woonplaats van de verzoeker, van de naam en de woonplaats van de wederpartij of belanghebbende, zo deze er is, voorts de bezwaren tegen de beschikking, waarvan beroep, en de gevraagde beslissing.

  • 3 Bij het beroepschrift worden zoveel afschriften gevoegd als er wederpartijen of belanghebbenden zijn.

  • 4 Indien het beroep betreft een ter goedkeuring ingezonden overeenkomst, als bedoeld in artikel 2, of een ontwerp-pachtovereenkomst of een ontwerp-overeenkomst tot wijziging van een pachtovereenkomst, worden bij het beroepschrift de daartoe bij de grondkamer ingediende bescheiden mede overgelegd.

  • 5 De griffier zendt een afschrift van het beroepschrift onverwijld aan elk der wederpartijen of belanghebbenden, zo deze er zijn, toe en voegt daarbij een kennisgeving, vermeldende de tijd binnen welke een schriftelijk antwoord kan worden ingezonden.

  • 6 Het beroepschrift wordt mondeling ter zitting behandeld, indien de Centrale Grondkamer dit nodig oordeelt, dan wel een der partijen of belanghebbenden dit verzoekt. Overigens vinden de bepalingen van Afdeling 2 en van Afdeling 3 overeenkomstige toepassing.

Artikel 108

[Regeling vervallen per 01-09-2007]

  • 1 De Centrale Grondkamer bevestigt of vernietigt de beschikking waartegen hoger beroep is ingesteld.

  • 2 Bij vernietiging der beschikking doet de Centrale Grondkamer hetgeen de grondkamer had behoren te doen, tenzij zij reden mocht vinden de zaak naar de grondkamer terug te wijzen.

Artikel 109

[Regeling vervallen per 01-09-2007]

  • 1 De secretaris van de grondkamer zendt desgevraagd de stukken van de eerste aanleg of afschriften daarvan aan de griffier van de Centrale Grondkamer.

  • 2 De griffier van de Centrale Grondkamer zendt afschrift van de beschikkingen van de Centrale Grondkamer aan de grondkamer, van welker beschikking beroep is ingesteld.

Artikel 110

[Regeling vervallen per 01-09-2007]

  • 1 Onze Minister kan beroep van een beschikking van de grondkamer instellen.

  • 2 Het beroep kan slechts worden ingesteld na verloop van de termijn, genoemd in artikel 106, eerste lid.

  • 3 Vernietiging van de beschikking van de grondkamer op dit beroep brengt geen nadeel toe aan de rechten, bij de beschikking verkregen.

§ 3. Competentie-geschillen

[Regeling vervallen per 01-09-2007]

Artikel 111

[Regeling vervallen per 01-09-2007]

Competentie-geschillen tussen grondkamers worden door de Centrale Grondkamer beslist.

§ 4. Algemene bepalingen

[Regeling vervallen per 01-09-2007]

Artikel 112

[Regeling vervallen per 01-09-2007]

Bij algemene maatregel van bestuur worden regelen gesteld betreffende de wijze waarop de kennisgevingen en de toezending van stukken door de secretaris van de grondkamer en door de griffier van de Centrale Grondkamer geschieden.

Artikel 112a

[Regeling vervallen per 01-09-2007]

  • 1 De grondkamer binnen welk rechtsgebied als bedoeld in artikel 72 een waterschap geheel of gedeeltelijk is gelegen verstrekt op verzoek van dit waterschap de gegevens die deze, voorzover bij de grondkamer voorhanden, nodig heeft in verband met het bijhouden van het register, bedoeld in artikel 29 van de Waterschapswet.

  • 2 Omtrent de wijze van het verzoek en de wijze van gegevensverstrekking, bedoeld in het eerste lid, kunnen bij algemene maatregel van bestuur regelen worden gesteld.

Artikel 113

[Regeling vervallen per 01-09-2007]

  • 1 Bij algemene maatregel van bestuur wordt een tarief vastgesteld van de door de grondkamers en de Centrale Grondkamer voor haar verrichtingen te heffen kosten.

  • 2 Ten aanzien van de invordering van deze kosten zijn de artikelen 22 en 23 van de Wet tarieven in burgerlijke zaken van overeenkomstige toepassing, met dien verstande, dat het dwangbevel wordt uitgevaardigd door de voorzitter van de grondkamer, onderscheidenlijk van de Centrale Grondkamer, en dat het terstond uitvoerbaar is.

§ 5. Bijzondere processuele bepaling

[Regeling vervallen per 01-09-2007]

Artikel 114

[Regeling vervallen per 01-09-2007]

Indien binnen de in de wet gestelde termijn een verzoek is ingediend of een vordering is ingesteld bij de pachtkamer van de rechtbank en deze beslist, dat zij niet bevoegd is daarvan kennis te nemen, kan het verzoek, indien de grondkamer bevoegd is daarvan kennis te nemen en een wettelijke termijn, binnen welke het verzoek bij de grondkamer moet worden ingediend, niet meer kan worden in acht genomen, niettemin nog binnen een maand na de beslissing van de pachtkamer bij de grondkamer worden ingediend. Hetzelfde geldt, indien een dergelijke beslissing door de pachtkamer van het gerechtshof te Arnhem wordt bevestigd dan wel door haar de pachtkamer bij de rechtbank alsnog niet bevoegd wordt verklaard van het verzoek of van de vordering kennis te nemen.

Hoofdstuk V. Samenstelling en bevoegdheden van de pachtkamers en behandeling van pachtzaken

[Regeling vervallen per 01-09-2007]

§ 1. De pachtkamers

[Regeling vervallen per 01-09-2007]

Artikel 116

[Regeling vervallen per 01-09-2007]

  • 2 Om te kunnen worden benoemd tot lid of plaatsvervangend lid van de pachtkamer moet men Nederlander zijn en de ouderdom van vijf en twintig jaren hebben bereikt.

  • 3 De leden en de plaatsvervangende leden worden voor de tijd van vijf jaren benoemd. Zij zijn bij hun aftreden weder benoembaar. Zij worden op eigen verzoek bij koninklijk besluit ontslagen.

  • 4 Bij de benoeming van de leden en van de plaatsvervangende leden dragen Wij zorg, dat in de pachtkamer noch het belang der pachters, noch dat der verpachters overheerst.

  • 5 De leden en de plaatsvervangende leden worden voor de aanvang hunner bediening beëdigd.

  • 6 Met ingang van de eerste dag van de maand volgende op die waarin een lid of een plaatsvervangend lid van de pachtkamer de leeftijd van zeventig jaren heeft bereikt, wordt aan hem bij koninklijk besluit ontslag verleend.

Artikel 118

[Regeling vervallen per 01-09-2007]

Het in de artikelen 46c, 46d, 46f, 46g, eerste en tweede lid, 46i, met uitzondering van het eerste lid, onderdeel c, 46j, 46l, eerste en derde lid, 46m, 46o en 46p, eerste tot en met het vijfde lid, van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren voor de leden van de rechterlijke macht bepaalde is van toepassing ten aanzien van de deskundige leden van de pachtkamers van de rechtbanken en hun plaatsvervangers.

Artikel 121

[Regeling vervallen per 01-09-2007]

De president van de rechtbank is bevoegd op de vordering van de voorzitter van de pachtkamer of op de vordering van het openbaar ministerie aan de leden en de plaatsvervangende leden van de pachtkamer, die de waardigheid van hun ambt, hun ambtsbezigheden of ambtsplichten verwaarlozen, of die zich schuldig maken aan de overtreding, bedoeld in artikel 123, de nodige waarschuwing te doen, na hen in de gelegenheid te hebben gesteld om te worden gehoord.

Artikel 124

[Regeling vervallen per 01-09-2007]

De leden en de plaatsvervangende leden van de pachtkamers genieten vergoeding voor reis- en verblijfkosten en verdere vergoeding volgens bij algemene maatregel van bestuur te stellen regelen.

Artikel 125

[Regeling vervallen per 01-09-2007]

  • 1 De deskundige leden van de pachtkamer van het gerechtshof te Arnhem, bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Wet op de rechterlijk organisatie en hun plaatsvervangers worden benoemd bij koninklijk besluit op voordracht van Onze Minister van Justitie. Zij worden genoemd raad, onderscheidenlijk plaatsvervangende raad in de pachtkamer van het gerechtshof.

  • 2 Om te kunnen worden benoemd tot raad of plaatsvervangende raad in de pachtkamer van het gerechtshof moet men Nederlander zijn en de ouderdom van dertig jaren hebben bereikt.

  • 3 Het bepaalde in de artikelen 116, derde, vierde, vijfde en zesde lid, 118, 121 en 124 is van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat bij de toepassing van artikel 121 de president van het gerechtshof te Arnhem bevoegd is de nodige waarschuwing te doen.

Artikel 127

[Regeling vervallen per 01-09-2007]

Bij algemene maatregel van bestuur worden voorschriften gegeven ter uitvoering van het bepaalde in deze paragraaf.

§ 2. De bevoegdheid van de pachtkamers

[Regeling vervallen per 01-09-2007]

Artikel 128

[Regeling vervallen per 01-09-2007]

De pachtkamers van de rechtbank behandelen en beslissen alle zaken betrekkelijk tot:

  • a. een pachtovereenkomst;

  • b. een overeenkomst tot wijziging of beëindiging van een pachtovereenkomst;

  • c. een overeenkomst tot het aangaan van een pachtovereenkomst;

  • d. een overeenkomst, waarbij persoonlijke zekerheid wordt gesteld voor de nakoming van een pachtovereenkomst;

  • e. de overeenkomsten, genoemd in het tweede hoofdstuk van deze wet;

  • f. een overeenkomst tussen afgaande en opkomende pachters, verband houdende met de overgang van het bedrijf.

Artikel 129

[Regeling vervallen per 01-09-2007]

De pachtkamers van de rechtbank behandelen en beslissen voorts vorderingen tot:

  • a. ontruiming van het gepachte door de pachter of de gewezen pachter;

  • b. opeising van het verpachte van de pachter of de gewezen pachter;

  • c. schadevergoeding of betaling van het bedrag, bedoeld in de artikelen 44, eerste en derde lid, en 51, derde lid;

  • d. terugvordering van teveel betaalde pacht;

  • e. vergoeding van schade wegens onrechtmatig gebruik van het gepachte, nadat de pachtovereenkomst is geëindigd.

Artikel 130

[Regeling vervallen per 01-09-2007]

  • 1 Ook in reconventie kan de pachtkamer slechts kennis nemen van de vorderingen, bedoeld in de artikelen 128 en 129.

  • 2 Ook in reconventie kan slechts de pachtkamer kennis nemen van de vorderingen, bedoeld in de artikelen 128 en 129.

Artikel 132

[Regeling vervallen per 01-09-2007]

Van de vonnissen en beschikkingen van de pachtkamers van de rechtbanken staat, tenzij de vordering niet meer beloopt dan € 1750, beroep open op de pachtkamer van het gerechtshof te Arnhem.

Artikel 133

[Regeling vervallen per 01-09-2007]

  • 1 De advocaat-generaal bij het gerechtshof te Arnhem kan beroep instellen van een vonnis of beschikking van de pachtkamer bij de rechtbank.

  • 2 Het beroep kan slechts worden ingesteld na verloop van de termijn, genoemd in de artikelen 142 en 151, eerste lid.

  • 3 Vernietiging van de beslissing van de pachtkamer op dit beroep brengt geen nadeel toe aan de rechten, door partijen verkregen.

Artikel 134

[Regeling vervallen per 01-09-2007]

De vonnissen en beschikkingen van de pachtkamers van de rechtbanken, de beschikkingen van haar voorzitter en de arresten en beschikkingen van de pachtkamer van het gerechtshof zijn niet vatbaar voor cassatie.

Artikel 135

[Regeling vervallen per 01-09-2007]

De pachtkamer van het gerechtshof neemt kennis van alle jurisdictie-geschillen tussen de pachtkamers van de rechtbanken.

§ 3. De behandeling van de gedingen

[Regeling vervallen per 01-09-2007]

Artikel 136

[Regeling vervallen per 01-09-2007]

De behandeling van de zaken, bedoeld in de artikelen 128 en 129, geschiedt overeenkomstig de gewone regelen, voorzover daarvan niet bij de navolgende artikelen is afgeweken.

Artikel 139

[Regeling vervallen per 01-09-2007]

De pachtkamer van de rechtbank treedt in alle opzichten in de plaats van de kantonrechter, behoudens in de gevallen, voorzien bij de artikelen 117, 230, derde lid, 177, eerste lid, 180, vijfde lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.

Artikel 140

[Regeling vervallen per 01-09-2007]

Onverminderd het met betrekking tot gerechtelijke plaatsopneming en bezichtiging in het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering bepaalde, is de pachtkamer bevoegd, zo vaak zulks haar nodig voorkomt, in elke stand van de procedure, de staat van de onroerende zaak door een of meer harer leden te doen opnemen, mits de griffier hiervan ten minste twee dagen voor de opneming aan partijen heeft kennis gegeven. Van de opneming wordt proces-verbaal opgemaakt.

Artikel 141

[Regeling vervallen per 01-09-2007]

De leden van de pachtkamers en hun plaatsvervangers alsmede de raden in de pachtkamer van het gerechtshof te Arnhem en hun plaatsvervangers kunnen worden gewraakt op de wijze en in de gevallen, als omschreven in de vierde afdeling van de eerste titel van het eerste boek van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, met dien verstande, dat het onderzoek van de redenen van wraking en het beslissen over de wraking geschiedt door de pachtkamer.

Artikel 142

[Regeling vervallen per 01-09-2007]

De termijn van hoger beroep van vonnissen bedraagt een maand na de dag van de uitspraak.

Artikel 142a

[Regeling vervallen per 01-09-2007]

De pachtkamer van het gerechtshof te Arnhem is bevoegd, indien zij een verschijning van partijen of een getuigenverhoor heeft bevolen, te bepalen dat deze verschijning of dit verhoor zal plaatshebben voor één lid van het gerechtshof en één raad.

Artikel 143

[Regeling vervallen per 01-09-2007]

De pachtkamer van het gerechtshof te Arnhem kan de kosten van een plaatsopneming geheel of ten dele ten laste van de Staat brengen.

Artikel 144

[Regeling vervallen per 01-09-2007]

  • 1 Met betrekking tot de schriftelijke vastlegging van pachtovereenkomsten of van overeenkomsten tot wijziging of beëindiging van pachtovereenkomsten gelden de volgende bepalingen.

  • 2 De griffier van de pachtkamer van de rechtbank zendt binnen veertien dagen na de uitspraak van het vonnis, waarbij de overeenkomst schriftelijk wordt vastgelegd, drie gewaarmerkte afschriften van het vonnis aan de bevoegde grondkamer.

  • 3 De griffier van de pachtkamer van het gerechtshof te Arnhem geeft onverwijld aan de grondkamer kennis van een ingesteld beroep. De grondkamer houdt alsdan de behandeling aan, totdat omtrent de uitslag van het beroep bericht is ontvangen.

  • 4 Indien de pachtkamer van het gerechtshof in afwijking van de beslissing van de pachtkamer van de rechtbank de overeenkomst niet vastlegt, dan wel niet tot een andere beslissing dan de eerste rechter komt, geeft de griffier daarvan onverwijld kennis aan de bevoegde grondkamer.

  • 5 Indien de pachtkamer van het gerechtshof te Arnhem, in afwijking van de beslissing van de pachtkamer van de rechtbank, de overeenkomst vastlegt, dan wel de overeenkomst anders vastlegt, zendt de griffier van de pachtkamer van het gerechtshof binnen veertien dagen na de uitspraak van het vonnis drie gewaarmerkte afschriften van het vonnis aan de bevoegde grondkamer.

Artikel 145

[Regeling vervallen per 01-09-2007]

De pachtkamers van de rechtbanken en de pachtkamer van het gerechtshof te Arnhem zijn verplicht aan letteren requisitoriaal ten dienste der justitie wettig gevolg te geven.

§ 4. De behandeling van verzoekschriften buiten eigenlijk rechtsgeding

[Regeling vervallen per 01-09-2007]

Artikel 146

[Regeling vervallen per 01-09-2007]

  • 1 Het door de verzoeker of diens gemachtigde ondertekend verzoekschrift bevat een opgave van de naam, de voornamen en de woonplaats van de verzoeker, van de naam en de woonplaats der wederpartij, voorts de gronden, waarop het verzoek steunt en de gevraagde beslissing.

  • 2 Bij het verzoekschrift worden gevoegd zoveel afschriften als er verweerders bij het verzoek betrokken zijn.

  • 3 Het verzoekschrift wordt ingediend ter griffie van de rechtbank, binnen welks rechtsgebied het gepachte of het grootste gedeelte daarvan is gelegen. Indien het een hoeve betreft, wordt het verzoekschrift ingediend ter griffie van de rechtbank, binnen welks rechtsgebied het hoofdgebouw, tot de hoeve behorend, gelegen is.

  • 4 Indien de pachtkamer van een rechtbank van oordeel is, dat een verzoekschrift ten onrechte bij haar is ingediend, verwijst zij het verzoek naar de pachtkamer van de rechtbank, die naar haar oordeel bevoegd is het verzoek te behandelen.

Artikel 147

[Regeling vervallen per 01-09-2007]

  • 1 De griffier tekent op het verzoekschrift de dag van ontvangst aan en zendt onverwijld bij aangetekende brief met bericht van ontvangst een afschrift van het verzoekschrift aan de wederpartij toe. Daarbij wordt gevoegd een kennisgeving, vermeldende de tijd, binnen welke een verweerschrift kan worden ingediend.

  • 2 Het verweerschrift wordt met zoveel afschriften ingezonden als er verzoekers zijn. Aan iedere verzoeker wordt door de griffier onverwijld een afschrift bij aangetekende brief met bericht van ontvangst toegezonden.

  • 3 De rechter kan een mondelinge behandeling bevelen.

  • 4 De griffier geeft onverwijld bij aangetekende brief met bericht van ontvangst aan partijen kennis van de dag der behandeling.

Artikel 148

[Regeling vervallen per 01-09-2007]

  • 1 Ook buiten eigenlijk rechtsgeding kan de pachtkamer zodanige personen oproepen en, al of niet na beëdiging, als getuigen horen of doen horen, als zij te harer voorlichting nodig acht. De personen zijn verplicht te verschijnen en de gevorderde voorlichting te verlenen. Zij worden opgeroepen bij aangetekende brief.

  • 2 Ook buiten eigenlijk rechtsgeding is de pachtkamer bevoegd plaatsen te bezichtigen en aldaar getuigen te horen. Zij kan bedoelde handelingen ook doen verrichten door de kantonrechter of door één of meer harer leden, vergezeld door de griffier.

Artikel 149

[Regeling vervallen per 01-09-2007]

  • 1 De beschikking is met redenen omkleed.

  • 2 De griffier zendt bij aangetekende brief een afschrift van de beschikking aan partijen. Voor dit afschrift is geen griffierecht verschuldigd.

Artikel 150

[Regeling vervallen per 01-09-2007]

Bij de behandeling van verzoekschriften vindt het bepaalde in de artikelen 140 en 141 overeenkomstige toepassing.

Artikel 151

[Regeling vervallen per 01-09-2007]

  • 1 Het hoger beroep van beschikkingen moet worden ingesteld binnen een maand na de dag van verzending van het afschrift, bedoeld in artikel 149, tweede lid.

  • 2 De verweerder kan van zijn kant incidenteel beroep instellen, zelfs na verloop van de in het vorige lid bedoelde termijn en na berusting in de beschikking. Het incidenteel beroep wordt op straffe van verval, ingesteld bij het verweerschrift. De afstand van het principaal beroep doet het ingestelde incidenteel beroep niet vervallen.

  • 3 Indien een partij gedurende de termijn van het hoger beroep overlijdt, kunnen haar erfgenamen of rechtverkrijgenden nog beroep instellen binnen een maand na het overlijden of, indien zij gebruik maken van het recht van beraad, binnen een maand na afloop van de daarvoor gestelde termijn.

Artikel 152

[Regeling vervallen per 01-09-2007]

  • 1 Het beroepschrift wordt door tussenkomst van een procureur ingediend, bevat een duidelijke conclusie en is met redenen omkleed. Bij het beroepschrift wordt een afschrift van de aangevallen beschikking gevoegd.

  • 2 Overigens zijn op het beroepschrift en de behandeling in beroep artikel 142a en de artikelen 146-150 van overeenkomstige toepassing.

Artikel 153

[Regeling vervallen per 01-09-2007]

Indien bij een pachtkamer meer dan één verzoekschrift als bedoeld in artikel 36, derde lid, onderscheidenlijk artikel 70d, derde lid, is ingediend, kan de rechter ambtshalve de gezamenlijke behandeling der zaken gelasten.

§ 5. Bijzondere processuele bepaling

[Regeling vervallen per 01-09-2007]

Artikel 154

[Regeling vervallen per 01-09-2007]

Indien binnen de in de wet gestelde termijn een verzoek is ingediend bij de grondkamer en deze beslist, dat zij niet bevoegd is daarvan kennis te nemen, kan het verzoek, indien de pachtkamer van de rechtbank bevoegd is daarvan kennis te nemen en een wettelijke termijn, binnen welke het verzoek bij de pachtkamer moet worden ingediend of de vordering moet worden ingesteld, niet meer kan worden in acht genomen, niettemin nog binnen een maand na de beslissing van de grondkamer bij de pachtkamer worden ingediend of kan de vordering binnen dezelfde termijn worden ingesteld. Hetzelfde geldt, indien een dergelijke beslissing door de Centrale Grondkamer wordt bevestigd dan wel door haar de grondkamer alsnog niet bevoegd wordt verklaard van het verzoek kennis te nemen.

Hoofdstuk VII. Overgangs- en slotbepalingen

[Regeling vervallen per 01-09-2007]

§ 1. Overgangsbepalingen

[Regeling vervallen per 01-09-2007]

Artikel 157

[Regeling vervallen per 01-09-2007]

De rechten en verplichtingen, voortspruitende uit pachtovereenkomsten, welke van kracht zijn op het tijdstip van het in werking treden van deze wet, worden, te rekenen van dat tijdstip, doch alleen voor het vervolg, beheerst door de bepalingen van deze wet.

Artikel 158

[Regeling vervallen per 01-09-2007]

Na 1 januari 1936 aangegane pachtovereenkomsten, welke bij het in werking treden van deze wet nog van kracht zijn en nog niet op grond van de Pachtwet 1937 of het Pachtbesluit zijn goedgekeurd, moeten binnen een jaar na het in werking treden van deze wet aan de grondkamer ter goedkeuring worden ingezonden.

Artikel 159

[Regeling vervallen per 01-09-2007]

Het bepaalde in artikel 9, eerste lid, wordt op de in het vorige artikel bedoelde overeenkomsten eerst van toepassing een jaar na het in werking treden van deze wet.

Artikel 160

[Regeling vervallen per 01-09-2007]

Pachtovereenkomsten, vóór het in werking treden van deze wet aangegaan, waarbij niet een bepaalde datum van beëindiging is vastgesteld, gelden voor de duur van twaalf jaren voor een hoeve en van zes jaren voor los land, met dien verstande, dat de jaren, gedurende welke de pachtovereenkomst vóór het in werking treden van deze wet bestaan heeft, voor de berekening van die duur medetellen tot een maximum van tien, onderscheidenlijk vier jaren.

Artikel 161

[Regeling vervallen per 01-09-2007]

Een vóór 23 mei 1941 rechtsgeldig gemaakt beding, waarbij de geldelijke lasten, welke de verpachter door publiekrechtelijke lichamen zijn of zullen worden opgelegd, geheel of ten dele ten laste van de pachter gebracht worden, blijft van kracht ten belope van ten hoogste het bedrag der geldelijke lasten, welke gedurende het jaar 1940 op het verpachte drukten.

Artikel 162

[Regeling vervallen per 01-09-2007]

Met betrekking tot pachtovereenkomsten welke van kracht zijn op het tijdstip van het in werking treden van deze wet, kan de ontheffing, bedoeld in artikel 29, tweede lid, gedurende een jaar na het in werking treden der wet gevraagd worden.

Artikel 163

[Regeling vervallen per 01-09-2007]

Op verzoeken tot verlenging van een pachtovereenkomst, overeenkomstig artikel 30, eerste lid, van het Pachtbesluit ingediend, welke bij het in werking treden van deze wet aanhangig zijn, wordt beschikt overeenkomstig het bepaalde in de artikelen 38-48.

Artikel 164

[Regeling vervallen per 01-09-2007]

  • 1 Indien vóór het in werking treden van deze wet niet een verzoek tot verlenging overeenkomstig artikel 30, eerste lid, van het Pachtbesluit is ingediend, kan, in afwijking van het bepaalde in artikel 36 van deze wet, een pachtovereenkomst, welke door het verstrijken van de termijn binnen twee jaren na het in werking treden van deze wet eindigt, slechts worden verlengd op verzoek van de pachter, gedaan ten minste één jaar voor het einde van de lopende pachtovereenkomst. In bijzondere gevallen kan ook een verzoek, dat na dit tijdstip is gedaan, in behandeling worden genomen.

  • 2 Op een verzoek, als bedoeld in het vorige lid, wordt beschikt overeenkomstig het bepaalde in de artikelen 38-48.

Artikel 165

[Regeling vervallen per 01-09-2007]

Het bepaalde in artikel 37 vindt geen toepassing, indien vóór het in werking treden van deze wet een pachtovereenkomst voor een kortere duur dan de in artikel 12, eerste lid, tweede zin, vermelde duur is aangegaan en de goedkeuring van de Grondkamer ten aanzien van deze duur is verkregen.

Artikel 166

[Regeling vervallen per 01-09-2007]

De gevolgen, welke het overlijden van de pachter ten aanzien van de pachtovereenkomst heeft, worden geregeld door het recht, geldende ten tijde van het overlijden.

Artikel 167

[Regeling vervallen per 01-09-2007]

De leden en plaatsvervangende leden van de pachtkamers van de kantongerechten, alsmede de raden en plaatsvervangende raden van de pachtkamer in het gerechtshof te Arnhem blijven in functie voor de tijd, voor welke zij zijn benoemd.

Artikel 168

[Regeling vervallen per 01-09-2007]

  • 1 De secretarissen van de in het Pachtbesluit bedoelde Grondkamers, die niet voldoen aan de in artikel 75 vermelde eisen, kunnen bij de in deze wet bedoelde grondkamers tot secretaris of plaatsvervangend secretaris worden benoemd.

  • 2 De tijd, doorgebracht in dienst van de Grondkamers, bedoeld in het Pachtbesluit, kan op de voet van artikel 40 der Pensioenwet 1922 (Stb. 240) voor pensioen worden ingekocht, mits die tijd al dan niet in vereniging met andere tijd, genoemd in artikel 56 van die wet, ten minste twee jaren zonder wezenlijke onderbreking, als bedoeld in eerstgenoemd artikel, heeft geduurd, of onmiddellijk, althans zonder wezenlijke onderbreking als vorenbedoeld, door dienst als ambtenaar in de zin van genoemde wet is gevolgd. Het verzoek tot inkoop dient door hem, die op de datum van het in werking treden van deze wet reeds ambtenaar is in de zin der Pensioenwet 1922 (Stb. 240) binnen zes maanden na dat tijdstip bij de Pensioenraad te worden ingediend en door hem, die na dat tijdstip de hoedanigheid van ambtenaar in die zin verkrijgt, binnen zes maanden na de datum van ingang van zijn ambtenaarschap.

Artikel 169

[Regeling vervallen per 01-09-2007]

De rechten en verplichtingen van de in het Pachtbesluit bedoelde Grondkamers gaan over op het Rijk.

Artikel 170

[Regeling vervallen per 01-09-2007]

Op de bij het in werking treden van deze wet bij de pachtkamers van de rechtbank en bij de pachtkamer van het gerechtshof te Arnhem aanhangige zaken blijven, ten aanzien van de bevoegdheid en van de rechtsvordering, zowel in eerste aanleg als in hoger beroep, de regelen van toepassing, geldende ten tijde van de indiening van het inleidende verzoekschrift.

Artikel 171

[Regeling vervallen per 01-09-2007]

  • 1 De bij het in werking treden van deze wet bij de in het Pachtbesluit bedoelde Grondkamers en bij de Centrale Grondkamer aanhangige zaken zijn met ingang van dit tijdstip van rechtswege aanhangig bij de volgens deze wet bevoegde grondkamers en bij de Centrale Grondkamer in de staat, waarin zij zich alsdan bevinden.

  • 2 Op deze zaken blijven, ten aanzien van de bevoegdheid en van de behandeling, zowel in eerste aanleg als in hoger beroep, de regelen van toepassing, geldende ten tijde van het inleidende verzoekschrift.

Artikel 172

[Regeling vervallen per 01-09-2007]

Op rechtsgedingen, welke bij het in werking treden van deze wet bij een andere rechter dan de in pachtzaken bevoegde rechter aanhangig zijn en welke na dit in werking treden tot de kennisneming van de pachtkamer zouden staan, blijven, ten aanzien van de rechterlijke bevoegdheid en van de rechtsvordering zowel in eerste aanleg als in verdere instantie de regelen van toepassing, geldende ten tijde der inleidende dagvaarding.

Artikel 173

[Regeling vervallen per 01-09-2007]

Indien in een onteigeningsprocedure de dagvaarding is uitgebracht vóór het in werking treden van deze wet, beslist de rechter ten aanzien van de schadeloosstelling van de pachter volgens het recht zoals dit luidt op het tijdstip van het vonnis, bedoeld in artikel 37, tweede lid van de Onteigeningswet.

§ 2. Wijzigingen in de bestaande wetten

[Regeling vervallen per 01-09-2007]

Artikel 174

[Regeling vervallen per 01-09-2007]

[Red: Bevat wijzigingen in andere regelgeving.]

Artikel 175

[Regeling vervallen per 01-09-2007]

[Red: Bevat wijzigingen in andere regelgeving.]

Artikel 176

[Regeling vervallen per 01-09-2007]

[Red: Bevat wijzigingen in andere regelgeving.]

Artikel 177

[Regeling vervallen per 01-09-2007]

[Red: Bevat wijzigingen in andere regelgeving.]

Artikel 178

[Regeling vervallen per 01-09-2007]

[Red: Bevat wijzigingen in andere regelgeving.]

Artikel 179

[Regeling vervallen per 01-09-2007]

[Red: Bevat wijzigingen in andere regelgeving.]

Artikel 180

[Regeling vervallen per 01-09-2007]

[Red: Bevat wijzigingen in andere regelgeving.]

Artikel 181

[Regeling vervallen per 01-09-2007]

[Red: Bevat wijzigingen in andere regelgeving.]

Artikel 182

[Regeling vervallen per 01-09-2007]

[Red: Bevat wijzigingen in andere regelgeving.]

Artikel 183

[Regeling vervallen per 01-09-2007]

[Red: Bevat wijzigingen in andere regelgeving.]

Artikel 184

[Regeling vervallen per 01-09-2007]

[Red: Bevat wijzigingen in andere regelgeving.]

Artikel 185

[Regeling vervallen per 01-09-2007]

[Red: Bevat wijzigingen in andere regelgeving.]

Artikel 186

[Regeling vervallen per 01-09-2007]

[Red: Bevat wijzigingen in andere regelgeving.]

§ 3. Slotbepalingen

[Regeling vervallen per 01-09-2007]

Artikel 187

[Regeling vervallen per 01-09-2007]

Waar in andere wetten dan de in de artikelen 66-71 van de Pachtwet 1937 en de artikelen 175-178 van deze wet genoemde, en in andere algemeen verbindende voorschriften op 1 november 1938 sprake was van huur, verhuur, huren, verhuren, huurder, verhuurder, huurgelden, huurpenningen en andere soortgelijke woordverbindingen en daaronder op 1 november 1938, pacht, verpachting, pachten, enzovoorts, begrepen was, behouden deze uitdrukkingen ook na het in werking treden van deze wet haar ruime strekking.

Artikel 188

[Regeling vervallen per 01-09-2007]

De volgende bezettingsmaatregelen vervallen:

  • a. het Pachtbesluit (Verordeningenblad 1941, No. 215);

  • b. het Reglement voor de Grondkamers (Stcrt. 1942, 118);

  • c. het besluit van 30 oktober 1942 (Stcrt. 1942, 232);

  • d. de door de grondkamers vastgestelde bezettingsmaatregelen.

Artikel 189

[Regeling vervallen per 01-09-2007]

Ingetrokken worden:

Artikel 190

[Regeling vervallen per 01-09-2007]

Ingetrokken worden:

  • a. artikel 1 van de Wet van 28 juli 1924 (Stb. 375);

  • b. de Pachtregeling 1945 (Stb. F 279);

  • c. de Pachtvoorziening 1947 (Stb. H 142);

  • d. de Wet van 15 juli 1948 (Stb. I 295);

  • e. de Wet van 2 januari 1953 (Stb. 17).

Artikel 191

[Regeling vervallen per 01-09-2007]

Deze wet kan worden aangehaald onder de titel: Pachtwet.

Artikel 192

[Regeling vervallen per 01-09-2007]

  • 1 Deze wet treedt in werking op een door Ons te bepalen tijdstip.

  • 2 Dit tijdstip kan voor de artikelen 72-75 en 81-83 eerder worden gesteld dan voor de overige bepalingen dezer wet.

Lasten en bevelen, dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst, en dat alle Ministeriële Departementen, Autoriteiten, Colleges en Ambtenaren, wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven ten Paleize Soestdijk , 23 januari 1958

JULIANA.

De Minister van Justitie,

SAMKALDEN.

De Minister van Landbouw, Visserij en Voedselvoorziening,

A. VONDELING.

De Minister van Financiën,

HOFSTRA.

Uitgegeven de vierde februari 1958.

De Minister van Justitie,

SAMKALDEN.